In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. B.E.J.M. Tomlow, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Intervet International B.V., vertegenwoordigd door mr. M. van Eck. De procedure begon met een dagvaarding op 31 mei 2013, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 21 november 2013. De kern van het geschil betreft de uitleg van de begrippen 'werkgever' en 'rechtsopvolger' zoals opgenomen in een sociaal plan dat van toepassing was op de arbeidsovereenkomst van eiser.
Eiser heeft van 1 januari 1999 tot 1 september 2006 gewerkt voor MSD B.V. en is op 1 maart 2009 in dienst getreden bij Intervet. Na een fusie in 2009 tussen de moedermaatschappijen van MSD en Intervet, heeft eiser zijn functie verloren en is hij per 1 december 2012 boventallig verklaard. Eiser vorderde een beëindigingsvergoeding die gebaseerd was op zijn dienstjaren bij zowel Intervet als MSD Haarlem, en stelde dat deze dienstjaren meetellen onder het sociaal plan, omdat MSD als rechtsopvolger van Intervet kan worden aangemerkt.
Intervet betwistte deze vordering en voerde aan dat er een vaststellingsovereenkomst was gesloten die de vordering van eiser uitsloot. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de uitleg van het sociaal plan en de betekenis van 'rechtsopvolger' cruciaal zijn voor de uitkomst van de zaak. De rechter concludeerde dat MSD niet als rechtsopvolger van Intervet kan worden aangemerkt, omdat er geen overdracht van rechten of verplichtingen heeft plaatsgevonden. Hierdoor werd de vordering van eiser afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke definities in sociale plannen en de noodzaak voor werknemers om te begrijpen hoe hun rechten zijn gewaarborgd in het geval van fusies en overnames.