ECLI:NL:RBOBR:2013:6655

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2013
Publicatiedatum
28 november 2013
Zaaknummer
01045182-01
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege met handhaving van voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 november 2013 uitspraak gedaan over de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1972 en verblijvende in het Huis van Bewaring te Grave. De rechtbank had eerder, bij vonnis van 11 december 2002, de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. Deze verpleging was voorwaardelijk beëindigd door het gerechtshof Arnhem op 5 juli 2012, onder bepaalde voorwaarden. De terbeschikkingstelling was op 19 februari 2013 met twee jaar verlengd, waarbij de voorwaarden waren aangepast. Op 5 september 2013 werd een eerdere vordering tot hervatting van de verpleging afgewezen, met handhaving van de voorwaarden waaronder de verpleging was beëindigd.

De officier van justitie diende op 30 oktober 2013 een nieuwe vordering in, die op 27 november 2013 ter openbare terechtzitting werd behandeld. De officier van justitie stelde dat de terbeschikkinggestelde niet in staat was om risicovolle situaties te vermijden en dat hij de voorwaarden van de voorwaardelijke beëindiging had overtreden. Tijdens de zitting werd een rapport van de Reclassering Nederland gepresenteerd, waarin werd gesteld dat de terbeschikkinggestelde verdacht werd van een nieuw strafbaar feit. De rechtbank hoorde ook de deskundige van de reclassering, die het rapport toelichtte.

De verdediging betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat de terbeschikkinggestelde zich aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank kon echter niet vaststellen of de terbeschikkinggestelde daadwerkelijk de voorwaarden had overtreden. Gezien de omstandigheden oordeelde de rechtbank dat de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege moest worden afgewezen, met handhaving van de eerder gestelde voorwaarden. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de rechtbank, waarbij de griffier aanwezig was. De uitspraak werd gedaan in het openbaar.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/045182-01
Uitspraakdatum: 29 november 2013

Beslissing op de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege.

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikkinggestelde]

geboren te[geboorteplaats] [geboortedatum]1972,
verblijvende in het Huis van Bewaring te Grave.
Het onderzoek van de zaak.
Bij vonnis van deze rechtbank van 11 december 2002 is de [terbeschikkinggestelde] beschikking gesteld met verpleging van overheidswege.
Bij beschikking van het gerechtshof Arnhem van 5 juli 2012 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd onder de in die beschikking vermelde voorwaarden. De terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beschikking van deze rechtbank d.d. 19 februari 2013 met twee jaar verlengd, onder de in die beschikking vermelde (gewijzigde) voorwaarden.
Deze beslissing is door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 4 juli 2013 bevestigd.
Op 5 september 2013 is de vordering d.d. 18 april 2013 tot hervatting van de verpleging van overheidswege door deze rechtbank afgewezen, onder handhaving van de eerder gestelde voorwaarden (beslissing rechtbank Oost-Brabant d.d. 19 februari 2013), waaronder de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd.
De onderhavige vordering van de officier van justitie tot hervatting van de verpleging is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2013.
De vordering van de officier van justitie d.d. 30 oktober 2013 strekt ertoe dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Ter terechtzitting van 27 november 2013 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij deze vordering.
De rechtbank heeft gezien een rapport van de Reclassering Nederland van 28 oktober 2013 van de hand van F.R.J. Brouwers, unitmanager en M. Siapour, reclasseringswerker.

De beoordeling.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de officier van justitie is gebaseerd op de stellingname van de reclassering dat de ter beschikking gestelde niet in staat is om gedurende een langere periode risicovolle situaties te vermijden en niet kan omgaan met de grote mate van vrijheid. Indien het aan de ter beschikking gestelde tenlastegelegde bewezen kan worden, dan heeft de ter beschikking gestelde volgens de reclassering de aan hem opgelegde voorwaarden overtreden.
Ter zitting van 27 november 2013 is de deskundige dhr. I.E.F. Vlottes van de Reclassering Nederland verschenen en heeft voornoemd rapport van de reclassering toegelicht.
De officier van justitie deelt mede dat de ter beschikking gestelde thans wordt verdacht van een nieuw strafbaar feit, welk feit volgens de officier van justitie ook wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Deze nieuwe strafzaak zal in januari 2014 dienen bij de politierechter van deze rechtbank. De ter beschikking gestelde heeft aldus de voorwaarden van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging overtreden. Daarnaast heeft de ter beschikking gestelde geen openheid van zaken gegeven over het niet in bezit zijn van een rijbewijs, terwijl hij toch als bestuurder van een auto is opgetreden. De verpleging van overheidswege moet gelet op het voorgaande worden hervat.
De raadsman van de ter beschikking gestelde heeft verzocht de vordering af te wijzen. Voor wat betreft het nieuwe strafbare feit geldt vooralsnog de onschuldpresumptie, waar de ter beschikking gestelde zich op het standpunt stelt dat hij niet als chauffeur is opgetreden. Voorts heeft de ter beschikking gestelde zich ook aan de overige gestelde voorwaarden gehouden. De reclassering heeft de nadere invulling van de voorwaarden niet duidelijk met de ter beschikking gestelde gecommuniceerd.
Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en de stukken welke zich in het dossier bevinden, heeft de rechtbank thans niet kunnen vaststellen of de ter beschikking gestelde de bij beslissing van 19 februari 2013 gestelde voorwaarden daadwerkelijk heeft overtreden.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege dient te worden afgewezen, waarbij de voorwaarden gesteld in de beschikking van de rechtbank van 19 februari 2013 gehandhaafd dienen te blijven.
DE BESLISSING

Wijst af de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege.

Handhaaftde eerder gestelde
voorwaarden(beslissing rechtbank Oost-Brabant d.d. 19 februari 2013) waaronder de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd.
Deze beslissing is gegeven door
mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, voorzitter,
mr. J.W.H. Renneberg en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. P. van Etteger-Lubbers, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2013.
Mr. Renneberg en mr. Poelert zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.