In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 november 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een verdachte, die in het verleden meerdere ernstige geweldsdelicten heeft gepleegd, waaronder verkrachting en afpersing. De verdachte was ter beschikking gesteld bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 2 januari 2008, en de terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd op 18 augustus 2011. De officier van justitie heeft op 4 juli 2013 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar, welke vordering is behandeld op openbare zittingen op 26 augustus en 14 november 2013.
Tijdens de zittingen zijn de verdachte, de officier van justitie, deskundigen en de raadsvrouwe gehoord. De deskundigen hebben in hun rapportages gewezen op het recidivegevaar van de verdachte, die lijdt aan een lichte verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft de adviezen van de deskundigen en de behandelende kliniek in overweging genomen, waarin werd gesteld dat de verdachte langdurig begeleiding en controle nodig heeft om het recidiverisico te managen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel de verdachte vooruitgang heeft geboekt in zijn behandeling, het noodzakelijk is dat het resocialisatietraject onder toezicht van de kliniek nog geruime tijd voortgezet wordt. De rechtbank heeft daarom besloten de terbeschikkingstelling van de verdachte met twee jaar te verlengen, in overeenstemming met de vordering van de officier van justitie en de adviezen van de deskundigen.