ECLI:NL:RBOBR:2013:6692

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
2 december 2013
Zaaknummer
01/839392-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord en veroordeling voor wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 3 december 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot moord en medeplichtigheid aan dit misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank baseerde deze beslissing op getuigenverklaringen en het ontbreken van bewijs dat de verdachte op de hoogte was van een plan om het slachtoffer te doden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel aanwezig was bij het schietincident, maar dat dit niet voldoende was om hem te veroordelen voor medeplegen van de poging tot moord.

Daarnaast werd de verdachte wel veroordeeld voor het bezit van een vuurwapen en munitie. Tijdens een doorzoeking op 15 juni 2012 in de woning van de verdachte werd een doorgeladen vuurwapen en 78 hagelpatronen aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het voorhanden hebben van deze wapens, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 3 maanden op voor dit feit, met aftrek van voorarrest, en besloot tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen. De uitspraak benadrukt de ernst van het bezit van vuurwapens en de maatschappelijke onrust die dit kan veroorzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839392-12
Datum uitspraak: 03 december 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats], op [1968],
wonende: [adres 1],
verblijfplaats in Nederland: [adres 2].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 maart 2013, 25 april 2013, 5 juli 2013 en 19 november 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak tegen verdachte is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 februari 2013. In de dagvaarding zijn feiten omschreven overeenkomstig artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De tenlastelegging is na vordering van de officier van justitie op de terechtzitting van 5 juli 2013 overeenkomstig artikel 314a Sv gewijzigd.
Na deze wijziging is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 juni 2012 te Valkenswaard tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en al
dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (in café [naam 1]) met een vuurwapen
een of meer kogel(s) op korte afstand en/of in de richting van die [slachtoffer]
heeft afgevuurd (ten gevolge waarvan [slachtoffer] twee schotwonden in zijn buik
heeft opgelopen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[medeverdachte] (geboren op [1989]) en/of een of meer ander(e)
perso(o)n(en) op of omstreeks 10 juni 2012 te Valkenswnaard tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het
door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met
dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (in café [naam 1])
met een vuurwapen een of meer kogel(s) op korte afstand en/of in de richting
van die [slachtoffer] heeft/hebben afgevuurd (ten gevolge waarvan [slachtoffer] twee
schotwonden in zijn buik heeft opgelopen), terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 10
juni 2012 te Valkenswaard en/of Westerhoven, althans in Nederland,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
- (eerder die dag) bij de eigenaar/werknemer van café [naam 1] te informeren
of ene [slachtoffer] die avond (op het feest) zou komen en/of
- zich samen met [medeverdachte] (geboren op [1989]) en/of een of
meer ander(e) perso(o)n(en) naar het café [naam 1] te begeven en/of
- zich (vervolgens) in en/of in de onmiddellijke nabijheid van café [naam 1]
op te houden en/of
- door de zich in (de doorgang van) het café bevindende [getuige 1]
(aan de kant en/of op de grond) te duwen;
art 287 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 15 juni 2012 te Westerhoven, gemeente Bergeijk, althans
in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen
(geweer van het merk Gazelle), en/of munitie van categorie III, te weten 78
hagelpatronen (van het kaliber 12/70, type centraalvuur), voorhanden heeft
gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak t.a.v. feit 1 primair en subsidiair.

De rechtbank acht bewezen dat verdachte met degene die op [slachtoffer] heeft geschoten naar de [naam 1] is gegaan en daar aanwezig is geweest op het moment dat [slachtoffer] beschoten werd. De rechtbank baseert dat op de verklaring van [getuige 2], die verklaart dat hij onder anderen ‘[verdachte]’ na het eerste schieten uit de [naam 1] heeft zien komen.
Deze verklaring wordt ondersteund door de (de auditu-verklaring) van [getuige 3], die van zijn dochter [getuige 1] heeft gehoord dat ‘[verdachte]’ in de [naam 1] is geweest en haar opzij heeft geduwd.
Voorts blijkt uit het dossier, met name uit diverse ping-berichten, dat verdachte wist van een conflict tussen zijn zoon (medeverdachte) en [slachtoffer]. Ook wist hij dat [slachtoffer] mogelijk naar het besloten feest in de [naam 1] zou komen op de avond van 10 juni 2012.
De rechtbank acht ook bewezen dat het verdachte was die in de namiddag van 10 juni 2012 bij de [naam 1] heeft geïnformeerd of [slachtoffer] die avond ook op het feest aanwezig zou zijn.
Uit een ping-bericht van 10 juni 2012 om 18.07 uur van [getuige 2] aan [slachtoffer] blijkt dat hij tegen de eigenaar van de [naam 1] heeft gezegd dat als [slachtoffer] zou komen de eigenaar ook een probleem heeft en ‘ze de kroeg verbouwen’.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dus wist dat er een conflict was, dat hij zich daar ook actief mee heeft bemoeid en dat hij zelfs de schutter vergezeld heeft naar het café en dat hij aanwezig was tijdens het schieten.
Om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van een poging moord te komen dient bewezen te worden dat verdachte opzet heeft gehad op de gedraging van de schutter, alsook op de dood van het slachtoffer.
Het onderzoek heeft geen bewijsmiddelen opgeleverd waaruit kan worden afgeleid dat verdachte wist van een plan om [slachtoffer] om het leven te brengen. Zijn eerdere uitlating die dag dat ze ‘de kroeg zouden verbouwen’ duidt niet direct op een voornemen om met een vuurwapen op mensen binnen te gaan schieten. Hooguit kan het opzet van verdachte op het gronddelict gereconstrueerd worden vanaf het moment dat kort voor het schietincident door een getuige wordt gezien dat er enkele mannen bij de [naam 1] aankomen, waarvan de voorste een pistool in zijn hand heeft. Vanaf dat moment kan ook verdachte, waarvan de rechtbank op grond van eerder genoemde bewijsmiddelen aanneemt dat hij deel uitmaakte van deze groep mannen, gezien hebben dat er een vuurwapen aanwezig was. Wellicht wist hij het eerder, maar daarvoor is geen bewijs.
Zo al wordt aangenomen dat er vanaf dat moment bij verdachte opzet was op het gronddelict, dan moet geconstateerd worden dat vanaf dat moment niet gebleken is van handelingen die nauwe en bewuste samenwerking met de schutter opleveren. Het zich niet distantiëren van de schutter acht de rechtbank onder de vast te stellen omstandigheden niet een zodanige handeling. Hiervoor is uit het onderzoek ook onvoldoende komen vast te staan over de rol of gedragingen van de personen (waaronder verdachte) die met de schutter bij de [naam 1] aankwamen.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het hem onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Subsidiair is verdachte medeplichtigheid aan poging tot moord ten laste gelegd.
Om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde medeplichtigheid te komen dient bewezen te worden dat verdachte opzet heeft gehad op het misdrijf dat hij zou hebben ondersteund, als ook op de ondersteuning zelf.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de verdenking van medeplegen kan er hooguit opzet op het misdrijf bewezen worden op het moment kort voor het betreden van de [naam 1]. De ten laste gelegde ondersteuning vanaf dat moment betreft nog slechts het
-zich in en/of in de onmiddellijke nabijheid van café [naam 1] op te houden en/of
-door de zich in (de doorgang van) het café bevindende [getuige 1] (aan de kant en/of op de grond) te duwen.
Het ten laste gelegde onder het tweede gedachtestreepje kan slechts gebaseerd worden op de (de auditu-)verklaring van de vader van genoemde[getuige 1], geverbaliseerd in een proces-verbaal van bevindingen. Deze verklaring wordt niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. Aangezien dit een zeer wezenlijk onderdeel van de tenlastelegging betreft, is een enkele de auditu-verklaring onvoldoende om deze handeling bewezen te achten.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank toe aan de vraag of het zich ophouden in, en in de onmiddellijke nabijheid van, café [naam 1], wat gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot het ten laste gelegde medeplegen bewezen kan worden, op zichzelf beschouwd voldoende ondersteuning oplevert om van medeplichtigheid te spreken.
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend, nu uit het onderzoek niet gebleken is dat dit te bewijzen handelen van verdachte het misdrijf daadwerkelijk ondersteund heeft.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van het hem onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde.

Bewijs t.a.v. feit 2.

Bronnen.
Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent.
De gebezigde bewijsmiddelen ontleent de rechtbank aan:
  • een dossier van Politie eenheid Oost-Brabant, Gezamenlijke Recherche Valkenswaard, met dossiernummer 2233120517 (onderzoek Oeverzwaluw), afgesloten d.d. 18 maart 2013, aantal doorgenummerde bladzijden: 3608 (hierna te noemen: eindpv).
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 19 november 2013.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 15 juni 2012 werd in de woning gelegen aan [adres 2] een doorzoeking uitgevoerd. Op de ouderslaapkamer werd een bed aangetroffen dat aan beide zijden beslapen was. Aan de rechterzijde van het bed stond een nachtkastje met daarin damessieraden en aan de linkerzijde van het bed stond een nachtkastje met een mannenhorloge en mannenparfum. Naast het bed lag aan de linkerzijde een doorgeladen riotgun [1] , geladen met vijf patronen. Het vuurwapen was van het merk Gazelle. Tijdens de doorzoeking werden op dezelfde slaapkamer voorts drie doosjes munitie (twee doosjes met elk 25 patronen en een doosje met 23 patronen) [2] in beslag genomen. In totaal betrof het 78 stuks hagelpatronen, kaliber 12/70, type centraalvuur. Het geweer is een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie. De munitie is munitie van Categorie III van de Wet wapens en munitie [3] .
Uit opgenomen telefoongesprekken in de periode van 6 tot en met 15 juni 2012 komt het volgende naar voren:
-d.d. 6 juni 2012 te 11:57 uur [NNman] belt naar [getuige 4], terwijl deze zich onder de mastlokatie [adres 3] bevindt.
[NNman]:
Is [verdachte] bij jou in de buurt.
[getuige 4]:
Jawel, ik geef hem je even.
[getuige 4] geeft de telefoon over aan [verdachte].
-d.d. 11 juni 2012 om 08:33 uur [medeverdachte] belt naar [getuige 4], terwijl deze zich onder de mastlokatie [adres 3] bevindt. [medeverdachte] belt met een politietelefoon. [getuige 4] vraagt aan [medeverdachte] of hij naar huis mag. Nee zegt [medeverdachte], maar wel bezoek.
[getuige 4]:
oke, [verdachte] we mogen naar ons [medeverdachte]. Dat is ons [medeverdachte] aan de lijn. (…).
Op de achtergrond bij [getuige 4] is de stem van [verdachte] te horen die zegt:
Ik mag niet mee.
[getuige 4]
: Ja we zijn er zo.
-d.d. 12 juni 2012 te 09:41 uur [verdachte], terwijl deze zich onder de mastlokatie [adres 3] bevindt, belt naar NNman.
-d.d. 12 juni 2012 te 10:34 uur [verdachte], terwijl deze zich onder de mastlokatie [adres 3] bevindt, belt naar NNman [getuige 5]:
Op de achtergrond bij [verdachte] is de stem van [getuige 4] te horen.
-d.d. 12 juni 2012 te 12:38 uur NNman belt [verdachte], terwijl deze zich onder de mastlokatie [adres 3] bevindt.
-d.d. 13 juni 2012 te 19:52 uur [getuige 4] belt [verdachte] en geeft de telefoon over aan een NNman.
NNman:
Ik weet niet waar jij hem afgetakt hebt voor jouw eigen pand.
[verdachte]:
Vijftig centimeter hebben ze hem voor mij zelf afgetakt.
NNman:
vijftig centimeter verder. Ik ga eens even graven.
[verdachte]:
is goed jongen. Ik ben nog een drie kwartier onderweg. (….) Vijftig centimeter verder zit hij gewoon naar mijn huis toe.
- d.d. 14 juni 2012 [verdachte] terwijl deze zich onder de mastlokatie [adres 3] bevindt, belt met [getuige 4].
[verdachte] vraagt zich af of het eten al klaar is en zegt binnen twintig minuten thuis te zijn.
-d.d. 14 juni 2012 te 17:27 uur [getuige 4], terwijl deze zich onder de mastlokatie [adres 3] bevindt, en NNman.
[getuige 4]:
Jij moet[verdachte] hebben natuurlijk
[getuige 4] geeft de telefoon over aan[verdachte].
-d.d. 14 juni 2012 te 19:05 uur NNman belt naar [getuige 4], terwijl deze zich onder de mastlokatie [adres 3] bevindt.
NNman:
hoe is het met hem
[getuige 4]:
rustig he (…) hij is vanavond pas weer thuis.
-d.d. 15 juni 2012 te 12:56 uur NNman belt met [getuige 4].
[getuige 4]:
(…)onze [verdachte] die hebben ze gearresteerd. (…) en (…) hebben ze dat ding die hier binnen lag. [4]
-7 juni 2012 te 12:20 uur NNman [getuige 6] belt naar [verdachte]:
NNman [getuige 6]:
hoe is het met de zoon.
[verdachte]:
die ligt nog in bed; ik zal even gaan kijken.
-8 juni 2012 te 18:37 uur NNman belt in naar [verdachte]:
NNman [getuige 6]:
waar ben je ergens.
[verdachte]:
Ik lig op de bank en ons [medeverdachte] ligt aan de andere kant.
-6 juni 2012 te 20:42 uur [getuige 4] belt uit naar NNvrouw:
[getuige 4] vertelt dat [verdachte] zijn eigen gang gaat. Ze is weggegaan om hem te laten merken dat er iets is en is op vragen van [verdachte] terug gekomen. [getuige 4] vertelt dat hij nu op stap is en omstreeks twee uur vannacht thuis komt.
-14 juni 2012 te 10:37 uur [verdachte] belt naar [getuige 4].
[getuige 4] zegt dat ze even naar de apotheek gaat.
[verdachte]:
ik ben even de auto naar [getuige 7] brengen en (…) en dan ben ik weer thuis.
[getuige 4]:
is goed
[verdachte]:
ik ben in de buurt als er iets is, 2 seconden ben ik daar. [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 19 november 2013 verklaard dat hij weliswaar staat ingeschreven op een adres in Duitsland maar dat hij verblijft aan [adres 2] [6] .
Op dinsdag 8 januari 2013 werd verdachte aangehouden in de woning aan [adres 2]. Hij werd door de politie aangetroffen naast het bed waarbij eerder ook het wapen en de munitie zijn gevonden, liggend op de grond, met zijn handen op zijn hoofd. [7]
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vloeit voort dat, hoewel uit de Gemeentelijke Basis Administratie blijkt dat verdachte niet staat ingeschreven op het adres [adres 2], verdachte feitelijk wel op dat adres verblijft, ook ten tijde van het aantreffen van het wapen en de munitie.
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 15 juni 2012 op het adres [adres 2] een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
(2.)
op 15 juni 2012 te Westerhoven, gemeente Bergeijk, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (geweer van het merk Gazelle), en munitie van categorie III, te weten 78
hagelpatronen (van het kaliber 12/70, type centraalvuur), voorhanden heeft gehad
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
  • gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek van voorarrest;
  • onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte in beslag genomen goederen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de op te leggen straf ten aanzien van feit 2.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Een delict als het onderhavige veroorzaakt maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder de burgers. Bovendien verhoogt het bezit van een vuurwapen het risico op een levensbedreigend geweldsincident. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Het wapen van verdachte is naast zijn bed aangetroffen. De rechtbank rekent de verdachte extra zwaar aan dat het wapen in doorgeladen positie stond, hetgeen als extreem gevaarzettend kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen passend is en de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – deze voorwerpen bij verdachte zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Gelet hierop zal de rechtbank de op de beslaglijst vermelde voorwerpen nrs 1 tot en met 19 onttrekken aan het verkeer.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de rechthebbende van het in het dictum nader te noemen t-shirt (nr 20 op de beslaglijst) nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van het in beslag genomen goed.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 36b, 36c, 57
Wet wapens en munitie art. 26, 55.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 1 primair, feit 1 subsidiair:
Vrijspraak
Verklaart het overige ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 2:
Gevangenisstrafvoor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
Onttrekking aan het verkeervan de inbeslaggenomen goederen, te weten: te weten de nrs 1 tot en met 19 van de op de aangehechte beslaglijst vermelde goederen.
Teruggaveaan de rechthebbende van: een t-shirt, kleur zwart, goednr. 547852 (nr. 20 van de aangehechte beslaglijst).
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is met ingang van 19 november 2013 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. M.M. Klinkenbijl en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 3 december 2013.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen p. 1528
2.Proces-verbaal van bevindingen p. 1712-1715
3.Proces-verbaal van bevindingen p. 1732-1733
4.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 1530-1541 van eindpv I
5.Proces-verbaal van bevindingen p. 1530-1531 met bijlagen, 1543-1550 van eindpv I
6.Proces-verbaal van de zitting van 19 november 2013
7.Relaas proces-verbaal, p. 211 en proces-verbaal van aanhouding, p. 2746-2747