ECLI:NL:RBOBR:2013:6764

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
01/845481-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit auto met geweld tegen slachtoffers

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 5 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot diefstal uit een auto, vergezeld van geweld tegen twee slachtoffers. De feiten vonden plaats op 20 juni 2013 in Eindhoven, waar de verdachte, na het forceren van een ruit van een Volkswagen Passat, in aanraking kwam met de aangever, die hem een nekklem aanlegde. De verdachte heeft zich verzet door de aangever te bijten en met een schroevendraaier te snijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastelegging, waarbij het geweld gericht was op het mogelijk maken van zijn vlucht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, onder bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de benadeelde partijen, die de rechtbank in hun vorderingen heeft toegewezen. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen uitgesproken. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de ernst van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845481-13
Datum uitspraak: 05 december 2013
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 oktober 2013 en 21 november 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 28 augustus 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 21 november 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juni 2013 te Eindhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening (in/uit een personenauto, merk Volkswagen type Passat) weg te
nemen een hoeveelheid goederen en/of geld van zijn gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, hebbende verdachte met voormelk oogmerk een ruit van voornoemde
(personen)auto geforceerd, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] voornoemd
en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte zich heeft proberen los te rukken en/of los te trekken en/of zijn lichaam (weg) te draaien terwijl [slachtoffer 1] een nekklem bij verdachte had aangelegd en/of die [slachtoffer 1] heeft gebeten en/of met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken en/of gesneden en/of die [slachtoffer 2] heeft getrapt en/of geschopt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverwegingen.

De raadsman van verdachte heeft – kort samengevat – aangevoerd dat verdachte met het door hem gepleegde geweld niet het oogmerk heeft gehad zijn vlucht mogelijk te maken. Verdachte heeft zich verzet omdat hij bang was dat de door aangever aangebrachte nekklem bij hem grote medische problemen zou kunnen veroorzaken, omdat hij bij een eerder ongeval een whiplash had opgelopen. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat niet bewezen is dat verdachte heeft gebeten. Verdachte ontkent dat ook.
De rechtbank verwerpt dit verweer nu uit de uiterlijke verschijningsvormen van het door verdachte gepleegde geweld niet aannemelijk is geworden dat verdachte om voormelde reden dat geweld heeft gepleegd. Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte zich hevig verzette, toen aangever [slachtoffer 1] hem in houdgreep om zijn nek vasthad. Als verdachte zijn nek had willen ontzien had hij geen verzet moeten plegen en melden dat hij last had van zijn nek. Een verdere aanwijzing dat verdachte wilde vluchten is dat hij, zoals getuige [getuige] heeft verklaard, zeker vijf keer heeft geprobeerd zich los te rukken toen [getuige] zijn arm vasthad.
Voorts acht de rechtbank, gelet op de onderlinge posities van verdachte en [slachtoffer 1] tijdens de door [slachtoffer 1] aangelegde nekklem, de aangifte en de medische verklaring, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer 1] heeft gebeten.
De rechtbank spreekt verdachte vrij voor het trappen/schoppen van [slachtoffer 2], nu dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 20 juni 2013 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto, merk Volkswagen type Passat weg te nemen een hoeveelheid goederen en/of geld van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer 1], hebbende verdachte met voormeld oogmerk een ruit van voornoemde personenauto geforceerd, welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte zich heeft proberen los te rukken en zijn lichaam weg te draaien terwijl [slachtoffer 1] een nekklem bij verdachte had aangelegd en die [slachtoffer 1] heeft gebeten en met een schroevendraaier heeft gesneden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, alsmede dat verdachte zich binnen 5 dagen na zijn vrijlating dient te melden bij Novadic zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van EUR 1896,85 plus wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van EUR 300,00 alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Verbeurdverklaring van de onder verdachte inbeslaggenomen goederen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen [slachtoffer 1], waarbij ook [slachtoffer 2] letsel is toegebracht. Hierdoor heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. Het geweld heeft een grote indruk op de slachtoffers gemaakt. Verdachte was gewond, zijn bloed zat op het dashboard in de auto waarvan de ruit was ingeslagen. Verdachte wist dat hij met hiv was besmet. Ondanks die verwonding en besmetting heeft hij zich hevig verzet tegen zijn aanhouding en daarbij [slachtoffer 1] gebeten en met een schroevendraaier gesneden. [slachtoffer 1] heeft daardoor een risico op hiv-besmetting gelopen en geruime tijd in onzekerheid verkeerd voordat bleek dat hij niet besmet was.
Kijkend naar de persoon van verdachte is van belang dat verdachte vaker is veroordeeld en dat er ten tijde van het plegen van het strafbare feit een proeftijd van een voorwaardelijk sepot liep.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed kennelijk niet dan wel onvoldoende inziet.
De rechtbank is alles overziend van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].

De rechtbank acht de vordering van de benadeelde partij in haar geheel toewijsbaar.
Dienaangaande overweegt de rechtbank het navolgende:
Weliswaar waren de geweldshandelingen van verdachte niet direct gericht tegen benadeelde partij [slachtoffer 2], echter gelet op het bewezenverklaarde jegens [slachtoffer 1] oordeelt de rechtbank dat onder die omstandigheden de bij de benadeelde partij [slachtoffer 2] ontstane schade dient te worden aangemerkt als schade die het rechtstreekse gevolg is van het jegens [slachtoffer 1] gepleegde strafbare feit. Hierbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] samen met zijn vader [slachtoffer 1] verdachte in bedwang heeft gehouden. Tijdens de schermutseling met verdachte is de kleding van de benadeelde partij beschadigd en heeft hij daarbij verwondingen opgelopen en daarvan pijn ondervonden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 45, 60a, 310, 312.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

poging tot diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het

oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te
maken
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.

Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenis straf, groot 6 maanden, niet zal

worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op
grond dat veroordeelde zich voor het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jaren
aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of ten behoeve van het
vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden, dan
wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Regio
's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, zolang deze
instelling zulks noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich binnen vijf dagen na zijn vrijlating meldt bij Novadic
en dat hij zich daar blijft melden zo frequent als de reclassering dat
noodzakelijk acht.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d
van het Wetboek van Strafrecht.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 1896,85 subsidiair 28 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 1896,85
(zegge: eenduizendachthonderdzesennegentig euro en vijfentachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag
van EUR 1750,00 immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding ten
bedrage van EUR 146,85 (post verbandmiddelen, tetanusspuit, bloedonderzoek, reis- en parkeerkosten).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte

mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag
van EUR 1896,85 (zegge: eenduizendachthonderdzesennegtig euro en vijfentachtig cent), te weten EUR 1750,00 immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding ten bedrage van EUR 146,85 (post verbandmiddelen, tetanusspuit, bloedonderzoek, reis- en parkeerkosten).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] van een bedrag van EUR 300,00
(zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen
door 6 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 220,00
immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding ten bedrage van EUR
80,00 (post kledingschade).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de
vordering van de benadeelde partij toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van EUR 300,00 (zegge: driehonderd euro), te weten EUR 220,00 immateriële schadevergoeding en materiële schadevergoeding ten bedrage van EUR 80,00 (post kledingschade).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen goederen, te weten: 1 schroevendraaier, 1 handlamp en 1 priem.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.O. de Vries, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van F.H.M. Klerkx, griffier,
en is uitgesproken op 5 december 2013.
Mr.. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.