ECLI:NL:RBOBR:2013:6850

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
01/839656-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met honkbalknuppel en springveer

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 16 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader het slachtoffer meermalen met een honkbalknuppel en een springveer op het hoofd heeft geslagen. Dit geweld leidde ertoe dat het slachtoffer enkele dagen in coma heeft gelegen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van poging tot doodslag tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 12 augustus 2013 en een wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 december 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat er geen gronden zijn voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld, waarbij de verdachte onder andere werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging met betrekking tot een ander incident, waarbij de verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld tegen een conducteur op het station in Deurne. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor dit feit.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het delict, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte en zijn mededader een groot en levensbedreigend gevaar voor het slachtoffer hebben gecreëerd, wat heeft geleid tot ernstige verwondingen en langdurige gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de maatschappelijke impact van het geweld in overweging genomen en heeft besloten tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met een voorwaardelijk deel, om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers: 01/839656-13 en 01/820874-13 (ter terechtzitting gevoegd).
Datum uitspraak: 16 december 2013
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1986],
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 december 2013.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding met parketnummer 01/839656-13 van 12 augustus 2013 en bij dagvaarding met parketnummer 01/820874-13 van 19 november 2013.
Nadat de tenlastelegging met parketnummer 01/839656-13 op de terechtzitting van 2 december 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 28 mei 2013 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een (honkbal)knuppel, althans een (hard) voorwerp, en/of een (spring)veer/fitnessapparaat, althans een (hard) voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 mei 2013 te Helmond tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (hoofdletsel), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een (honkbal)knuppel, althans een (hard) voorwerp en/of een (spring)veer/fitnessapparaat, althans een (hard)voorwerp, op het hoofd en/of
het lichaam te slaan;
meer subsidiair:
hij ter uitvoering van het hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade, aan een persoon (te weten [slachtoffer 1]), zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen althans eenmaal met een (honkbal)knuppel, althans een (hard) voorwerp, op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art. 303 jo 45 Wetboek van Strafrecht althans art. 302 jo 45 Wetboek van Strafrecht).
Aan verdachte is in de tenlastelegging met parketnummer 01/820874-13 tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 08 januari 2013 te Deurne met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats en/of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten station Deurne, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het (krachtig) duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2], waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam en/of (vervolgens) het (met kracht) (met geschoeide voet) schoppen tegen het gezicht van die [slachtoffer 2], waarbij hij, verdachte, [slachtoffer 2] heeft geduwd en/of heeft geschopt, welk door hem gepleegd geweld, enig lichamelijk letsel (verwondingen in het gezicht) voor [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
Subsidiair
hij op of omstreeks 08 januari 2013 te Deurne tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]) (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd en/of meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht en geschoeide voet) tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

Ten aanzien van het bij parketnummer 01/820874-13 ten laste gelegde:
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De zaak betreft een confrontatie op 8 januari 2013 op het station te Deurne tussen enerzijds conducteur [slachtoffer 2] en anderzijds drie personen. Deze drie personen werden door [slachtoffer 2] beschreven als twee (blanke) Poolse mannen, één grotere en één kleinere, en een lichtgetinte man. De grotere Pool gooide een bierblikje op de grond en duwde [slachtoffer 2] met geweld, waardoor [slachtoffer 2] viel. De kleinere Pool nam volgens [slachtoffer 2] geen deel aan het tegen hem gepleegde geweld. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of bewezen is dat verdachte één van de twee geweldplegers is en beantwoordt deze vraag ontkennend. Weliswaar is op de plaats delict op een door een van de drie personen weggegooid bierblikje dna-materiaal van verdachte aangetroffen, hetgeen de verdachte op de plaats delict plaatst, maar daaruit volgt niet dat het verdachte was die [slachtoffer 2] heeft geduwd. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de lange Pool een bierblikje op de grond gooide en hem duwde. Getuige [getuige] (de machinist) heeft echter verklaard dat de korte Pool een bierblikje in zijn handen had. Doordat [slachtoffer 2] en [getuige] verschillend verklaren over welke Pool een bierblikje had is onduidelijk of degene wiens dna op het bierblikje zat (verdachte) ook degene was die [slachtoffer 2] heeft geduwd en dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het bij parketnummer 01/839656-13 onder primair ten laste gelegde:
De officier van justitie acht de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord wettig en overtuigend bewezen. Zij ontleent aan de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte de gevolgtrekking dat zij het slachtoffer met voorbedachten rade hebben geprobeerd om het leven te brengen.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het wettig bewijs voor een bewezenverklaring van voorbedachte rade ontbreekt. Van de ten laste gelegde poging tot moord moet de verdachte dan ook worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Anders dan de officier van justitie maar met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig bewijs is bijgebracht op grond waarvan tot een bewezenverklaring van de voorbedachte rade kan worden gekomen. Het ontbreekt in het bijzonder aan wettig bewijs voor de vaststelling dat de verdachten, nadat zij na onderling overleg het besluit hadden genomen om gewapend met een honkbalknuppel en een springveer naar het slachtoffer te gaan, op dat moment of nadien daadwerkelijk het plan hadden opgevat om het slachtoffer van het leven te beroven. De verdachten ontkennen consistent die bedoeling te hebben gehad. Verdachte heeft verklaard dat de bedoeling was het slachtoffer bang te maken. Het moet de officier van justitie worden toegegeven dat de uiterlijke verschijningsvorm van hun handelwijze – vooral omdat het uiteindelijk ook daadwerkelijk is gekomen tot het meermalen slaan op het hoofd van het slachtoffer met die meegenomen wapens – de schijn oproept dat zij met de bedoeling om het slachtoffer van het leven te beroven naar hem zijn toegegaan, en dus met voorbedachten rade hebben gehandeld, maar dat enkele feit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om een bewezenverklaring van poging moord te kunnen dragen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
(v.w.b. de dagvaarding met parketnummer 01/839656-13:)
(primair)
op 28 mei 2013 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander, met dat opzet, meermalen met een (honkbal)knuppel en een (spring)veer, op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 01/839656-13 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

(voor het in de zaak met parketnummer 01/839656-13 primair tenlastegelegde (medeplegen van poging tot moord))
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en met als bijzondere voorwaarden
-kort gezegd- reclasseringstoezicht, het meewerken aan de meldplicht en deelname aan twee in het reclasseringsadvies van 17 oktober 2013 vermelde gedragsinterventies.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] à EUR 6.531,20 en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel voor dit bedrag.
Niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het anders of meer gevorderde.
(voor het in de zaak met parketnummer 01/820874-13 tenlastegelegde)
Vrijspraak voor het in de zaak met parketnummer 01/820874-13 tenlastegelegde.
Niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zijn vordering.
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.)

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van met mede door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag op [slachtoffer 1] in diens woning. Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer meermalen met een honkbalknuppel en een springveer op het hoofd geslagen. Het slachtoffer heeft hierbij zeer ernstige verwondingen opgelopen. Hij heeft enkele dagen in coma gelegen en is enkele weken opgenomen geweest in het ziekenhuis. Het slachtoffer had daarna nog geruime tijd last van geheugen- en concentratiestoornissen en heftige hoofdpijn. Geconcludeerd wordt dat verdachte en zijn mededader door hun gedragingen welbewust een groot en levensbedreigend gevaar voor [slachtoffer 1] in het leven hebben geroepen. Zij hebben een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn lichamelijke integriteit aangetast. Te verwachten is dat het slachtoffer nog jarenlang last zal hebben van deze traumatische ervaring.
Een delict als het onderhavige veroorzaakt ook veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers. In het bijzonder geldt dit voor de buren van het slachtoffer die het slachtoffer hebben opgevangen. Verdachte en zijn mededader hebben met die gevoelens geen rekening gehouden toen zij besloten het feit te plegen.
Het zeer gewelddadig karakter van het mede door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om samen met een ander zwaar geweld tegen een ander te gebruiken.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van langere duur op zijn plaats.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zal na te noemen bijzondere voorwaarde worden gekoppeld.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten een voorschot terzake immateriële schadevergoeding ad EUR 3.000,- en materiële schadevergoeding ad EUR 529,19 , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het anders of meer gevorderde, omdat de rechtbank van oordeel is dat het anders of meer gevorderde onvoldoende is onderbouwd. Het aanhouden van de behandeling van de zaak teneinde die nadere onderbouwing af te wachten zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van de verdachte als bedoeld in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering. Deze kosten worden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 47, 287.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01/839656-13 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 01/8396456-13 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 01/820874-13 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. 01/839656-13 primair:
medeplegen van poging doodslag.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. 48/839656-13 primair:
Gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich binnen twee dagen na zijn invrijheidstelling meldt bij Reclassering Nederland. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht.
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering, ook als dat inhoudt het deelnemen aan een cognitieve vaardigheidstraining en een agressietraining.
De Reclassering Nederland wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. 48/839656-13 primair:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 3529,19 subsidiair 45 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 3.529,19 (zegge: drieduizendvijfhonderdnegenentwintig euro en negentien eurocenten), bij gebreke
van betaling en verhaal te vervangen door 45 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 3.000,- immateriële schade en een bedrag van EUR 529,19 materiële schade (post opvragen info huisarts EUR 37,99 , post reiskosten EUR 31,20 , post schoenen EUR 60,- , post kleding EUR 50,- , en post eigen risico CZ EUR 350,-.).
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum delict.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het toegewezen bedrag door (een van)
zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 3.529,19 (zegge: drieduizendvijfhonderdnegentwintig euro en negentien eurocenten), te weten een voorschot van EUR 3.000,- immateriële schade en materiële schade EUR 529,19 (post opvragen info huisarts EUR 37,99 , post reiskosten EUR 31,20 , post schoenen EUR 60,- , post kleding EUR 50,- , en post eigen risico CZ EUR 350,-).
Het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum delict.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s)/medeplichtige(n) is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of (een van) zijn mededader (s) heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
T.a.v. 48/820874-13 primair:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.P.J. Scheele, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. S.J.O. de Vries, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 16 december 2013.