ECLI:NL:RBOBR:2013:6668

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
29 november 2013
Zaaknummer
01/839280-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en mishandeling in Valkenswaard met vuurwapen

Op 3 december 2013 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en mishandeling. De verdachte werd beschuldigd van het schieten op [slachtoffer 1] in café [naam 1] te Valkenswaard op 10 juni 2012, waarbij hij twee schoten in de buik van het slachtoffer afvuurde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, gezien de eerdere conflicten met het slachtoffer en de voorbereidingen die hij had getroffen om het slachtoffer te benaderen. De rechtbank achtte de poging tot moord wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van getuigenverklaringen en tapgesprekken die de betrokkenheid van de verdachte bevestigden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar.

Daarnaast was er een tweede zaak tegen de verdachte, met betrekking tot een mishandeling van [slachtoffer 2] op 21 februari 2012 in café [naam 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan [slachtoffer 2], en sprak hem vrij van de zware mishandeling. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling, maar niet aan de zwaardere aanklacht.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van acht jaar, met aftrek van voorarrest, en onttrok verschillende in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummers 01/839280-12 en 01/820730-13 (ttz gevoegd)
Datum uitspraak: 03 december 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaken tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 september 2012, 17 december 2012, 12 maart 2013, 25 april 2013, 5 juli 2013, 13 september 2013 en 19 november 2013.
Op 5 juli 2013 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlasteleggingen.

De zaak met parketnummer 01/839280-12 tegen verdachte is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 september 2012. In de dagvaarding zijn feiten omschreven overeenkomstig artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De tenlastelegging is na vordering van de officier van justitie op de terechtzitting van 5 juli 2013 overeenkomstig artikel 314a Sv gewijzigd. Na deze wijziging is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 juni 2012 te Valkenswaard tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte
en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en al
dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (in café [naam 1]) met een vuurwapen
een of meer kogel(s) op korte afstand en/of in de richting van die [slachtoffer 1]
heeft afgevuurd (ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] twee schotwonden in zijn buik
heeft opgelopen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht)
Nadat de tenlastelegging met parketnummer 01/820730-13 ter terechtzitting van 19 november 2013 is gewijzigd is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 21 februari 2012 te Valkenswaard aan een persoon genaamd
[slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (hoofdwond), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk tweemaal, althans eenmaal, met een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in elk geval een (hard) voorwerp, op het hoofd te slaan;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2012 te Valkenswaard ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2]
, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
tweemaal, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in elk geval een (hard) voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2012 te Valkenswaard opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer 2]), tweemaal, althans eenmaal, met een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in elk geval een (hard) voorwerp op het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/820730-13 vordert de officier van justitie vrijspraak van het primair ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel omdat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat door het slaan van verdachte met een voorwerp op het hoofd van [slachtoffer 2] aan het slachtoffer zwaar lichamelijk is toegebracht.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van zware mishandeling (primair) en de poging tot het toebrengen van zware mishandeling (subsidiair) omdat de rechtbank dat deel van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen acht. Uit het onderzoek is niet gebleken dat verdachte een handeling of handelingen heeft verricht ten gevolge waarvan aan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. Evenmin is te bewijzen dat verdachte dit heeft gepoogd.

Bewijs

Bronnen.
(parketnummer 01/839380-12)
  • een dossier van Politie eenheid Oost-Brabant, Gezamenlijke Recherche Valkenswaard, met dossiernummer 2233120517 (onderzoek Oeverzwaluw), afgesloten d.d. 18 maart 2013, aantal doorgenummerde bladzijden: 3608 (hierna te noemen: eindpv I).
  • de processen-verbaal van de op 21 augustus 2013 en 14 november 2013 bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, gehouden getuigenverhoren.
(parketnummer 01/820730-13)
- een dossier van regiopolitie Brabant Zuid-Oost, afdeling Valkenswaard Waalre, met registratienummer PL2217 2013030181, afgesloten d.d. 8 maart 2013, aantal doorgenummerde bladzijden:143 (hierna te noemen: eindpv II).
Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde, wordt hierna in de voetnoten verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel op grond van de bewijsmiddelen, in haar op schrift gestelde requisitoir genoemd, in onderling verband bezien, dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] van korte afstand in de buik heeft geschoten. Uit het op korte afstand richten van een vuurwapen op het bovenlichaam van [slachtoffer 1] en het vervolgens afvuren van kogels op het lichaam van die [slachtoffer 1] blijkt naar het oordeel van de officier van justitie van vol opzet op het toebrengen van dodelijk letsel. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat ook aan het vereiste voor voorbedachte rade is voldaan.
De officier van justitie concludeert dat verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade
-tezamen en in vereniging met een ander- [slachtoffer 1] van het leven heeft willen beroven door hem van dichtbij twee keer in de buik te schieten.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/820730-13 kan naar het oordeel van de officier van justitie worden bewezen dat verdachte met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geslagen. Daarmee heeft verdachte bewust het risico gelopen dat daardoor zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan. De officier van justitie acht het subsidiair tenlastegelegde, de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van zowel het onder 01/839380-12 als het onder 01/82073-12 ten laste gelegde.
Wat betreft het schietincident in Valkenswaard is volgens de raadsman onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig, op basis waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring zou kunnen komen. De raadsman heeft -kort samengevat- aangevoerd dat niemand van de in het café [naam 1] of vóór het café aanwezige getuigen heeft gezien dat verdachte de schoten op het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft gelost. De de auditu-verklaringen in het dossier dat verdachte heeft geschoten worden onvoldoende bevestigd of gesteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Het feit dat bij onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) slechts drie categorie A-deeltjes op het t-shirt van verdachte zijn aangetroffen, terwijl bij een schietproces bij het afvuren van een kogel er nul tot duizenden deeltjes vrijkomen, mèt daarnaast de mogelijkheid dat hier ook nog eens sprake zou kunnen zijn van secundaire overdracht, maakt dat de bewijswaarde daarvan naar de mening van de verdediging gering is. De resultaten van het schotrestenonderzoek kunnen niet buiten gerede twijfel aantonen dat het verdachte is geweest die de trekken heeft overgehaald, aldus de raadsman.
Uit de ping-berichten die deel uit maken van het dossier is eveneens niet op te maken, zo bepleit de raadsman, dat verdachte van plan was om op [slachtoffer 1] te schieten. Het feit dat tijdens de OVC-gesprekken (Opnamen Vertrouwelijke Communicatie)
door verdachte, terwijl hij zich onbespied waande, tegen zijn celgenoot heeft gezegd: “als ik niks gedaan heb, dan heb ik niks gedaan” zegt veel, aldus de raadsman. De rechtbank zal dit bij de beoordeling van het bewijs mee moeten nemen.
Ten aanzien van de mishandeling in café [naam 2] in Valkenswaard concludeert de verdediging dat de feitelijke schermutseling in totaal een krappe tien seconden heeft geduurd. Het is dus zeer snel gegaan in een overigens slecht verlichte ruimte met harde muziek met (deels) dronken betrokkenen. De verklaringen in het dossier worden niet volledig ondersteund door de camerabeelden, de tapgesprekken leveren onvoldoende (steun)bewijs tegen verdachte en de beschrijving van de camerabeelden door de verbalisanten is niet adequaat. Onder deze omstandigheden kan er geen sprake zijn van (voldoende) wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Het oordeel van de rechtbank.

Parketnummer 01/839380-12: De schietpartij in Valkenswaard.

Heeft verdachte de schoten gelost?
De vraag of het verdachte is geweest die zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde feit dient naar het oordeel van de rechtbank bevestigend te worden beantwoord. Zij heeft het volgende in haar beoordeling betrokken.
Op 10 juni 2012 omstreeks 23:23 uur kwam bij de meldkamer van de politie een melding binnen dat er werd geschoten in café [naam 1] aan [adres 2] te Valkenswaard. Ter plaatse gekomen zien verbalisanten dat meerdere personeelsleden in het café aan het schoonmaken zijn. In het café worden kogelhulzen en bloed aangetroffen.
Als verbalisanten zich naar het Maxima Medisch Centrum in Veldhoven begeven, treffen zij daar twee gewonde mannen aan: te weten [verdachte] (verdachte) en [getuige 1]. Die nacht wordt in het Mariaziekenhuis in Overpelt [slachtoffer 1] binnengebracht . Hij wordt diezelfde nacht nog geopereerd aan twee schotverwondingen in de buik [1] .
Getuigenverklaringen.
Een aantal medewerkers van het café en een aantal in het café aanwezige gasten van [getuige 2] heeft tegenover de politie verklaringen afgelegd. Daaruit komt het volgende naar voren.
[getuige 3], eigenaar van café [naam 1], verklaart dat er op 10 juni 2012 door [getuige 2] een feest gegeven werd in café [naam 1]. Rond 23:15 uur waren er ongeveer 65 mensen in het café en op het terras van het café aanwezig. Rond dat tijdstip hoorde [getuige 3] mensen schreeuwen bij de ingang van het café en hoorde hij direct daarna drie knallen. [getuige 3] is de tuin in gerend en hoorde nog meer knallen [2] .
De eveneens in het café werkzame [getuige 4] verklaart dat hij vier à vijf mannen binnen zag komen. Hij geeft een signalement van de voorste van die mannen en verklaart dat één van die mannen, die de laatste drie à vier weken vaker in café [naam 1] komt, qua signalement heel veel leek op [verdachte] [3] .
In een afgetapt telefoongesprek tussen [getuige 4] en [getuige 5] op 12 juni 2012 spreken beiden als volgt:
[getuige 4]: “
hij vuurde gewoon op een persoon, hij liep recht naar die persoon toe en die heeft hij 5x in zijn buik geschoten… toen is er iemand achter hem aan gelopen en op straat hebben ze hem weer geschoten. Dus ligt hij in het ziekenhuis, diegene die dat heeft gedaan (…..) er zijn zoveel bewijzen dus ik kan mijn eigen niet voorstellen dat ze hem niet vatten.
[getuige 5]: “
dat was die [naam 3]?”
[getuige 4]: “
ja, ja, ja” [4]
Geconfronteerd met dit tapgesprek verklaart [getuige 4] dat hij met zijn uitlating “diegene die dat heeft gedaan” [verdachte] bedoelt, maar dat hij zelf niet heeft gezien dat [verdachte] heeft geschoten, dat hij dat heeft gehoord op maandagavond (11 juni 2012) toen zij met het personeel samen waren gekomen.
Toen [getuige 4] op 21 augustus 2013 bij de rechter-commissaris als getuige werd gehoord verklaarde hij dat hij bij de politie naar waarheid heeft verklaard [5] .
Medewerkster [getuige 6] van café [naam 1] verklaart dat zij op 10 juni 2012 ongeveer vijf personen via de ingang het café met snelheid binnen zag komen. Ze heeft alleen de persoon die voorop liep gezien en geeft een beschrijving van die persoon. Zij verklaart onder meer dat hij klein is, zij denkt donkerblond haar, midden 20, blank rond gezicht, stevig gebouwd, donker t-shirt met een v-hals. Ze heeft hem vaker gezien in het café en weet dat hij tatoeages heeft en dat hij in zijn nek een tattooin de vorm van een een kus heeft. [getuige 6] zag dat die persoon een paar stappen naar binnen zette en toen hoorde zij: bam bam. [6] De persoon die zij omschreef is [verdachte]. Zij verklaart nog dat zij zag dat die persoon van achter aan zijn shirt werd getrokken [7] . Als haar een foto van [verdachte] (rechtbank: verdachte) wordt getoond verklaart zij dat zij de persoon op die foto herkent als de persoon die op 10 juni 2012 als eerste met een aantal personen het café binnen snelde en dat deze persoon [verdachte] is [8] . Bij haar verhoor als getuige bij de rechter-commissaris verklaarde [getuige 6] dat zij naar waarheid bij de politie heeft verklaard en dat zij pas later dan 11 juni 2012 de naam van [verdachte] heeft gehoord [9] .
Verbalisant [verbalisant 1] verklaart dat zij heeft gezien dat [verdachte] aan de linkerzijde in zijn nek een rode afdruk van een zoen als tatoeage heeft [10] .
De barman van café [naam 1], [getuige 7], verklaart dat hij op 10 juni 2012 omstreeks 23:30 uur zag dat bij de toegangsdeur een vrouw stond die kennelijk probeerde een gast tegen te houden; hij zag dat dat niet lukte en dat die persoon naar binnen kwam. Bij die persoon liepen andere personen. De persoon die naar binnen drong had een pistool in zijn hand. [getuige 7] zag dat de persoon de trekker overhaalde of in ieder geval zag hij dat die persoon zijn hand bewoog waar de knallen vandaan kwamen [11] .
[getuige 8], werkzaam als ober bij café [naam 1], verklaarde op 10 juni 2013 kort na het gebeurde dat hij buiten het café vier of vijf mannen zag en dat een man een pistool vasthield, zilverkleurig en de bovenkant was zwart. De persoon die het pistool vasthad was ongeveer 1.75 meter lang, gezet postuur, blanke huidskleur en donker haar. Die mannen begonnen tegen de deur te duwen en kwamen binnen. Getuige is toen weggerend [12] .
Bij de rechter-commissaris door wie [getuige 8] -onder ede- als getuige is gehoord, heeft [getuige 8] verklaard dat hij tegen de politie steeds de waarheid heeft verklaard en dat hij het vuurwapen heeft gezien bij degenen die voorop liep [13] .
Op 11 juni 2012 omstreeks 00:13 uur belde [getuige 8] voornoemd in paniek naar zijn vriend [verbalisant 2], werkzaam als hoofdagent bij politie Brabant Zuid-Oost, en vertelde dat hij op zondag 10 juni 2012 omstreeks 22:30 uur (later past [getuige 8] het tijdstip aan) vijf mannen café [naam 1] binnen zag lopen, dat hij één van deze mannen herkende als [verdachte] (fon) en dat deze een geweer/pistool in zijn handen had. [getuige 8] is toen weggerend [14] .
De op het feest van [getuige 2] aanwezige [getuige 9] zag dat de tussendeuren bij de ingang open vlogen en dat er mannen binnen kwamen, dat er één doorliep naar achteren en zij hoorde meteen knallen. Het waren zeker vijf of zes knallen. De eerste man die naar binnen kwam was 1.75 meter, donkere kleding. Hij liep in een rechte lijn naar achteren [15] .
Getuige zag dat de persoon die binnen kwam een wapen in zijn hand had en dat hij met het wapen schoot. Zij zag hem in een rechte lijn naar achteren lopen. Zijn arm was helemaal gestrekt. zij hoorde ongeveer vier tot zes knallen toen deze persoon halverwege het café liep [16] .
De eveneens in het café aanwezige [getuige 10] verklaarde dat hij buiten op het
terras stond. Hij draaide zich om en zag dat er drie of vier mannen aan kwamen lopen, achter elkaar, half rennend in de richting van de ingang van het café. Hij zag dat de voorste persoon een pistool in zijn hand had, recht voor zich uit richting de ingang. Hij zag dat het pistool zwart van kleur was [17] .
Op 10 juni 2012 omstreeks 16:00 uur ontving [getuige 2] een ping-bericht op zijn gsm van [verdachte]. De inhoud was ongeveer ”als [slachtoffer 1] komt dan is het oorlog”. Met [slachtoffer 1] wordt bedoeld [slachtoffer 1]. [verdachte] heeft ruzie met [slachtoffer 1] over zijn ex-vriendin. [getuige 2] weet dat [slachtoffer 1] en [verdachte] ruzie hebben, vandaar dat hij [verdachte] niet had uitgenodigd voor zijn feest in café [naam 1] op 10 juni 2012. Verder stuurde [verdachte] nog een bericht dat [slachtoffer 1] in België moest blijven en dat hij ([slachtoffer 1]) niets in zijn kroeg te zoeken had. [getuige 2] stuurde hierop een bericht terug naar [verdachte]. :”niet op mijn feest”. [getuige 2] kreeg daarop een bericht terug met de tekst “alvast sorry”. Later op de avond kwam [slachtoffer 1] toch naar het feest. Op een gegeven moment was [getuige 2] gasten aan het uitlaten voor de kroeg. Toen hij buiten stond hoorde hij iemand roepen en hoorde luide knallen, vervolgens rende iedereen naar buiten. Er was grote paniek. [getuige 2] zag [medeverdachte 1] en [verdachte] het café uitkomen. [medeverdachte 1] had [verdachte] vast en ze liepen in de richting van de markt. [18]
Op maandag 11 juni 2012 omstreeks 16:30 uur verklaarde [getuige 2] dat hij van meerdere mensen had gehoord dat zij gezien hadden dat het [verdachte] was die met een vuurwapen het café binnen was gekomen en begon te schieten, en dat is dus dezelfde persoon die hem voorafgaand aan zijn feest had laten weten dat het niet gepikt zou worden als [slachtoffer 1] op het feest zou komen. [getuige 2] verklaarde dat hij wist dat [verdachte] en [slachtoffer 1] ruzie hadden omdat de huidige vriendin van [slachtoffer 1] de ex-vriendin van [verdachte] is [19] .
Voorts verklaarde [getuige 2] dat [verdachte] al enige tijd ruzie heeft met [slachtoffer 1]. [getuige 2] wilde [slachtoffer 1] op zijn feest omdat het een neef van zijn vriendin [getuige 11] is en het is een goede jongen. [getuige 2] heeft aan [verdachte] laten weten dat [slachtoffer 1] niet zou komen omdat dat in eerste instantie zo was. Hij had wel tegen [verdachte] gezegd dat het hem van [verdachte] zou tegenvallen dat hij op zijn feest ruzie zou willen maken met [slachtoffer 1]. [verdachte] zei toen; “sorry, dat wilde ik ook niet, daarom heb ik jou tevoren iets laten weten” [20] .
Bij zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft [getuige 2] verklaard dat hij bij de politie naar waarheid heeft verklaard [21] .
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen heeft [getuige 12], de vader van [getuige 13], de vriendin van [slachtoffer 1], aan verbalisanten verklaard dat [getuige 13] hem opbelde en dat [getuige 13] had gezegd: “ze komen [slachtoffer 1] afslaan. Hij weet dat “[medeverdachte 1]” zijn dochter [getuige 13] aan de kant geduwd heeft omdat zij in de deuropening ging staan om hen tegen te houden.
Voorts verklaarde [getuige 12] dat hij weet dat ze [getuige 14] gebeld hebben en dat ze aan hem vroegen: is er iemand daar? En [getuige 14] heeft toen niets gezegd. [getuige 13] heeft hem verteld dat zij voor de deur is gaan staan, dat [getuige 13] op de grond werd geduwd door [medeverdachte 1] en dat [getuige 13] nog aan [verdachte] zijn t-shirt heeft getrokken om hem tegen te houden [22] .
[getuige 15], werkzaam als bedrijfsleider van café [naam 4] in Valkenswaard verklaarde dat de mannen van het kamp op 10 juni 2012 voorafgaande aan de schietpartij bij [naam 4] op het terras hebben gezeten. [getuige 15] gokt dat er zo’n acht à tien kampers waren, waaronder [verdachte]. Ergens rond 23:00-23:30 uur waren ze ineens vertrokken [23] .
Opnamen vertrouwelijke communicatie (OVC).
In de cel van verdachte, die hij in de Penitentiaire Inrichting te Grave deelde met zijn neef [getuige 16], is vertrouwelijke communicatie opgenomen.
(fragment uit de opname gemaakt van 22 augustus 2012 12:39:01 uur tot 23 augustus 2012 01:26:03 uur)
[verdachte] zegt: Zelfde met die [slachtoffer 1], wat heeft hij nou geleden. Ja, wat hebben die nou dadelijk geleden, die hebben nou eh, nou hebben denken ze eh [verdachte] is in ieder geval al weg, daar zijn we nou al voorlopig vanaf, en als ik dadelijk ineens los kom, zegt ai, hij is weer buiten, ‘k zit weer in Valkenswaard op het terras. Dan durft hij niet meer met zijn C’tje over het terras te rijden, geloof mij nou. Dank denk ik van ja. Maf dat het is. Dan bedenkt die zijn eigen wel twee keer in Valkenswaard. Eigenlijk had ik ‘m gewoon kapot moeten schieten ook, ‘k heb spijt dat het niet gelukt is ook, kankerlijer. [24]
Tap- en ping-gesprekken [25] .
Het PIN ID-nummer [nummer 1] is in gebruik bij [verdachte]. op de Blackberry met nummer [telefoonnummer 1] [26] .
- ping-bericht van [getuige 17] en [verdachte] op 9 juni 2012 te 15:25:25 uur:

[getuige 17]: Ik ben al start klaar voor als hij er is morgen. Die nerd op dat feest. Weekend tas en tandeborstel liggen al klaar.

- tapgesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] op 9 juni 2012 te 22:16 uur, naar aanleiding van een pingbericht dat [getuige 18] stuurde naar [medeverdachte 1]
dat andere ook daar (Lakedance) zijn.
[medeverdachte 1]: ben jij een beetje alert. Daar loopt iemand rond waar eh. Waar jij niet zo blij mee bent denk ik.
[verdachte]: Ja morgen toch pas.
[medeverdachte 1]: Nee, daar ook, waar je nou bent.
-ping-bericht van [getuige 17] en [verdachte] op 10 juni 2012 te 14:35:26:
[getuige 17]: [medeverdachte 2] pingt me net en hun komen wel. Zegt die jongen net zelf. Begint om 6 uur. We zijn er maat! [naam 6] kwam hem net tegen en ze gaan tog [naam 1].
-pingbericht tussen [verdachte] en [getuige 2] op 10 juni 2012 vanaf 15:13:49 uur:
[verdachte]: Stuur bolle ff een berichtje dat ie zig fatsoundelijk voorberijd als ie denk in mijn café op stap te gaan. Niks tegen jou eut. Hij hoeft ook nie weg te blijven maar dat kan ik egt nie laten gebeuren.
[getuige 2]: Het is mijn feest jonge geen geouwehoer. Ja maar sorry daarom heb ik jou nie uitgenodigt..Niet voor jou maat maar je snapt ons pap en mam en zo zijn er ook.
[verdachte]: jou keuze. Ik zeg het alleen. Hij moet uit vwaard weg blijve heb ik tegen hem gezecht.
[getuige 2]: Ja ok maar mijn feest!! Dan andere keer moet jij weten maar niet mijn feest verzieken maat zou ik bij jou ook nooit doen ok.
-pingbericht van [verdachte] en [getuige 14] op 10 juni 2012 vanaf 15:18:10 uur:
[verdachte]: Hij het mij nie uit genodigt omdat [slachtoffer 1] dan kan komen.
[getuige 14]: Nee die komt nie.
[verdachte]: Ik ben aleen netjes jonge.
-pingbericht van [verdachte] en [getuige 2] op 10 juni 2012 vanaf 15:20:08 uur:
[getuige 2]: Hij is neef van [getuige 11] wat moest ik dan vind dit ook kut (…)
[verdachte]: Stuur dat berichtje ff. Hoef ik me niet uit te sloven vanavond. Denk dat ie al blij mag zijn dat ik hem nie lastig ga valle he. Als hij lekker in bels blijft dan blijf ik in Holland.
[getuige 2]: Ja klopt en daar houd hij zich aan alleen vandaag niet en hij komt ook echt nergens anders.
[verdachte]: Ja sorry alvast dan jonge. Ik mag jou graag pik dat weet je zelf ook wel denk ik. Maar hij moet uit vwaard weg blijve. En ik maak echt geen grapjes.
[getuige 2]: Ja klopt ik mag jou ook maar laat voor mij jonge wat je doet moet jezelf weten vraag je aub niet op mijn feest!
-pingbericht van [getuige 2] en [slachtoffer 1] op 10 juni 2012 om15:29:00 uur:
[getuige 2]: He maat [verdachte] is me aan het pingen dat hij ellende komt maken als jij in vwaard komt. Ja, hij zegt alvast sorry dat ik je feest verziek.
-op 10 juni 2012 om 15:32:44 uur pingt [verdachte] naar [getuige 2]:
Pik hier zit 5 man te springe aan tafel als ik nie ga is er nog oorlog hahaha.
-pingbericht van [verdachte] en [getuige 14] op 10 juni 2012 te 15:39 uur:
[verdachte]: Ik denk dat ik [getuige 2] als eerst pak en dan hem….[getuige 2] zegt va wel (dat hij komt) daarom ben ik niet uitgenodigd….Ik ben toch netjes dat ik dat zeg in plaats van zomaar(…)
-als [getuige 2] op 10 juni 2012 even voor 18:00 uur in café [naam 1] is gearriveerd pingt hij naar [slachtoffer 1]:
ze zijn hier geweest als jij komt wordt hier alles afgebroken, zeggen ze. [medeverdachte 1] die kuttekop is hier geweest.
-om 18:38 uur pingt [getuige 2] naar [getuige 14]:
Zeg effe tegen hem dat [slachtoffer 1] niet meer komt en dat hij zich niet druk hoeft te maken
-om 18:41 uur pingt [getuige 2] naar [verdachte]
:”he jonge [slachtoffer 1] komt niet meer dan weet je dat! Vind het wel kut van je dat je op mijn feest ellende wou maken.
[verdachte]: Sorry maat zij ik straks all maar [slachtoffer 1] blijft uit vw. Ik kom ook niet in bels gwn omdat ik er geen zin in heb allemaal. Maar hij moet niet denken dat ie in vw rond ken gaan lopen.
“…als ie denkt in mijn café op stap te gaan…””
-[verdachte] pingt 10 juni 2012 te 22:39 uur naar [getuige 14]:
[medeverdachte 2] zegt dat ie dr is.
-om 22:41 uur [getuige 14] pingt naar [verdachte]: .
heb em nie gezien pik……
-om 22:47 uur: [getuige 14] pingt naar [verdachte]:
hij is der nie pik, heb em niet gezien.
-om 23:12: [getuige 14] pingt naar [verdachte]:
iedereen zegt van wel ik sta buite sigaret te roken heb em nie gezien zweer ik,
-om 23:134:14 uur [verdachte] pingt naar [getuige 14]:
pik lieg niet he.
23:13:59 uur [getuige 14] pingt naar [verdachte]:
eg nie!
Op grond van voormelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang en verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 10 juni 2012 in café [naam 1] te Valkenswaard met een vuurwapen op [slachtoffer 1] heeft geschoten. De rechtbank volgt de verdediging niet als zij stelt dat er geen direct bewijs is dat verdachte de schoten op [slachtoffer 1] heeft gelost. Zowel de getuigenverklaringen, de hiervoor genoemde processen-verbaal van bevindingen als de tap- en ping-gesprekken en de genoemde opgenomen vertrouwelijke communicatie verbinden verdachte als schutter aan de aanslag op [slachtoffer 1].
De overtuiging van de rechtbank op grond van voormelde bewijsmiddelen dat verdachte de dader is van de poging tot moord op [slachtoffer 1] wordt verder versterkt door het beroep van verdachte op zijn zwijgrecht. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf, maar zeker in samenhang bezien, wijzen zodanig sterk in de richting van verdachte dat deze in beginsel vragen om een redelijke verklaring van de zijde van verdachte. Verdachte heeft deze verklaring niet willen geven.
Voorbedachte rade.
Door de verdediging is aangevoerd dat er geen sprake was van kalm beraad en rustig overleg zodat er geen sprake is van voorbedachte rade en verdachte dient te worden vrijgesproken van poging tot moord.
De rechtbank verwerpt dat verweer en overweegt daaromtrent als volgt.
Naar aanleiding van binnengekomen CIE-informatie in februari 2012 dat “[verdachte] en [slachtoffer 1] ruzie hebben gehad over de nieuwe relatie van [slachtoffer 1]: [getuige 13], tevens de ex-vriendin van [verdachte], en dat deze [verdachte] uitlatingen heeft gedaan dat hij [slachtoffer 1] gaat opruimen” hebben verbalisanten op 2 maart 2012 een gesprek met [verdachte]. In dat gesprek confronteerden verbalisanten [verdachte] met deze informatie waarop [verdachte] reageerde met onder meer: “Ik kan niet over mij heen laten lopen. Soms zijn er dingen die je moeten doen (…)”. Op de mededeling van verbalisanten dat [verdachte] geen strafbare feiten mag plegen en dat de politie waarschijnlijk bij hem uit zal komen mocht er iets gebeuren, hoorden verbalisanten [verdachte] zeggen dat hij dat wist en dat hij de consequenties zou aanvaarden. [verdachte] zei voorts dat “als hij ([slachtoffer 1]) denkt hem dit te kunnen flikken dan heeft hij een probleem, ik heb hier al een paar maanden goed over nagedacht” [27] .
In de middag voorafgaande aan de schietpartij is er tussen [verdachte] en [getuige 2] en tussen [verdachte] en zijn vrienden, over en weer gepingd. Deze ping-gesprekken hebben onder meer de strekking dat verdachte aan [getuige 2] laat weten dat [slachtoffer 1] op 10 juni 2012 niet op het feest van [getuige 2] in café [naam 1] moet komen. Verdachte zegt tegen [getuige 2] dat hij [slachtoffer 1] moet berichten dat hij niet moet komen, dan hoeft hij (verdachte) zich die avond niet uit te sloven. Verdachte maakt aan [getuige 2] alvast excuses en zegt dat hij geen grapjes maakt. Tussen verdachte en zijn vrienden vindt er die middag en die avond kort voorafgaand aan de schietpartij over een weer contact plaats over de aanwezigheid van [slachtoffer 1] in café [naam 1]. Verdachte bevindt zich die avond met een aantal vrienden op een terras in de omgeving van voornoemd café als hij om 22:39 uur- hoort dat [slachtoffer 1] in het café [naam 1] is gesignaleerd. Vervolgens verlaten verdachte en zijn vrienden tussen 23:00 uur en 23:30 het terras van café [naam 4] en begeven zich naar café [naam 1].
Reeds buiten café [naam 1] heeft verdachte een vuurwapen ter hand genomen, dat hij in café [naam 1], zonder dat er een woordenwisseling aan vooraf ging, direct heeft gericht, waarna hij direct heeft geschoten.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen is voldoende vast komen te staan dat verdachte zich gedurende geruime tijd heeft (kunnen) beraden op het genomen besluit en daarmee de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Van een, door de verdediging geopperde, ogenblikkelijke gemoedsopwelling zoals een ogenblikkelijk hevig opkomende drift, was in casu geen sprake. Ook overigens zijn er geen contra-indicaties waaraan een zwaarder gewicht zou moeten worden toegekend. Daarmee is aan het vereiste voor bewezenverklaring van het bestanddeel
met voorbedachten radevoldaan en dient het handelen van verdachte gekwalificeerd te worden als poging tot moord.
Medeplegen.
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is geweest van medeplegen van poging tot moord. Weliswaar staat vast dat verdachte samen met anderen naar binnen is gegaan in café [naam 1], maar uit de inhoud van de overgelegde stukken kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat er sprake was van bewuste en nauwe samenwerking in die zin dat ook de anderen opzet hadden op het plegen van het delict.

Parketnummer 01/820730-13: de mishandeling van [slachtoffer 2].

Op 24 februari 2012 deed [slachtoffer 2] aangifte van zware mishandeling gepleegd op 21 februari 2012 omstreeks 23:30 uur in café [naam 2] aan [adres 3] te Valkenswaard. Toen aangever omstreeks 23:00 uur binnenkwam in het café zag hij onder meer twee mannen en een vrouw op een barkruk aan de bar zitten. Toen aangever naar een van de mannen toeliep omdat hij zag dat deze jongen voor de derde keer het hoofddoekje/mutsje van het hoofd van zijn vrouw trok, is er een vechtpartij ontstaan. Aangever werd later in het ziekenhuis wakker [28] .
In een opgenomen telefoongesprek op 22 februari 2012 om 09:25 uur van [getuige 19] met [getuige 20] zegt:
[getuige 20]: (….)
daarna was hij nog (…) met een pistool aan het zwaaien.
[getuige 19]
: Wie?
[getuige 20]:
[verdachte]
[getuige 19]:
had die een pistool?
[getuige 20]:
Toen heeft hij hem geslagen. Toen stond hij nog recht. Toen sloeg [getuige 14] hem. Toen viel hij op de grond. [29]
In een opgenomen telefoongesprek op 1 maart 2012 om 19:30 uur van [getuige 19] en [getuige 20] zegt:
[getuige 20]: (…)
Ik zeg [verdachte] als [getuige 19] weg was geweest wat was er dan gebeurd dan had ik hier gestaan. Ja zegt hij maar dan had ik dat niet gedaan, want als jij alleen bent doe ik dat niet.
(Beiden spreken over de video-opnamen die bij de recherche liggen):
[getuige 20]:
ik denk dat ze dat ding niet kunne zien omdat ik er voor sta, (…) want jij hebt geen camera achter de bar (/…) [verdachte] stond met zijn rug naar een camera, die voor hem stond die paal en ik stond rechts van dat dinge, (..) dus ze hebben dat ding kennen ze niet zien want daar sta ik voor en hij staat er met zijn rug voor en die paal staat er aan de andere kant voor. [30]
Op dinsdag 21 februari 2012 omstreeks 23:50 uur zagen verbalisanten een personenauto van het merk VW, type Golf, kleur zwart, kenteken [kenteken 1], rijden over de Markt te Valkenswaard. Het was verbalisanten ambtshalve bekend dat dat voertuig wordt bestuurd door [verdachte], geboren [1989]. [31]
Van de vechtpartij zijn videobeelden gemaakt. Bij het uitkijken door verbalisanten van die videobeelden herkennen zij [verdachte], geboren [1989], (verdachte) als een van de jongemannen die aan de bar zitten. Verdachte draagt een lichtkleurige trui met capuchon.
Op de videobeelden is op het beeld onder 01:09:46 te zien dat [verdachte] met zijn rechterhand iets rechtsvoor onder zijn broeksband vandaan pakt.
Op beeld 01:09:47 is te zien dat [verdachte] met zijn rechterhand naar het hoofd van [slachtoffer 2] slaat en op beeld 01:09:50 is te zien dat er een zilver glimmend voorwerp van ongeveer 20 centimeter lengte zichtbaar is in de rechterhand van [verdachte] [32] .
De rechtbank heeft de videobeelden bij gelegenheid van de behandeling op de terechtzitting en nadien in raadkamer bekeken. De rechtbank heeft daarbij waargenomen dat verdachte met zijn rechterarm een beweging maakt die zou kunnen passen bij het pakken van een voorwerp achter zijn broeksband vandaan. Iets later is te zien dat hij met zijn rechterhand een slaande beweging maakt, in de richting van het hoofd van een persoon die aan de bar lijkt te zitten. Iets later is te zien dat verdachte in zijn rechterhand een (glimmend) voorwerp heeft.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang en verband bezien is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 21 februari 2012 in café [naam 2] te Valkenswaard met een voorwerp op het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft geslagen.
De overtuiging van de rechtbank op grond van voormelde bewijsmiddelen dat verdachte met een voorwerp op het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geslagen, wordt verder versterkt door het beroep van verdachte op zijn zwijgrecht. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf, maar zeker in samenhang bezien, wijzen zodanig sterk in de richting van verdachte dat deze in beginsel vragen om een redelijke verklaring van de zijde van verdachte. Verdachte heeft deze verklaring niet willen geven.
De rechtbank acht, mede gelet op de medische verklaring d.d. 22 februari 2012, niet bewezen dat het letsel dat bij het slachtoffer is waargenomen is veroorzaakt door het slaan door verdachte op het hoofd van het slachtoffer. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het slaan met een (zwaar) voorwerp op het hoofd pijn voor het slachtoffer oplevert.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
(parketnummer 01/839380-12)
op 10 juni 2012 te Valkenswaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (in café [naam 1]) met een vuurwapen kogels op korte afstand en in de richting van die [slachtoffer 1] heeft afgevuurd (ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] twee schotwonden in zijn buik heeft opgelopen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
(parketnummer 01/8201730-12)
op 21 februari 2012 te Valkenswaard opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met een voorwerp op het hoofd heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
  • een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van voorarrest.
  • onttrekking aan het verkeer van de op de beslaglijst onder 1 t/m 19 genoemde voorwerpen
  • teruggave aan verdachte van de onder hem in beslag genomen t-shirt (nr 20 van de beslaglijst).
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair geconcludeerd tot vrijspraak.
Mocht de rechtbank tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde komen dat dient in strafverminderende zin, naar het oordeel van de verdediging, worden meegewogen dat verdachte zelf ook gewond is geraakt bij de schietpartij en dat hij daarvan, na zeventien maanden, nog steeds de gevolgen ondervindt. Voorts heeft de raadsman gewezen op andere veroordelingen en daarbij betoogd dat een gevangenisstraf van 10 jaren buiten proporties is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] in een café, waar zeer veel mensen in verband met een verjaarsdagsfeest aanwezig waren, van dichtbij neergeschoten. Er is sprake geweest van grof machtsvertoon zonder enige consideratie jegens het slachtoffer en de overige aanwezigen in het café.
Het zeer gewelddadig karakter van met name het op 10 juni 2012 door verdachte gepleegde strafbare feit laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om zwaar geweld tegen andere mensen te gebruiken.
Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan.
Verdachte was al in maart 2012 door de politie gewaarschuwd om [slachtoffer 1] niets aan te doen, maar heeft desondanks toch uitvoering gegeven aan een plan om [slachtoffer 1] op een feest te liquideren.
Een delict als het onderhavige veroorzaakt veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
De rechtbank heeft bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd en de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als richtlijn voor de straftoemeting.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van lange duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Daarbij heeft de rechtbank betrokken het feit dat de officier van justitie haar eis heeft gebaseerd op medeplegen van feit 1 en op bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde onder feit 2, terwijl de rechtbank verdachte hiervan vrijspreekt.
(parketnummer 01/839380-12)
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 7.412,43 ter zake materiële schade en € 3.500,- ter zake immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en zowel voor wat betreft de materiële schade als de immateriële schade, hoofdelijk, toewijsbaar. De officier van justitie verzoekt tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
In het verlengde van de door de verdediging bepleite vrijspraak dient de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering, nu de verdediging de vordering inhoudelijk niet heeft betwist, en de vordering haar gegrond voorkomt, in haar geheel toewijsbaar als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal niet de hoofdelijkheid uitspreken, aangezien verdachte van het medeplegen wordt vrijgesproken.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
(parketnummer 01/820730-13)
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 7.998,04,- ter zake materiële schade, € 2.500,- ter zake immateriële schade, en de wettelijke rente groot € 376,-.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat alleen de door de klap ontstane hoofdwond voor vergoeding in aanmerking komt. Ten aanzien van de overige opgevoerde kosten bestaat naar het oordeel van de officier van justitie geen rechtstreeks verband tussen deze kosten en de klap die is uitgedeeld. De vordering dient derhalve gematigd te worden tot € 500,-. De benadeelde partij dient in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie verzoekt tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
In het verlengde van de verzochte vrijspraak verzoekt de verdediging de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering en subsidiair de vordering af te wijzen.
Beoordeling.
Gelet op de bewezenverklaring staat het voor de rechtbank niet vast dat de beweerdelijk geleden schade het gevolg is van het handelen van verdachte. Om dit vast te stellen zal vermoedelijk uitgebreid onderzoek noodzakelijk zijn.
De rechtbank zal de benadeelde partij om die reden niet ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer.
De in beslaggenomen goederen (nrs 1 tot en met 19 op de aangehechte lijst van inbeslaggenomen goederen) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan verdachte wordt verdacht zijn aangetroffen en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Gelet hierop zal de rechtbank de op de beslaglijst vermelde voorwerpen nrs 1 tot en met 19 onttrekken aan het verkeer.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het in het dictum nader te noemen t-shirt (nr 20 op de beslaglijst) aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dat inbeslaggenomen goed.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36b, 36c, 36f, 45, 57, 289, 300.

DE UITSPRAAK

T.a.v. 01/820730-13 primair en subsidiair:
Vrijspraak.
Verklaart het overige ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/839380-12:
poging tot moord
T.a.v. 01/820730-13 meer subsidiair:
mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. 01/839380-12 en 01/820730-13 meer subsidiair:
Gevangenisstrafvoor de duur van
8 jaarmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht
T.a.v. 01/839380-12:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 10.912,43 (zegge: tienduizend negenhonderdtwaalf euro en drieënveertig cent), te weten € 3.500,- immateriële schadevergoeding (post 2) en een bedrag van € 7.412,43 materiële schadevergoeding (post 1).
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Maatregel van schadevergoeding van € 10.912,43 subsidiair 89 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 10.912,43 (zegge: tienduizend negenhonderdtwaalf euro en drieënveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 89 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 3.500,- immateriële schadevergoeding (post 2) en een bedrag van € 7.412,43 materiële schadevergoeding (post 1).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van
deze schade.
T.a.v. 01/820730-13 meer subsidiair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2].
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
Onttrekking aan het verkeervan de goederen vermeld onder de nummers 1 tot en met 19 van de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Teruggaveinbeslaggenomen goederen, te weten: een shirt, kleur zwart, goednr 47852, aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.A. Waals, voorzitter,
mr. M.M. Klinkenbijl en mr. C.A. Mandemakers, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 3 december 2013.

Voetnoten

1.Medische verklaring van het Mariaziekenhuis te Overpelt, p. 1045 van het eindpv I
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 323-326 van eindpv I
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], p. 339-341 van eindpv I
4.Tapgesprekken p. 2016-2017
5.Proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 4] bij de rechter-commissaris.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6], p. 378-380 van eindpv I
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6], p. 382-384 van eindpv I
8.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 386-397 van eindpv I
9.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 6] bij de rechter-commissaris
10.Pr0ces-verbaal van bevindingen, p. 1438-1440 van eindpv 1
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7], p. 400-404 van eindpv I
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 8], p. 363-364 van eindpv I
13.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 8] bij de rechter-commissaris
14.Proces-verbaal van bevindingen p. 368-369 van eindpv I
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 9], p. 494-498 van eindpv I
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 9], p. 500-503 van eindpv I
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 10], p. 523-525 van eindpv I
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 676-678 van eindpv I
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 679 van eindpv I
20.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2], p. 680-682 van eindpv I
21.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 2] van de rechter-commissaris.
22.Pv bevindingen p. 716
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11], p. 950-954a van eindpv I
24.Proces-verbaal van bevindingen p. 1627-1630 van eindpv I
25.Tap- en pinggesprekken p. 1254 e.v. van eindpv I
26.Proces-verbaal van bevindingen p. 1377-1378 van eindpv I
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1432 van eindpv I.
28.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 93-95 van eindpv II
29.Tapgesprek, p. 106-107 van eindpv II
30.Tapgesprek, p. 121-122 van eindpv II
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 62 van eindpv II
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69-76 van eindpv II