ECLI:NL:RBOBR:2013:6460

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 november 2013
Publicatiedatum
20 november 2013
Zaaknummer
SHE-12_4199
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep tegen verkeersbesluit inzake maximumsnelheid A270

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 21 november 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep tegen een verkeersbesluit van de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant. Eiser, een dagelijks gebruiker van het wegvak A270, had beroep ingesteld tegen het besluit om de maximumsnelheid op dit wegvak te verlagen naar 100 km/h. Het primaire besluit was genomen op 8 maart 2012, waarna TNO en de Bewonersvereniging Heikampen bezwaar maakten. Het bestreden besluit, dat op 16 augustus 2012 werd genomen, verklaarde het bezwaar van TNO gegrond en stelde de maximumsnelheid vast op 100 km/h tussen 23.00 en 07.00 uur, terwijl de snelheid gedurende de rest van de dag op 130 km/h bleef.

De rechtbank beoordeelde of eiser als belanghebbende kon worden aangemerkt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser stelde dat hij als dagelijks gebruiker van het wegvak belang had bij het besluit, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich niet in voldoende mate onderscheidde van andere weggebruikers. Bovendien bevond zijn woning zich niet in de directe omgeving van het wegvak, waardoor het bestreden besluit geen directe gevolgen voor hem had. De rechtbank concludeerde dat eiser niet als belanghebbende kon worden aangemerkt en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een bijzonder, individueel belang bij verkeersbesluiten, en dat niet iedere weggebruiker automatisch als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank wees erop dat de wetgever een zekere begrenzing heeft beoogd voor de mogelijkheid om bezwaar te maken en beroep in te stellen tegen dergelijke besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 12/4199

uitspraak van de meervoudige kamer van 21 november 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,
en
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, verweerder
(gemachtigde: M. Schoenmaker, ir. J.G.F. de Weijs, ir. J.H. Schipper).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: TNO, te Delft.

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist de maximumsnelheid op de provinciale weg A270, tussen km 6.460 en km 9.750 (het wegvak), in beide richtingen te verlagen naar 100 km/h door plaatsing van de borden model A1 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
Tegen dit besluit hebben TNO en Bewonersvereniging Heikampen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 16 augustus 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van TNO gegrond verklaard en het primaire besluit ingetrokken. Verweerder heeft de maximumsnelheid op het wegvak per 1 september 2012 vastgesteld op 100 km/h dagelijks tussen 23.00 uur en 07.00 uur, en beslist dat de daartoe voorgeschreven verkeersborden zullen worden geplaatst.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2013. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
TNO heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.I.I. Miener en N. Zornig.

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. De provinciale weg A270 is in beheer en onderhoud bij verweerder. Per 1 september 2012 is het RVV 1990 gewijzigd, als gevolg waarvan de algemene maximumsnelheid op autosnelwegen in Nederland is verhoogd van 120 km/h naar 130 km/h. Naar aanleiding daarvan heeft het college van B&W van de gemeente Nuenen, Gerwen, Nederwetten verweerder verzocht kritisch te kijken naar de maximumsnelheid op het wegvak.
2.
Verweerder heeft bij het primaire besluit de maximumsnelheid voor het wegvak aanvankelijk verlaagd naar 100 km/h. In dat besluit noemt verweerder 100 km/h de aangewezen snelheid uit oogpunt van het verzekeren van de veiligheid op de weg, het beschermen van de weggebruikers en passagiers, het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan, het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van verkeer en het voorkomen of beperken van door verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade. Verder overweegt verweerder daarbij, dat een verhoging van de maximumsnelheid naar 130 km/h de verkeersveiligheid, overlast, hinder of schade naar verwachting negatief beïnvloedt en een verlaging van de snelheid meer in de rede ligt.
3.
TNO en de bewonersvereniging Heikampen hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. TNO heeft aangevoerd dat door een verlaging van de maximumsnelheid naar 100 km/h de A270 niet meer geschikt is als unieke testomgeving voor onderzoeken in het kader van verkeersveiligheid en doorstroming. Voor TNO is het noodzakelijk op het wegvak te kunnen testen bij 130 km/h. De bewonersvereniging Heikampen heeft bezwaar gemaakt tegen verwachte geluidhinder en ziet het liefst dat de maximumsnelheid wordt vastgesteld op 80 km/h of dat de bestaande geluidwal wordt aangepast.
4.
In het bestreden besluit is verweerder tegemoetgekomen aan de bezwaren van TNO door het primaire besluit in te trekken en de maximumsnelheid op het wegvak per 1 september 2012 vast te stellen op 100 km/h dagelijks tussen 23.00 en 07.00 uur. Dat betekent dat de maximumsnelheid voor het resterende deel van elk etmaal 130 km/h is.
5.
De rechtbank dient allereerst ambtshalve de ontvankelijkheid van het beroep te beoordelen. In dat kader ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eiser belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
7.
Eiser heeft aangevoerd dat hij als dagelijks gebruiker van het wegvak beroep heeft aangetekend. Ter onderbouwing heeft eiser ter zitting aangevoerd dat hij dagelijks ervaart dat het verkeersbeeld op het wegvak onrustig is en dat zeer regelmatig ongelukken gebeuren.
8.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) zoals de uitspraak van 6 augustus 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AI0789, is met het stellen van het vereiste van het zijn van belanghebbende een zekere begrenzing beoogd ten aanzien van de mogelijkheid tegen een besluit bezwaar te maken en beroep in te stellen. Het is niet de bedoeling van de wetgever geweest om tegen een verkeersbesluit beroep open te stellen voor een ieder. Bij verkeersbesluiten dient dan ook van geval tot geval te worden onderzocht van wie de belangen rechtstreeks bij een dergelijk besluit zijn betrokken. Voorts heeft de ABRvS reeds eerder overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 22 juli 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BJ3385), dat een persoon slechts belanghebbende bij een verkeersbesluit is indien hij een bijzonder, individueel belang heeft bij dat besluit, welk belang zich in voldoende mate onderscheidt van dat van andere weggebruikers.
9.
De rechtbank is van oordeel dat eiser zich als dagelijks gebruiker van het wegvak niet in voldoende mate van andere weggebruikers onderscheidt om als belanghebbende bij het besluit te worden aangemerkt. Nu eiser voorts ter zitting heeft aangegeven dat zijn woning zich niet in de directe omgeving van het wegvak bevindt en het bestreden besluit dan ook geen directe gevolgen ter plaatse van eisers woning heeft, is de rechtbank van oordeel dat eiser niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit van verweerder.
10.
Het beroep is niet-ontvankelijk.
11.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.G. van den Broek, voorzitter, mr. H.M.H. de Koning en mr. F.M. Tadic, leden, in aanwezigheid van mr. A.E. van Langen-Wouda, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.