ECLI:NL:RBOBR:2013:6861

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2013
Publicatiedatum
16 december 2013
Zaaknummer
SHE 13/3789
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het bestreden besluit inzake proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 oktober 2013 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schijndel. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarin geen proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase was toegekend. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en geoordeeld dat verweerder in de kosten van de bezwaarfase en de beroepsfase moet worden veroordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten voor de rechtsbijstand in de bezwaarfase op € 472,00 moeten worden vastgesteld, en dat verweerder ook het griffierecht van € 160,00 aan eiser moet vergoeden. De rechtbank heeft overwogen dat het bezwaarschrift niet als zeer licht kan worden gekwalificeerd en dat de behandeling van de zaak in de bezwaar- en beroepsprocedure gemiddeld van aard is. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 13/3789
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J. van Gemert),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schijndel, verweerder
(gemachtigde: R.J.J.H. Janssen en M.F.J. Pennings-van Balkum).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser op zijn verzoek informatie verstrekt op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 18 juli 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2013, waar eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigden van verweerder zijn verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de door eiser in bezwaar gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 472,00;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- veroordeelt verweerder in de door eiser in beroep gemaakte proceskosten, vastgesteld op
€ 472,00 ;
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht ter hoogte van € 160,00 aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1.
Verweerder heeft eiser bij het bestreden besluit alsnog de door hem gevraagde informatie verstrekt. Eiser is in beroep gekomen, omdat verweerder bij het bestreden besluit geen vergoeding heeft toegekend voor de in bezwaar gemaakte proceskosten. Eiser heeft hier in bezwaar wel om verzocht.
2.
Verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven dat bij het bestreden besluit is verzuimd in te gaan op het verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. Eisers beroep is al daarom gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, voor zover verweerder hierbij heeft nagelaten te beslissen op eisers verzoek om vergoeding van de door hem in bezwaar gemaakte proceskosten en zelf in de zaak voorzien door verweerder alsnog te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.
3.
De rechtbank volgt verweerder niet in zijn opvatting dat het bezwaarschrift als zeer licht moet worden gekwalificeerd, waarmee de proceskosten zouden moeten worden bepaald op 0,25 x € 472,00 = € 118,00. Het in bezwaar alsnog verstrekken van documenten kan niet anders worden aangemerkt dan als een openbaarmaking in de zin van de Wob. Het geschil was gelet hierop inhoudelijk van aard. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van een zaak in de bezwaar- en beroepsprocedure in beginsel hoort tot de categorie gemiddeld, tenzij er duidelijke redenen zijn hiervan af te wijken. Van dergelijke redenen is in de bezwaarfase van de onderhavige procedure niet gebleken (zie ook de uitspraak van
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ3975). De rechtbank stelt de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de bezwaarfase daarom vast op € 472,00 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, wegingsfactor 1, met een waarde per punt van € 472,00).
4.
De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak treedt in de plaats van het te vernietigen bestreden besluit.
5.
De rechtbank veroordeelt verweerder tevens in de door eiser in beroep gemaakte kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en stelt deze op grond van het Bpb vast op € 472,00 (1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 472,00, wegingsfactor 0,5, omdat het geschil zich beperkt tot de proceskosten).
6.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7.
De rechtbank maakt er melding van dat tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending van het proces-verbaal hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.L.M. Snijders, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.M Manie, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: