ECLI:NL:RBOBR:2013:6852

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2013
Publicatiedatum
13 december 2013
Zaaknummer
01/845544-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens noodweer en veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot doodslag en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 16 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte in de zaak met parketnummer 01/845544-13 ontslagen van rechtsvervolging, omdat hij handelde in een noodweersituatie. De verdachte had op 6 juli 2013 in Eindhoven geprobeerd een slachtoffer met een mes te steken, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit deed uit noodzakelijke verdediging tegen een aanval van twee andere mannen. De rechtbank achtte het aannemelijk dat de verdachte vreesde voor zijn leven en dat zijn reactie proportioneel was in de gegeven omstandigheden.

In de tweede zaak, met parketnummer 01/845729-13, werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, voor de bedreiging van zijn ex-vriendin en poging tot doodslag. De feiten vonden plaats op 29 augustus 2013, waarbij de verdachte zijn ex-vriendin bedreigde met de dood en haar meermalen met kracht sloeg en schopte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ernstige geweldsdelicten, die een grote impact hadden op het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere schone strafblad, en besloot een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, gekoppeld aan bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie.

De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, en legde een straf op die recht deed aan de normhandhaving in de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/845544-13 en 01/845729-13 (ter terechtzitting gevoegd).
Datum uitspraak: 16 december 2013
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1978],
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 december 2013.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak met parketnummer 01/845544-13 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 november 2013.
Aan verdachte is in deze zaak ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 juli 2013 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in diens buikstreek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De zaak met parketnummer 01/845729-13 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 november 2013.
Aan verdachte is in deze zaak ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 augustus 2013 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met een geschoeide voet) tegen het gezicht, althans hoofd, en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt (terwijl voornoemde [slachtoffer 2] op de grond was gelegen) en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met een tot vuist gebalde hand) tegen het gezicht, althans hoofd, en/of het lichaam heeft gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 287 jo. 45 van het Wetboek van Strafrecht)
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2013 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met een geschoeide voet) tegen het gezicht, althans hoofd, en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt (terwijl voornoemde [slachtoffer 2] op de grond was gelegen) en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met een tot vuist gebalde hand) tegen het gezicht, althans hoofd, en/of het lichaam heeft gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302 jo. 45 van het Wetboek van Strafrecht)
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2013 te Eindhoven opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]),
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) (met geschoeide voet) tegen het hoofd heeft geschop, en/of
- meermalen, althans een maal (met kracht) (met een tot vuist gebalde hand) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen; en/of
- aan haar haren heeft getrokken; en/of
-op de grond heeft gegooid,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht)
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 29 augustus 2013 te Eindhoven [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schiet je dood. Ik heb een mes in de auto. Ik maak jou dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht)
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Overweging met betrekking tot de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 01/845729-13 onder 1 primair tenlastegelegde.
De raadsman heeft ter terechtzitting -kort gezegd- aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachtes opzet gericht was op de dood van [slachtoffer 2], zodat vrijspraak dient te volgen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wel kan worden bewezen dat verdachtes opzet was gericht op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank acht op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2], toen zij op de grond lag, onder meer meermalen met kracht met geschoeide voet tegen het hoofd heeft getrapt en dat hij meermalen met kracht met zijn vuist tegen haar hoofd heeft geslagen. De rechtbank is van oordeel dat dit samenstel van gedragingen, gepleegd onder de vastgestelde omstandigheden, gelet op hetgeen de algemene ervaring dienaangaande leert en in aanmerking genomen dat het hoofd een kwetsbaar deel van het menselijk lichaam is, de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat [slachtoffer 2] daardoor zou komen te overlijden. Het kan niet anders dan dat ook de verdachte zich bewust is geweest van het bestaan van die aanmerkelijke kans.
Door in de gegeven omstandigheden niettemin te handelen als hiervoor vastgesteld heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] hierdoor zou komen te overlijden.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
(v.w.b. de zaak met parketnummer 01/845544-13:)
op 06 juli 2013 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] met een mes in diens buikstreek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
(v.w.b. de zaak met parketnummer 01/845729-13:)
1.
op 29 augustus 2013 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet
- meermalen (met kracht) (met een geschoeide voet) tegen het gezicht, althans hoofd, en het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of
- meermalen (met kracht) (met een tot vuist gebalde hand) tegen het gezicht, althans hoofd, en het lichaam heeft gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 29 augustus 2013 te Eindhoven [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak jou dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte bij het plegen van het in de dagvaarding met parketnummer 01/845544-13 onder 1 primair bewezenverklaarde feit handelde uit noodweer. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat twee Poolse jongens, waaronder het latere slachtoffer [slachtoffer 1], op een gegeven moment naar verdachte zijn gegaan en dat verdachte vervolgens door deze twee Poolse jongens werd aangevallen. Verdachte werd tegen het hoofd geslagen en hij kwam op de grond terecht. Terwijl verdachte op de grond lag kreeg hij van die twee Polen wederom klappen en trappen. Toen verdachte op de grond lag vreesde hij om dood getrapt te worden. Verdachte is opgestaan. Hierna kreeg hij van een van die Poolse jongens weer klappen. Omdat verdachte niet weg kon lopen heeft hij zijn mes gepakt en hiermee een beweging gemaakt waarbij hij [slachtoffer 1] heeft geraakt.
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het begane feit heeft gepleegd ter noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte wegens noodweer niet strafbaar is voor hetgeen bewezen is verklaard. Daarom zal de rechtbank verdachte voor dit feit ontslaan van alle rechtsvervolging.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

(voor het in de zaak met parketnummer 01/845544-13 onder 1 tenlastegelegde:)
Ontslag van alle rechtsvervolging, zijnde verdachte niet strafbaar.
(voor het in de zaak met parketnummer 01/845729-13 onder 1 primair en 2 tenlastegelegde:)
Gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan een deel, groot 6 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, het meewerken aan de meldplicht en het deelnemen aan de cognitieve vaardigheidstraining.
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.)

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte voor het in de zaak met parketnummer 01/845729-13 onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging van en een poging tot doodslag op zijn ex-vriendin [slachtoffer 2]. Een poging tot levensberoving veroorzaakt vaak gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. Verdachte heeft [slachtoffer 2] leed aangedaan en hij heeft door zijn gedragingen welbewust een zeer groot en levensbedreigend gevaar voor haar in het leven geroepen. De bedreigingen en het geweld moeten een grote indruk op haar hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van. en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan.
In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij blijkens het hem betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 november 2013 sinds 2004 niet meer met politie en/of justitie in aanraking is geweest en dat hij ter zitting er blijk van heeft gegeven het verkeerde van zijn handelen in te zien.
De rechtbank hecht eraan op te merken dat voor een feitencomplex als in deze zaak bewezenverklaard regelmatig wordt volstaan met de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. De rechtbank zal daartoe niet overgaan, mede gelet op hetgeen naar voren is gebracht in het rapport van de Reclassering Nederland d.d. 4 november 2011, kort gezegd dat er een laag tot gemiddeld recidiverisico bestaat en dat de verdachte baat heeft bij en gemotiveerd is voor het deelnemen aan een gedragsinterventie. Om dit te kunnen bewerkstelligen zal de rechtbank een deel van de op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte er ook van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarde(n) worden gekoppeld.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 41, 45, 285, 287.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01/845544-13 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor omschreven.
Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 01/845544-13 levert op het misdrijf:
T.a.v. 01/845544-13:
poging tot doodslag
Verklaart verdachte niet strafbaar voor het in de zaak met parketnummer 01/845544-13 bewezenverklaarde en ontslaat hem voor dit feit van alle rechtsvervolging.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01/845729-13 onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 01/845729-13 onder 1 primair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde in de zaak met parketnummer 01/845729-13 levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/845729-13 feit 1 primair:
poging tot doodslag
T.a.v. 01/845729-13 feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. 01/845729-13 feit 1 primair, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
-dat veroordeelde zich telefonisch (uiterlijk) binnen 48 uur na zijn invrijheidstelling meldt bij de Reclassering Nederland en dat veroordeelde zich vervolgens gedurende twee jaar op door de Reclassering Nederland bepaalde data blijft melden zo frequent als de Reclassering Nederland dit gedurende deze perioden nodig acht;
-dat veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een cognitieve vaardigheidstraining, aangeboden door de Reclassering Nederland, of soortgelijke instelling waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.O. de Vries, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. C.P.J. Scheele, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 16 december 2013.