ECLI:NL:RBOBR:2013:6439

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
19 november 2013
Zaaknummer
01/825489-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, wapenbezit en poging tot diefstal met geweld

Op 20 november 2013 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis uitgesproken in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, wapenbezit en poging tot diefstal met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 22 september 2012 in Eindhoven met opzet en met voorbedachten rade op de inzittenden van een andere auto heeft geschoten, wat resulteerde in een poging tot doodslag. De verdachte had een vuurwapen van categorie III voorhanden en heeft dit gebruikt tijdens het schietincident. Daarnaast heeft de verdachte samen met medeverdachten geprobeerd een woning in Someren te overvallen, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen de bewoners aan de orde waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich gemaskerd en gewapend naar de woning hebben begeven, maar de poging tot inbraak niet hebben kunnen voltooien vanwege de hoge beveiliging van de woning. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem een gevangenisstraf van zes jaar opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens zijn er schadevergoedingen opgelegd aan de slachtoffers van de geweldsdelicten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/825489-12 [m.b.t. feiten 1, 2 en 3]
Parketnummer vordering: 20/000997-10
Datum uitspraak: 20 november 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats]op [1978],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd in p.i. Limburg-Zuid, locatie “De Geerhorst” te Sittard.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 november 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 november 2012. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 4 maart 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 september 2012 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (meermalen) met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] geschoten heeft (al dan niet terwijl zij in een auto gezeten waren), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid [artikel 289/287 jo 45 Wetboek van Strafrecht]
2.
hij op of omstreeks 22 september 2012 te Eindhoven tezamen en in vereniging met een ander en/of andere één of meer (vuur)wapens van categorie II en/of III en/of (bijbehorende) munitie van categorie II en/of III voorhanden heeft gehad [artikel 26 jo 55 Wet Wapens en Munitie];
3.
hij op of omstreeks 22 september 2012 te Someren ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning ([adres 2]) weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] en/of eventuele andere aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- met een of meer (vuur)wapen(s) en/of bivakmuts(en) en/of panty/panties en/of handschoenen/sokken in een of meer auto('s) naar Someren is/zijn gereden en/of in de directe omgeving van die woning heeft/hebben geparkeerd en/of;
- het hekwerk aan de achterzijde van die woning heeft/hebben ontzet en/of doorgeknipt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid [artikel 312 jo 45 Wetboek van Strafrecht];
Subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 september 2012 te Someren tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter voorbereiding van (een) misdrijf/misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld te weten:
  • diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen (al dan niet door twee of meer verenigde personen), als omschreven in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht en/of
  • afpersing (al dan niet door twee of meer verenigde personen) als omschreven in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht,
opzettelijk een of meer voorwerp(en), te weten twee, althans een of meer vuurwapen(s) en/of twee, althans een of meer bivakmuts(en) en/of een panty en/of sokken en/of handschoenen en/of een vervoermiddel, te weten een auto (Fiat Punto met het kenteken
[kenteken 1]), bestemd tot het begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft verworven en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad [artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht]
4.
hij op of omstreeks 21 maart 2011 te Aarle-Rixtel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning ([adres 3]) weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), verdachte en/of zijn mededader(s):
- bij die woning heeft/hebben aangebeld en/of;
- die woning is/zijn binnengegaan en/of;
- (meermalen) tegen die [slachtoffer 5] heeft/hebben geroepen om geld en de kluis en/of;
- de woning heeft/hebben doorzocht (op zoek naar geld en/of goederen van hun gading);
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat:
- die [slachtoffer 5] de gang en/of woonkamer is ingeduwd en/of;
- die [slachtoffer 5] een vuurwapen op zich gericht heeft gekregen en/of tegen haar is gezegd dat ze moest meewerken omdat ze anders doodgemaakt zou worden en/of;
- die [slachtoffer 5] (hardhandig) tegen de grond is gewerkt en/of tegen de grond is gehouden door op haar te gaan zitten en/of met een knie tegen haar borstbeen te drukken en/of;
- die [slachtoffer 5] is geslagen (met handen en/of vuurwapen) tegen het hoofd en/of het lichaam en/of;
- de handen en/of voeten van die [slachtoffer 5] met tie-raps zijn vastgebonden (aan elkaar en/of een kast) en/of;
- (gehandschoende) vingers in de mond van die [slachtoffer 5] te drukken (om haar roepen om hulp te smoren)
[artikel 312 jo 45 Wetboek van Strafrecht].
Ten gevolge van omissies begaan bij het opstellen van de tenlastelegging staat in de zesde regel van het onder feit 1 ten laste gelegde feit “die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]” vermeld in plaats van “die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]”. De rechtbank herstelt deze omissie en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

Splitsing van de feiten.

Op de voet van artikel 285 derde lid van het Wetboek van Strafvordering heeft de rechtbank ter terechtzitting van 6 november 2013 de splitsing bevolen van de op deze dagvaarding genoemde feiten in die zin dat de behandeling op de zitting van 6 november 2013 zich heeft beperkt tot de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en dat de behandeling van het onder 4 ten laste gelegde feit voor onbepaalde tijd is aangehouden.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 20/000997-10 is aangebracht bij vordering van 8 oktober 2013. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 29 november 2010. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen [1] en de beoordeling daarvan.
TEN AANZIEN VAN HET ONDER 1 TEN LASTE GELEGDE FEIT
==================================================
Inleiding.
Op 22 september 2012 reed verdachte als bestuurder van een groenkleurige Fiat Punto voorzien van het kenteken [kenteken 1] over [straat 1] in de richting van [straat 2] in Eindhoven. Naast hem, op de passagiersstoel zat [medeverdachte 1] en op de achterbank zat [medeverdachte 2]. [2] Terwijl verdachte over [straat 1] reed, ontstond er een conflict met de inzittenden van een zwarte VW Golf voorzien van het kenteken [kenteken 2], bestuurd door [slachtoffer 1]. In die VW Golf zat [slachtoffer 2] op de passagiersstoel en [slachtoffer 3] zat op de achterbank. [3] Op de splitsing van [straat 1] en [straat 2] brengt verdachte zijn auto voor een verkeerslicht tot stilstand. [slachtoffer 1] brengt daarop de door hem bestuurde VW Golf schuin achter de auto van verdachte tot stilstand. Als de inzittenden uit de VW Golf stappen en in de richting van de Fiat Punto lopen, wordt er vanuit de door verdachte bestuurde Fiat Punto geschoten op de door [slachtoffer 1] bestuurde VW Golf. [4] Bij nader onderzoek aan de VW Golf wordt een kogelgat in de voorruit van die auto aangetroffen. [5] Tevens vindt de politie een glassplinter op het dashbord en op borsthoogte een kogelpunt in de stoel van de bestuurder van die VW Golf. [6]
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er vanuit de Fiat Punto op de VW Golf is geschoten. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden wie van de inzittenden van de Fiat Punto op de VW Golf heeft geschoten en hoe dit handelen moet worden gekwalificeerd.
Het standpunt van de officier van justitie.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting van 6 november 2013 heeft de officier van justitie geconcludeerd dat verdachte de persoon is geweest die als enige vanuit de door hem bestuurde Fiat Punto op de door [slachtoffer 1] bestuurde VW Golf heeft geschoten en dat de beide andere inzittende van de Fiat Punto, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], niet als medeplegers van deze handeling kunnen worden aangemerkt.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet zonder gerede twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de schutter is geweest. Daarom dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
De identiteit van de schutter.
Zoals hiervoor onder “Inleiding” nader is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er op 22 september 2012 op de splitsing van [straat 1] en [straat 2] te Eindhoven, vanuit de door verdachte bestuurde Fiat Punto op de door [slachtoffer 1] bestuurde VW Golf is geschoten. De vraag is echter: door wie?
Op de bijrijdersstoel van de VW Golf, zat [slachtoffer 2]. Over de identiteit van de schutter heeft hij het navolgende verklaard. Op 22 september 2012 reden wij in de VW Golf van [slachtoffer 1] over [straat 3] in Eindhoven. Hij bestuurde de auto, ik zat op de passagiersstoel en [slachtoffer 3], de oom van[slachtoffer 1], zat op de achterbank. Op [straat 3] werden wij door een groene Fiat Punto ingehaald. Bij de verkeerslichten aan het einde van [straat 1] stond de Fiat Punto stil. Op gegeven moment reed de Fiat Punto weer weg, maar na enkele meters stopte de auto midden op de weg. Wij dachten op dat moment dat de inzittenden van de Punto wilden vechten met ons, waarop wij alle drie uit ons voertuig stapten en in de richting van de Punto begonnen te lopen. Terwijl wij in de richting van de Fiat Punto liepen, hoorde ik dat er vanuit de Fiat Punto op ons werd geschoten. Ik zag namelijk dat de bestuurder vanuit zijn geopende raam twee maal naar ons schoot. Ik zag bij het tweede schot een lichtflits uit het wapen komen. Daarop zijn wij direct in ons voertuig gestapt en toen wij instapten reed de Fiat Punto al weg. [7]
Over de identiteit van de schutter heeft [slachtoffer 1], het navolgende verklaard. Op 22 september 2012 tussen 02.00 uur en 03.00 uur reed ik als bestuurder van een VW Golf met het kenteken [kenteken 2] in Eindhoven. In de auto bevonden zich ook mijn oom [slachtoffer 3] en een vriend van mij, [slachtoffer 2]. Ik reed over de rotonde bij [straat 3]. Net na die rotonde werd ik op [straat 1] door een donkergroene Fiat Punto ingehaald. Wij reden verder in de richting van het centrum. Bij de verkeerslichten van [straat 1] is het dus gebeurd. Ik zag dat de bestuurder zijn hand uit het raam stak en met een pistool in onze richting schoot. Wij zaten toen nog in de auto. Ik hoorde dat er op de voorruit van de auto werd geschoten en ik zag een gat in mijn voorruit. Van een ander schot zag ik dat het buiten op straat op de grond ketste want er kwam gewoon vuur vanaf de grond. Uit paniek ben ik weggereden. Ik kan u nadrukkelijk vermelden dat wij alleen werden beschoten door de chauffeur en dat de bijrijders in het voertuig niet hebben geschoten. [8]
Ik weet 1000% zeker dat de bestuurder heeft geschoten. Hij draaide zijn lichaam helemaal linksom en schoot vanuit de auto. Het raam aan de bestuurderszijde was geopend. Hij had volgens mij het wapen in zijn rechterhand. Hij had zijn arm uit het raam hangen. De bijrijder en de jongen achterin hebben niet geschoten. De afstand met de Fiat Punto was ongeveer drie meter. Ik ben uit mijn auto gestapt omdat ik verhaal wilde halen. Nog voordat ik bij de Fiat Punto was, werd er geschoten. [9]
De rechtbank acht deze verklaringen geloofwaardig en betrouwbaar. Deze verklaringen zijn op hoofdlijnen eensluidend. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 3] hebben bij hun verhoor door de politie een goed signalement van de inzittenden van de Fiat Punto gegeven, waarbij de rechtbank ter terechtzitting van 6 november 2013 heeft vastgesteld dat die signalementen overeenkomen met het uiterlijk van verdachte [verdachte] en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Bovendien worden de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen over de identiteit van de schutter ondersteund door de verklaringen die [medeverdachte 2] en [slachtoffer 3] hebben afgelegd. Tenslotte worden deze verklaringen ook ondersteund door de plaats waar de huls voorzien van het bodemstempel “G.P.L. 9 mm Luger” is aangetroffen, namelijk – gezien de rijrichting van de Fiat Punto en de VW Golf – voorbij het verkeerslicht aan [straat 1]. Dit ondersteunt de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat de Fiat Punto bij het verkeerslicht eerst is weggereden, kort daarna weer is gestopt en dat vervolgens de schoten zijn gelost.
Gelet op de inhoud van de verklaringen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben afgelegd, in onderling verband en samenhang bezien met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest die vanuit de Fiat Punto in de richting van de VW Golf heeft geschoten en niet medeverdachte [medeverdachte 2] zoals verdachte ter terechtzitting van 6 november 2013 heeft verklaard.
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat er tussen verdachte [verdachte] en de beide andere inzittenden van de Fiat Punto, medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als medeplegers van dit feit kunnen worden aangemerkt.
De juridische kwalificatie van het handelen van verdachte.
Uit de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat een van de door verdachte afgeschoten kogels door de voorruit van de VW Golf in de rugleuning van de stoel van de bestuurder van die auto terecht is gekomen. Op het moment dat deze kogel op de VW Golf werd afgevuurd, bevond een van de inzittenden, [slachtoffer 3], zich nog op de achterbank van die VW Golf. De beide andere inzittenden, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevonden zich buiten de VW Golf en waren onderweg naar de Fiat Punto om verhaal te halen over het rijgedrag van verdachte. Op het moment dat verdachte de schoten heeft gelost, bevonden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zich ergens tussen de VW Golf en de Fiat Punto.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm van het hiervoor omschreven handelen van verdachte, was dit er op gericht om een of meer van de inzittenden van de VW Golf van het leven te beroven. Verdachte heeft twee keer in de richting van de VW Golf geschoten, waarbij een van de door hem afgevuurde kogels in die auto is binnengedrongen op een hoogte waar er dodelijk letsel kan volgen indien zich iemand zou hebben bevonden in die stoel. Dat de inzittenden van de VW Golf niet door de door verdachte afgevuurde schoten zijn geraakt, is niet het gevolg van het handelen van verdachte geweest. Op basis van het onderzoek ter terechtzitting is echter niet komen vast te staan dat de verdachte reëel de gelegenheid heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit om op de slachtoffers te schieten, dit gelet op de korte tijdspanne die is verstreken tussen het moment waarop beide auto’s op [straat 1] tot stilstand zijn gekomen en het moment waarop verdachte de schoten heeft gelost. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet bewezen is dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag ten opzichte van de drie inzittenden van de VW Golf
TEN AANZIEN VAN HET ONDER 2 TEN LASTE GELEGDE FEIT
==================================================
Zoals hiervoor ten aanzien van feit 1 is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 22 september 2012 op de splitsing van [straat 1] / [straat 2] te Eindhoven met een vuurwapen een kogel op de door [slachtoffer 1] bestuurde VW Golf heeft afgevuurd. De huls van die kogel was voorzien van het opschrift “G.P.L. 9 mm Luger”.
Na afloop van dit schietincident heeft [medeverdachte 1] het wapen waarmee verdachte had geschoten, naar [getuige 1] gebracht. Bij [getuige 1] heeft [medeverdachte 1] met zijn telefoon foto’s [o.a. pag. 475, 476, 481, 489] van het wapen gemaakt. [10] , [11] [getuige 1], in het verleden wapenexpert in het leger, heeft dit vuurwapen schoongemaakt en hij heeft verklaard dat het een 9 mm half semi automatisch wapen betrof. [12]
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] met een vuurwapen van categorie III heeft geschoten en dat hij tijdens dit schieten dit wapen dus ook voorhanden heeft gehad.
TEN AANZIEN VAN HET ONDER 3 TEN LASTE GELEGDE FEIT
==================================================
Inleiding.
Op 22 september 2012, kort na middernacht zijn [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met een door [verdachte] bestuurde auto vanuit Eindhoven naar Someren vertrokken. Daar wilden zij goederen weghalen op een perceel gelegen aan de [adres 2] te Someren. Aan de hand van de verklaring die [medeverdachte 1] op 16 november 2012 aan de politie heeft afgelegd, is nader onderzoek ingesteld. Uit dit onderzoek is de politie gebleken dat [medeverdachte 1] heeft verklaard over de woning gelegen aan [adres 2] te Someren. [13] In de nabijheid van die woning hebben [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] een vierde persoon getroffen. Vervolgens is het hekwerk en de stroomdraad die de erfafscheiding vormden, doorgeknipt en is het perceel betreden. Uiteindelijk is afgezien van het wegnemen van enig voorwerp omdat de vierde man van oordeel was dat de beveiliging van de woning te goed was. [14] Van de vernieling van het hekwerk en het doorknippen van de stroomdraad is aangifte gedaan door [slachtoffer 4], de bewoner van het pand [adres 2] te Someren. [15]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van een poging tot woninginbraak met geweld. Het begin van uitvoering is gelegen in het doorknippen van de stroomdraad en het stukknippen van het hekwerk om het perceel. Er is geen sprake van vrijwillige terugtred omdat verdachten de voorgenomen inbraak niet hebben doorgezet door de hoge beveiligingsgraad van de woning. Naar het oordeel van de officier van justitie is dat een buiten de wil van verdachte gelegen omstandigheid.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen begin van uitvoering is geweest van het voornemen in de woning gelegen aan [adres 2] te Someren in te breken of om een op het erf van die woning staande auto weg te nemen. Verdachte dient, aldus de verdediging, van dit feit te worden vrijgesproken. Verder is bepleit dat verdachte geen opzet had op het plegen van geweld jegens eventueel in de woning aanwezige personen.
Het oordeel van de rechtbank.
Zoals hiervoor onder “Inleiding” al is omschreven heeft verdachte, samen met zijn mededaders geprobeerd goederen te stelen vanaf het perceel of uit de woning gelegen aan [adres 2] te Someren.
Over hetgeen zich in Someren heeft afgespeeld, heeft [medeverdachte 1] onder meer zakelijk weergegeven het navolgende verklaard. [16]
Op de avond van de schietpartij, 22 september 2012, wilden [verdachte], [medeverdachte 2], de Hells Angel en ik een overval plegen op een woning. Eerder op die vrijdag kwam [medeverdachte 2] naar het huis van [verdachte]. Ik was daar toen. Toen [medeverdachte 2] er was, had hij een vuurwapen. [verdachte] ging toen bellen met de Hells Angel. Toen zijn we gegaan. [verdachte] heeft mij gezegd dat ik als ik mee zou gaan met de overval, € 10.000,-- zou krijgen.
[medeverdachte 2], [verdachte] en ik zijn in de auto van [verdachte] naar Someren gereden. [medeverdachte 2] had een bivakmuts. Ik had een panty over mijn hoofd en ik gebruikte sokken als handschoenen. [verdachte] had een hele aparte bivakmuts op zijn hoofd. De Hells Angel had een klein wapen, [medeverdachte 2] had een groot wapen. [verdachte] had zijn kleine wapen aan mij gegeven. We zijn toen naar Someren gegaan en daar parkeerden wij, de auto bij een parkeerplaats bij de snelweg in de buurt. Daar stond de Hels Angel in een auto. Wij zijn toen achter de Hells Angel gereden naar dat huis. Daar parkeerden we. We zijn toen naar een groot huis gelopen waar veel zand was. Bij dat huis hadden ze paarden. We zijn naar dat huis gegaan en de Hells Angel knipte een kabel door. Dat was van het schrikdraad van de paarden. Toen we bij het huis stonden ging de Hells Angel voorop. Hij zei toen dat het niet door kon gaan omdat het huis te goed was beveiligd. Die Hells Angel had een tip gehad van iemand. De bewoner van het huis had een auto contant afgerekend. Iets van € 40.000,--. Ik weet niet wat voor auto.
We hebben de overval niet gepleegd. De Hells Angel zei dus dat het niet door kon gaan. [medeverdachte 2] is toen in onze auto gestapt. In de Punto zat toen dus [verdachte], [medeverdachte 2] en ik. Wij zijn toen naar Eindhoven terug gereden.
[verdachte] heeft over de voorgenomen inbraak in Someren onder meer zakelijk weergegeven het navolgende verklaard. [17]
[medeverdachte 1] heeft zelf aangegeven dat hij mee wilde, hij wilde geld verdienen. We gingen daar heen voor een auto. Die zou langs het huis staan. Het hek is doorgeknipt. [medeverdachte 1] en ik waren allebei bang van de paarden en liepen achteraan. [medeverdachte 2] en die man gingen kijken. Zij kwamen terug om te zeggen dat het niet ging . We zijn vervolgens vertrokken.
Over hetgeen in Someren is voorgevallen heeft [medeverdachte 2] onder meer zakelijk weergegeven het navolgende verklaard. [18]
Op 22 september 2012 was ik op de kamer van [verdachte]. [medeverdachte 1] was daar ook. [verdachte] vroeg of ik even mee naar Someren wilde rijden. Ik heb niet doorgevraagd. Vervolgens zijn [verdachte], [medeverdachte 1] en ik naar Someren gereden.
De rechtbank is van oordeel dat het primair tenlastegelegde, een poging tot diefstal met geweld in vereniging, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank neemt daarbij als uitgangspunt de verklaring van [medeverdachte 1] bij de politie. Deze verklaring sluit immers aan bij de aangifte van [slachtoffer 4] en de bevindingen van de politie ter plaatse. Bovendien wordt de verklaring die [medeverdachte 1] heeft afgelegd op diverse punten ondersteund door de verklaring van [verdachte] en in mindere mate door de verklaring van [medeverdachte 2]. Ook de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten, meer in het bijzonder het met vuurwapens gewapend en gemaskerd een omsloten erf betreden door het kapot knippen van een hek, bevestigen het beeld dat er sprake was van de uitvoering van een eerder voorgenomen overval op een woning.
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededaders het terrein bij de woning van [slachtoffer 4] hebben betreden. Het ging hierbij om een afgelegen woning en het was nacht. Verdachte en zijn mededaders hadden elk hun hoofd en/of gezicht bedekt door het dragen van een bivakmuts of panty. Daarnaast hadden zij gereedschap en vuurwapens tot hun beschikking. Om het terrein te kunnen betreden is een deel van een hekwerk en een stroomdraad doorgeknipt. Verdachte en zijn mededaders konden daardoor het terrein bij de woning betreden. Twee van hen zijn voorts verder het terrein gaan verkennen. Zij zijn daartoe volgens [verdachte] [19] ook bij de woning geweest en hebben daar naar binnen gekeken. Op enig moment heeft de vierde persoon besloten dat de beveiliging ter plaatse van een te hoog niveau was om verder te gaan met hun plannen en zijn verdachte, zijn medeverdachten en de vierde persoon weer vertrokken.
Het voornemen.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij van plan waren een woningoverval te gaan plegen. [verdachte] heeft verklaard dat zij slechts van plan waren om een auto weg te nemen. De rechtbank gaat uit van een poging tot het plegen van een woningoverval. Het enkele wegnemen van een auto past immers niet bij de feiten, omstandigheden en handelingen zoals hiervoor door de rechtbank naar voren gebracht. Geen van de verdachten heeft een aannemelijke verklaring kunnen geven waarom alle voorwerpen die voorhanden waren (in het bijzonder de vuurwapens en het gereedschap, waaronder breekwerktuigen), noodzakelijk waren wanneer het enkel om het wegnemen van een auto zou zijn gegaan, waarvan volgens [verdachte] de vierde persoon de sleutel al in zijn bezit zou hebben.
[verdachte] verklaart daarbovenop tegenstrijdig als het gaat om waar de weg te nemen auto zich bevond. Bij de politie verklaart hij immers dat de auto zich in een afgesloten garage bevond, terwijl hij ter zitting heeft verklaard dat de auto gewoon bereikbaar was, maar dat zij geen middelen hadden om het alarm uit te schakelen.
Dat verdachten het voornemen hadden om een woningoveral te plegen past voorts bij de
verklaring van [medeverdachte 1] dat er een tip zou zijn geweest dat aangever [slachtoffer 4] onlangs voor
€ 40.000,- een auto had verkocht. Uit een bijlage bij de aangifte van [slachtoffer 4] blijkt dat hij op 17 september 2013, dus enkele dagen vóór het tenlastegelegde, inderdaad een auto voor die prijs heeft verkocht. Hij verklaart in zijn aangifte dat bedrag overigens niet in contanten te hebben ontvangen, maar bevestigt in zijn aangifte wel dat contante betalingen in zijn bedrijf heel gebruikelijk zijn. Deze liggen vaak rond de € 15.000,-.
Begin van uitvoering.
Van een strafbare poging is sprake als de gedragingen van een verdachte zijn aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Daarbij is leidend dat zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienen te worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van dat misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat met het doorknippen van een deel van het hekwerk en de stroomdraad en de wijze van de betreding van het terrein (gemaskerd en gewapend met vuurwapens), gelet op het voornemen van verdachte en zijn medeverdachten een begin van uitvoering is gemaakt met de voorgenomen woningoverval.
Vrijwillige terugtred.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van vrijwillige terugtred. Gelet op de bewijsmiddelen hebben verdachte en zijn medeverdachten zich pas na het constateren van het hoge niveau van beveiliging bedacht en hebben zij verdere uitvoeringshandelingen gestaakt. Het hoge niveau van beveiliging is echter geen omstandigheid die van de wil van de dader afhankelijk is, maar een van buitenaf komende omstandigheid. Omdat alleen die omstandigheid verdachte en zijn medeverdachten heeft doen besluiten niet verder te gaan, is een beroep op vrijwillige terugtred niet aan de orde.
Conclusie.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededaders hebben geprobeerd de woning gelegen aan [adres 2] te Someren te overvallen, een en ander zoals hierna onder “De bewezenverklaring” bij feit 3 nader zal worden omschreven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 22 september 2012 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geschoten heeft al dan niet terwijl zij in een auto gezeten waren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 22 september 2012 te Eindhoven één vuurwapen van categorie III en bijbehorende munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
3.
op 22 september 2012 te Someren ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, [adres 2], weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] en/of eventuele andere aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededaders:
- met vuurwapens en bivakmutsen en een panty en handschoenen/sokken in een of meer auto's naar Someren is gereden en in de directe omgeving van die woning heeft geparkeerd en
- het hekwerk aan de achterzijde van die woning heeft ontzet en/of doorgeknipt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt voor het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten.
  • Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
  • Vordering tenuitvoerlegging: geheel toewijzen [3 maanden gevangenisstraf]
  • Gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 1.702,12 onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 1.702,12 subsidiair 27 dagen hechtenis vermeerderd met de wettelijke rente.
  • Gedeeltelijke toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 2.680,55 en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in het overige deel van de vordering, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 2.680,55 subsidiair 36 dagen hechtenis.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte dient van de onder 1 en onder 3 bewezen verklaarde feiten te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit kan worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
In het nadeel van verdachte weegt mee.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto, op de openbare weg in aanwezigheid van publiek, op de inzittenden van een andere personenauto geschoten. Het zegt iets over de mentaliteit van verdachte dat hij er niet voor terug is geschrokken dergelijk levensgevaarlijk en buitenproportioneel geweld te gebruiken, terwijl hiervoor geen enkele noemenswaardige aanleiding was. Voor de slachtoffers moet dit een zeer angstige en schokkende gebeurtenis zijn geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort delicten vaak nog gedurende lange tijd de psychisch nadelige gevolgen ondervinden. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen een negatieve bijdrage geleverd aan de in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid.
Het voorhanden hebben en het gebruiken van een vuurwapen brengt grote veiligheidsrisico's met zich mee. Het bezit en het gebruik van die wapens met munitie vormt vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting een misdrijf dat stevig dient te worden bestraft. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op levensbedreigende geweldsdelicten, zoals ook in deze zaak blijkt uit de hiervoor bewezen verklaarde feiten.
Ook heeft verdachte geprobeerd met anderen een woningoverval te plegen. [medeverdachte 1] bekent dat hij en zijn drie mededaders van plan waren om een overval te plegen in Someren [20] . Dit voornemen kan bovendien worden afgeleid uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte en zijn mededaders. Daaruit volgt dat verdachte hierbij is uitgegaan van het gebruik van ernstig geweld. Verdachte en zijn mededaders zijn in het bezit van twee vuurwapens ter plaatse gegaan en hij en zijn mededaders hebben getracht hun identiteit te verbergen door het dragen van een bivakmuts of andere gezichtsbedekkende kleding.
De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een overval op een woning of een poging daartoe, zeker als deze gepaard gaat met geweld, veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft alleen zijn financiële gewin voor ogen gehad.
Bovendien is verdachte in 2010 twee keer voor overtreding van de Wet wapens en munitie veroordeeld. Verdachte is beide keren een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf opgelegd. Daarnaast is verdachte in 2001 voor medeplegen van doodslag door het gerechtshof te Arnhem tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen jaar en zes maanden veroordeeld. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw soortgelijke feiten te plegen.
De strafmodaliteit
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats. In verband met een juiste normhandhaving kan niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar, onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3].

De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].

De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.700,-- en de gevorderde materiële schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overige gedeelte van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat de verdere behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen Fiat Punto vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat dit een voorwerp is met behulp waarvan de onder 1 en onder 3 bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorbereid en dit voorwerp ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorde.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 20/000997-10.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
10, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 45, 57, 60a, 287, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en
26
en 55 van de Wet wapens en munitie.

DE UITSPRAAK

Verklaart de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit.

Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde feit.

Handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26 eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van het onder 3 primair bewezen verklaarde feit.

Poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregelen.
Ten aanzien van de onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde feiten.
 Gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beveelt dat de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit voorts.
 Maatregel van schadevergoeding van € 1.702,12 subsidiair 27 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van € 1.702,12 (zegge: eenduizend zevenhonderd twee euro en twaalf eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag, bestaande uit € 1.700,-- als immateriële schadevergoeding en
€ 2,12 als materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], van een bedrag van € 1.702,12 (zegge: eenduizend zevenhonderd twee euro en twaalf eurocent), bestaande uit € 1.700,-- immateriële schadevergoeding en € 2,12 materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
 Maatregel van schadevergoeding van € 2.680,55 subsidiair 36 dagen hechtenis. Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 2.680,55 (zegge: tweeduizend zeshonderd tachtig euro en vijfenvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag bestaat uit € 1.700,-- immateriële schadevergoeding en € 980,55 materiële schadevergoeding.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van € 2.680,55 (zegge: tweeduizend zeshonderd tachtig euro en vijfenvijftig eurocent), bestaande uit € 1.700,-- immateriële schadevergoeding en € 980,55 materiële schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Ten aanzien van de onder 1 en onder 3 primair bewezen verklaarde feiten.
 Verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed, te weten: een personenauto van het merk Fiat, type Punto, voorzien van het kenteken [kenteken 1], in beslag genomen onder en toebehorende aan verdachte.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 29 november 2010, gewezen onder parketnummer 20/0009967-12, te weten: drie maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. drs. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. J. Leyenaar-Holleman, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier,
en is uitgesproken op 20 november 2013.
Mr. Leyenaar-Holleman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.In de voetnoten wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, geza-
2.De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 6 november 2013 afgelegd en de verklaringen van [verdachte]
3.De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 6 november 2013 afgelegd en de verklaringen van [slachtoffer 1] pag.
4.De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 6 november 2013 afgelegd en de verklaringen van [slachtoffer 1], pag.
5.De verklaringen van [slachtoffer 1], pag. 451, [slachtoffer 2], pag. 577 en [slachtoffer 3], pag. 593.
6.Het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], pag. 522, 537, 540.
7.De verklaring van [slachtoffer 2], pag. 576, 577
8.De verklaring van [slachtoffer 1], pag. 451, 452.
9.De verklaring van [slachtoffer 1], pag. 586, 587
10.De verklaringen van [getuige 1], pag. 701, 702 en [medeverdachte 1], pag. 674, 682, 683, 1033.
11.Het relaas van verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5] en [verbalisant 6], pag. 471, 472.
12.De verklaringen van [getuige 1], pag. 702, en [medeverdachte 1], pag. 674.
13.Het relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 3], pag. 1010, 1011
14.De verklaringen van [verdachte] ter terechtzitting van 6 november 2013 afgelegd en de verklaringen van [verdachte],
15.De verklaring van [slachtoffer 4], pag. 1006, 1007.
16.De verklaring van [medeverdachte 1], pag. 1033
17.De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 6 november 2013 afgelegd en de verklaring van [verdachte]aan
18.De verklaring van [medeverdachte 2], pag. 1065
19.De verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 6 november 2013 afgelegd
20.Proces-verbaal politie, p. 1032 – 1033, verhoor [medeverdachte 1] d.d. 16 november 2012