Overwegingen
- Bij brief van 28 november 2011 (TK, 2011-2012, 32 646, nr. 13) is aan de Tweede Kamer aangegeven dat per 1 september 2012 de algemene maximumsnelheid op autosnelwegen in Nederland van 120 km/h naar 130 km/h zal worden verhoogd. Een besluit tot wijziging van het RVV 1990 heeft hier uitvoering aan gegeven. Het gewijzigde RVV 1990 is op 1 september 2012 in werking getreden. In de kamerbrief van 28 november 2011 is verder vermeld dat op grond van milieu of verkeersveiligheid een lagere snelheid kan gelden. Voor zover een lagere snelheid dan 130 km/h noodzakelijk is, moet deze bij verkeersbesluit worden vastgesteld. Verweerder heeft hieraan door middel van een viertal verkeersbesluiten (Ia, Ib, II en III) uitvoering gegeven.
- Verweerder heeft bij de bestreden besluiten aangegeven dat onderzoek is gedaan naar de omgevingseffecten van het voorgenomen besluit tot verhoging van de maximumsnelheid op autosnelwegen naar 130 km/h. Op bepaalde wegtrajecten bleek het op grond van milieu, natuur of verkeersveiligheid niet mogelijk de snelheid te bepalen op het algemene snelheidsregime van 130 km/h. De snelheid is daarom per 1 september 2012 op de wegtrajecten, genoemd in de bij verkeersbesluit II behorende bijlage 1, verlaagd naar 120 km/h en op de wegtrajecten, genoemd in de bij verkeersbesluit III behorende bijlage 1, gedurende de tijdsperiode van 06.00 uur en 19.00 uur verlaagd naar 120 km/h dan wel 100 km/h. In de bijlagen is per wegtraject onder de kolom ‘reden van afwijking’ aangegeven op grond van welk(e) aspect(en) – luchtkwaliteit, geluid, natuur of verkeersveiligheid – van de maximumsnelheid van 130 km/h is afgeweken.
- Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 21 juli 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AQ3677) volgt dat verweerder bij verkeersbesluiten als de onderhavige een ruime beoordelingsmarge toekomt. Het is aan verweerder om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen om te beoordelen wanneer de in artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 vermelde belangen het nemen van welke verkeersmaatregel vergen. De rechter zal zich bij de beoordeling van zo'n besluit terughoudend moeten opstellen en dienen te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of sprake is van zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. - In bijlage 1 bij verkeersbesluit II is traject 207 opgenomen. Dit traject loopt van hectometerpaal 94,1 bij knooppunt Ekkersweijer tot hectometerpaal 130,4 bij knooppunt Paalgraven op de A50. Een deel van dit traject loopt door respectievelijk langs de gemeente van eiser.
- Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting bepleit eiser dat op traject 207 de voorheen geldende maximumsnelheid van 120 km/h na 1 september 2012 moet worden gecontinueerd. Eisers gemachtigde heeft ter zitting gesteld dat voor traject 207 een dynamische verlaging van de maximumsnelheid geldt. Deze stelling berust echter op een onjuiste lezing van verkeersbesluit II, waarin ondubbelzinnig is bepaald dat de snelheid wordt verlaagd naar 120 km/h. Eisers gemachtigde heeft gesteld dat hij gelet op zijn kennis van de situatie ter plaatse twijfelt aan de juiste uitvoering van dat besluit. Aan die stelling kan niet de door eiser gewenste betekenis worden toegekend, reeds omdat deze niet is onderbouwd met voldoende verifieerbare en objectieve gegevens.
- In de vorige overweging ligt besloten dat verweerders besluitvorming, die betrekking heeft op verkeersbesluit II en het in de bijlage genoemde traject 207, in overeenstemming is met hetgeen eiser met zijn beroep wenst te bereiken. Eisers beroep in de zaak met nummer SHE 12/3265 dient derhalve wegens het ontbreken van een relevant procesbelang niet-ontvankelijk te worden verklaard.
- In bijlage 1 bij verkeersbesluit III zijn de trajecten 338 en 340 opgenomen. Traject 338 loopt van hectometerpaal 149,1 vanaf verzorgingsplaatsen De Geffense Barriere en De Lucht tot hectometerpaal 151,8 in Oss op de A59. Een deel van dit traject loopt door respectievelijk langs de grenzen van de gemeente van eiser. Op dit traject heeft verweerder gedurende de tijdsperiode van 06.00 uur tot 19.00 uur een maximumsnelheid van 120 km/h ingevoerd. Traject 340 loopt van hectometerpaal 151,8 op de A59 in Oss tot hectometerpaal 157,4 bij knooppunt Paalgraven. Een deel van dit traject loopt door respectievelijk langs de grenzen van de gemeente van eiser. Op dit traject heeft verweerder gedurende de tijdsperiode van 06.00 uur tot 19.00 uur een maximumsnelheid van 120 km/h ingevoerd.
- Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting beoogt eiser met zijn beroep met betrekking tot de trajecten 338 en 340 primair dat deze trajecten worden opgenomen in verkeersbesluit Ib tot maatregelen zijn getroffen om de doorstroming te bevorderen en deze tot resultaat hebben geleid. Verkeersbesluit Ib strekt tot een verlaging van de maximumsnelheid naar 100 km/h. Subsidiair bepleit eiser dat deze trajecten worden opgenomen in verkeersbesluit III, dat voorziet in een dynamische verlaging van de snelheid naar 100 km/h gedurende de dag.
Eiser stelt dat zijn standpunt met betrekking tot traject 340 voornamelijk is ingegeven door veiligheidsredenen en dat met betrekking tot traject 338 vooral de norm van consistentie als reden voor afwijking dient te gelden.
- Verweerder heeft met betrekking tot de veiligheid verwezen naar de voor het traject 340 relevante risicocijfers uit de jaren 2009 tot en met 2011, toen een permanente maximumsnelheid gold van 120 km/h. Gelet op die onderzoeksresultaten heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de verkeerssituatie op het traject 340 in de praktijk niet leidt tot een verhoogd aantal verkeersongevallen en dat dit wegvak in vergelijking tot andere wegvakken tot één van de meest veilige behoort.
- De rechtbank stelt vast dat eiser de door verweerder gehanteerde risicocijfers niet met objectieve en verifieerbare gegevens heeft betwist. Ook overigens is niet gebleken dat er voor verweerder aanleiding was om gelet op het veiligheidsbelang te beslissen om traject 340 op te nemen in verkeersbesluit Ib of III. Daarbij acht de rechtbank tevens van belang dat de tijden waarop voornamelijk de door eiser bedoelde files ontstaan, binnen de door verweerder aangehouden tijden tot verlaging van de snelheid (06.00 uur – 19.00 uur) vallen.
- Eiser heeft voorts aangevoerd dat verweerder geen recht heeft gedaan aan de resultaten van het geluidsonderzoek, dat in opdracht van eiser is uitgevoerd. Gesteld is dat in dit onderzoek de werkelijke geluidsituatie in beeld is gebracht en dat verweerder heeft verzuimd om de werkelijke situatie te vergelijken met de geluidproductieplafonds zoals die zijn vastgesteld in de daarop betrekking hebbende nieuwe regelgeving, die ingaande 1 juli 2012 geldt.
- De rechtbank stelt vast dat verweerder de onderhavige verkeersbesluiten mede heeft gebaseerd op hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer, waarin per 1 juli 2012 geluidproductieplafonds voor de Rijksinfrastructuur zijn geregeld. In de door eiser in beroep overgelegde onderzoeksrapportage van 3 december 2012 is vermeld dat de geluidsbelastingen die in het verleden zijn gemeten en berekend gemiddeld binnen de huidige geluidproductieplafondwaarden vallen. Hieruit kan worden afgeleid dat ook de door eiser aangeduide ’werkelijke geluidssituatie’ binnen de geldende geluidproductieplafondwaarden valt.
- Eiser heeft in beroep verder gesteld dat de bestreden besluiten onvoldoende zorgvuldig zijn genomen, omdat blijkens het in beroep door eiser overgelegde rapport bij circa 20% van het rijkswegennet binnen de betrokken gemeenten (en met name in Wijchen en een deel van Oss) een overschrijding van de geluidsproductieplafonds optreedt en deze geen ruimte bieden voor een maximumsnelheid van 130 km/h.
- In het door eiser overgelegde rapport is vermeld “dat het gemiddelde verschil tussen het geijkte model en het model met het geactualiseerde rekenvoorschrift voor de meeste gemeenten gering is en inmiddels valt binnen de marge van het geluidsproductieplafond.
Zonder het nieuwe reken- en meetvoorschrift zou het verschil (….) groter zijn geweest en zouden de plafonds ofwel in de praktijk al grotendeels opgevuld zijn ofwel overschreden worden. Geconcludeerd kan worden dat voor de wegvakken met ZOAB het nieuwe rekenvoorschrift tot een veel betere benadering van de werkelijke geluidsniveaus leidt.”
In dit rapport is tevens geconcludeerd dat de “werkelijk optredende geluidsniveaus momenteel nog onder het geluidsproductieplafond liggen.”
Voorts blijkt onbetwist uit het akoestisch onderzoek, dat is verricht door adviesbureau DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. (met nummer V.2012.0392.04.R002) dat voor de trajecten 338 en 340 geldt dat een verhoging van de maximumsnelheid van 120 km/h naar 130 km/h niet leidt tot een overschrijding van de daar geldende geluidsproductieplafonds.
- Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan en is het beroep in de zaak met nummer SHE 12/3770 ongegrond. Er is immers geen sprake van strijd met de wettelijke voorschriften en verweerder heeft voldoende onderzoek gedaan naar de relevante feiten en de daarbij in aanmerking komende belangen afgewogen
- Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.