ECLI:NL:RBOBR:2013:6706

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2013
Publicatiedatum
2 december 2013
Zaaknummer
904411-417
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de begrippen 'werkgever' en 'rechtsopvolger' in het kader van een sociaal plan en CAO-norm

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. B.E.J.M. Tomlow, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Intervet International B.V., vertegenwoordigd door mr. M. van Eck. De procedure begon met een dagvaarding op 31 mei 2013, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 21 november 2013. De kern van het geschil betreft de uitleg van de begrippen 'werkgever' en 'rechtsopvolger' zoals opgenomen in een sociaal plan dat van toepassing was op de arbeidsovereenkomst van eiser.

Eiser heeft van 1 januari 1999 tot 1 september 2006 gewerkt voor MSD B.V. en is op 1 maart 2009 in dienst getreden bij Intervet. Na een fusie in 2009 tussen de moedermaatschappijen van MSD en Intervet, heeft eiser zijn functie verloren en is hij per 1 december 2012 boventallig verklaard. Eiser vorderde een beëindigingsvergoeding die gebaseerd was op zijn dienstjaren bij zowel Intervet als MSD Haarlem, en stelde dat deze dienstjaren meetellen onder het sociaal plan, omdat MSD als rechtsopvolger van Intervet kan worden aangemerkt.

Intervet betwistte deze vordering en voerde aan dat er een vaststellingsovereenkomst was gesloten die de vordering van eiser uitsloot. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de uitleg van het sociaal plan en de betekenis van 'rechtsopvolger' cruciaal zijn voor de uitkomst van de zaak. De rechter concludeerde dat MSD niet als rechtsopvolger van Intervet kan worden aangemerkt, omdat er geen overdracht van rechten of verplichtingen heeft plaatsgevonden. Hierdoor werd de vordering van eiser afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke definities in sociale plannen en de noodzaak voor werknemers om te begrijpen hoe hun rechten zijn gewaarborgd in het geval van fusies en overnames.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 904411/417
Rolnummer : 13-5019
Uitspraak : 19 december 2013
in de zaak van :
[eiser],
wonende te [woonplaats] ([gemeente]),
eiser,
gemachtigde: mr. B.E.J.M. Tomlow,
tegen
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTERVET INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Boxmeer,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M. van Eck.
Partijen zullen hierna [eiser] en Intervet worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 31 mei 2013 met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties,
  • de akte vermeerdering eis met één productie,
  • de comparitie van partijen van 21 november 2013 waarbij de gemachtigden hun standpunten hebben bepleit aan de hand van pleitaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de navolgende feiten. Deze staan vast omdat ze niet, of onvoldoende gemotiveerd, zijn betwist.
2.1.
In de periode van 1 januari 1999 tot 1 september 2006 heeft [eiser] gewerkt voor MSD B.V. te Haarlem (hierna: MSD Haarlem).
2.2.
Op 1 maart 2009 is [eiser] in dienst getreden van Intervet.
2.3.
Op 3 november 2009 heeft er een fusie plaatsgevonden tussen de Amerikaanse (groot)moedervennootschappen Schering-Plough Corporation en Merck & Co, Inc. Deze fusie vond plaats op topholdingniveau en leidde tot één (wereldwijd) Merck- of MSD-concern (hierna ook wel MSD genoemd). De Nederlandse vennootschappen MSD Haarlem en Intervet zijn voorgezet en maakten beiden vanaf die datum onderdeel uit van MSD. Intervet werd vanaf 3 november 2009 dus onderdeel van hetzelfde internationale concern als MSD Haarlem.
2.4.
Op 18 mei 2010 zijn alle werkgevers binnen het MSD-concern een Sociaal Plan overeengekomen. Dit Sociaal Plan heeft een looptijd van 18 mei 2010 tot en met 31 december 2012 en is ingevolge art. 4.2. Sociaal Plan aangemeld als CAO.
2.5.
In het Sociaal Plan is, voorzover van belang, het navolgende opgenomen:
“Dit Sociaal Plan is overeengekomen tussen:
(…)
4. Intervet International B.V. te Boxmeer ( “Intervet”)
(…)
verder de “de Werkgevers” of ieder als “de Werkgever”, waaronder tevens hun rechtsopvolgers begrepen moeten worden (…)

1.Definities

(…)
N. Gewogen Dienstjaren
“(…) Dienstjaren die zonder onderbreking zijn opgebouwd bij een rechtsvoorganger van Werkgever of bij een vennootschap die onderdeel uitmaakte van het toenmalig concern van de Werkgever van Werknemer, tellen eveneens mee. (…) Tevens worden onderbroken dienstjaren (exclusief de onderbreking) meegenomen voor zover de onderbreking maximaal vijf jaar heeft geduurd en het dienstverband niet op initiatief van Werkgever is beëindigd en/of een beëindigingsvergoeding is betaald (…)”
2.6.
Binnen Intervet is als gevolg van een reorganisatie bekend onder de naam “Merck Production System Lean Fase 2” de functie van [eiser] komen te vervallen. Als gevolg van het verval van zijn functie is [eiser] per 1 december 2012 boventallig verklaard. Uit artikel 4.4.1. Sociaal Plan volgt dat [eiser] onder de werkingssfeer van het Sociaal Plan valt.
2.7.
Om tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen, is een vaststellingsovereenkomst opgesteld. Deze is op 19 oktober 2012 door[naam] namens Intervet en op 29 november 2012 door [eiser] ondertekend. De hoogte van de beëindigingsvergoeding conform Sociaal Plan heeft Intervet gebaseerd op de periode dat [eiser] bij Intervet in dienst is geweest (3 jaar en 9 maanden). Deze bedraagt € 121.975,00 bruto.
2.8.
Omdat [eiser] het niet met de becijfering van de beëindigingsvergoeding eens was heeft hij daartegen bij de Begeleidingscommissie MSD (hierna: de Commissie) bezwaar gemaakt, overeenkomstig art. 15, lid 1 en 2, van het Sociaal Plan.
2.9.
In de vaststellingsovereenkomst is door [eiser] het navolgende voorbehoud gemaakt:
“Partijen zijn bekend met het feit dat ondergetekende ( [eiser], opmerking kantonrechter) een geschil voorgelegd heeft aan de Begeleidingscommissie in verband met de berekening gewogen dienstjaren betreffende een eerdere periode MSD. Niet uitgesloten is dat de Begeleidingscommissie mij in het gelijk stelt. In dat geval wordt tussen partijen geacht overeengekomen te zijn dat ik recht heb op een additionele vergoeding gebaseerd op deze andere dienstjaren MSD. In dat geval dient additionele uitbetaling daarvan als onderdeel van deze vaststellingsovereenkomst plaats te vinden.”
2.10.
De Commissie heeft dat bezwaar, na schriftelijk verweer van de zijde van Intervet te hebben ontvangen, op 9 januari 2013 mondeling behandeld, waarna de Commissie bij schriftelijke uitspraak van 22 januari 2013 het bezwaar van [eiser] met meerderheid van stemming ongegrond heeft verklaard.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na vermeerdering van eis, veroordeling van Intervet tot betaling van € 96.738,00 aan hoofdsom en € 1.742,38 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Intervet op grond van het Sociaal Plan gehouden is tot betaling van het gevorderde. Immers tellen niet alleen de dienstjaren van [eiser] bij Intervet mee, maar ook de dienstjaren die [eiser] van januari 1999 tot en met september 2006 bij MSD Haarlem heeft opgebouwd. In het Sociaal Plan is immers bepaald dat onder werkgevers tevens hun rechtsopvolgers begrepen moeten worden. Dit brengt mee dat art. 1N van het Sociaal Plan als volgt moet worden gelezen:
“Dienstjaren die zonder onderbreking zijn opgebouwd (…) bij een vennootschap die onderdeel uitmaakte van het toenmalig concern van de rechtsopvolger van de Werkgever van Werknemer, tellen eveneens mee.”Nu MSD als rechtsopvolger van Intervet kan worden aangemerkt, en MSD Haarlem in de periode 1999-2006 onderdeel uitmaakte van het toenmalige concern van MSD, dient volgens [eiser] te worden geconcludeerd dat de dienstjaren, die door [eiser] bij MSD Haarlem zijn opgebouwd, meetellen.
3.3.
Intervet voert primair het verweer dat partijen mede ter zake van de verschuldigde beëindigingsvergoeding een vaststellingsovereenkomst ter finale kwijting over en weer hebben gesloten. Daarbij is het door [eiser] gemaakte voorbehoud door het voor hem ongunstige advies van de Commissie komen te vervallen. Partijen hebben aldus reeds over alle punten, inclusief de wijze van vaststelling en de hoogte van de beëindigingsvergoeding, volwaardige overeenstemming bereikt, zodat aan [eiser] ter zake geen vorderingsrecht meer toekomt. Subsidiair betwist Intervet dat de door [eiser] bij MSD Haarlem opgebouwde dienstjaren onder het toepassingsbereik van het Sociaal Plan vallen. Meer subsidiair betwist zij de gevorderde ingangsdatum van de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voorzover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens vaste rechtspraak is het aan de rechter om de volgorde te bepalen waarin hij de verweren wenst te behandelen. De kantonrechter zal allereerst ingaan op de vraag of de dienstjaren die [eiser] van 1999 tot 2006 bij MSD Haarlem heeft opgebouwd onder het toepassingsbereik van het Sociaal Plan vallen.
4.2.
Ingevolge art. 1N van het Sociaal Plan tellen onderbroken dienstjaren die zijn opgebouwd bij een vennootschap die onderdeel uitmaakte van het toenmalige concern van de werkgever van de werknemer mee, mits de onderbreking niet meer dan vijf jaar heeft geduurd.
4.3.
Op pagina 2 van het Sociaal Plan worden als werkgevers acht vennootschappen, waaronder Intervet, genoemd. Verder staat daarin dat onder werkgevers tevens hun rechtsopvolgers begrepen moeten worden.
4.4.
De vraag is of het na de fusie in 2009 tot stand gekomen Merck- of MSD-concern (hierna: MSD) aangemerkt kan worden als rechtsopvolger van Intervet. Bij een bevestigend antwoord op die vraag tellen de dienstjaren die [eiser] bij MSD Haarlem heeft opgebouwd mee. Als onbetwist staat immers vast dat MSD Haarlem onderdeel uitmaakte van een toenmalig concern van MSD, zodat de aldaar opgebouwde dienstjaren ingevolge art. 1N Sociaal Plan meetellen.
4.5.
Deze vraag komt neer op uitleg van het Sociaal Plan. Daarbij komt het aan op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen en de toelichting, waarbij acht kan worden geslagen op elders in de tekst gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijk tekstinterpretaties zouden leiden. Van belang daarbij is verder de betekenis die de bewoordingen, gelezen in de context van het geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben.
4.6.
Het Sociaal Plan geeft geen definitie van het begrip ‘rechtsopvolger’ zodat aansluiting dient te worden gezocht bij de betekenis van dit woord in het maatschappelijk verkeer.
4.7.
[eiser] heeft in dit verband gesteld dat MSD in ieder geval naar normaal spraakgebruik als rechtsopvolger van Intervet kan worden aangemerkt. Voor een enge, puur vennootschapsrechtelijke interpretatie is geen enkele gerechtvaardigde grondslag. Intervet is weliswaar op papier een zelfstandige entiteit doch in werkelijkheid slechts een vehikel binnen het concern van Merck. De MSD-ondernemingen presenteren zich steevast naar de werknemers toe als een (bedrijfsmatige) eenheid en Intervet vereenzelvigt zich in ieder opzicht met het concern. Ook de betalingen van de beëindigingsvergoedingen worden uiteindelijk uit één ‘Merck-pot’ voldaan. [eiser] heeft er dan ook gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat MSD in brede zin, als concerneenheid te gelden had als rechtsopvolger van Intervet in de zin van het Sociaal Plan. Ook de Begeleidingscommissie is tenslotte van oordeel geweest dat MSD naar normaal taalgebruik als rechtsopvolger van Intervet te beschouwen is. Dit alles aldus [eiser].
4.8.
Dit standpunt deelt de kantonrechter niet. In het maatschappelijk verkeer wordt onder rechtsopvolging hoe dan ook een zekere overdracht van bepaalde rechten en of verplichtingen aan de rechtsopvolger verstaan. Dit impliceert noodzakelijkerwijs dat die rechten of plichten door de rechtsvoorganger moeten zijn afgestaan of verstrekt. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is geweest. Daartegenover staat dat Intervet na de fusie tussen de holdings Schering-Plough Corporation en Merck & Co, Inc als separate juridisch zelfstandige vennootschap en arbeidsorganisatie is blijven voortbestaan, dat zij zelfstandig partij is geweest bij het Sociaal Plan en dat zij de vaststellingsovereenkomst met [eiser] heeft gesloten en getekend. In dat licht is hetgeen [eiser] heeft aangedragen onvoldoende om de conclusie te dragen dat MSD in het maatschappelijk verkeer als rechtsopvolger van Intervet geldt.
4.9.
De stellingen dat manager[naam manager] [eiser] toegezegd had dat de dienstjaren bij MSD-Haarlem wel zouden meetellen en dat andere werknemers in vergelijkbare positie die dienstjaren wel uitbetaald hebben gekregen zijn door Intervet gemotiveerd weerlegd en door [eiser] niet langer gemotiveerd gehandhaafd, zodat de kantonrechter aan deze stellingen voorbij gaat.
Hetgeen [eiser] voor het overige nog gesteld heeft, leidt evenmin tot een ander oordeel.
4.10.
Uit het vorenoverwogene volgt dat niet is komen vast te staan dat MSD kan worden aangemerkt als rechtsopvolger van Intervet. Dit leidt tot afwijzing van de vorderingen. Hetgeen Intervet verder nog als verweer heeft gevoerd, behoeft daarom geen bespreking meer.
4.11.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Intervet worden begroot op € 1.200,- aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Intervet tot op heden begroot op € 1.200,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Bartels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2013.