4.2.De naleving van de voorwaarden.
Ten aanzien van de naleving van de bijzondere voorwaarden stelt de rechtbank het volgende vast.
1.
Huisvesting.
Op 7 juni 2013 (hierna: de v.i. datum) is veroordeelde vrijgelaten uit de Penitentiaire Inrichting (P.I.) in Vught. In het voortgangsverslag heeft de reclassering aangegeven dat er al in de P.I. intensief is gezocht naar passende woonruimte voor veroordeelde. Woonbegeleidingsorganisaties en gemeenten in Limburg, de provincie waar veroordeelde zich wilde vestigen (in de buurt van zijn zus, die net over de grens in Duitsland woont), durfden de plaatsing van veroordeelde niet aan, "gezien zijn bekendheid, de bekendheid van het delict en zijn complexe persoonlijkheids- en zedenproblematiek". Uiteindelijk bleek de Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW) Pharos, deel uitmakend van de TBS-kliniek De Rooyse Wissel te Venray, bereid veroordeelde te plaatsen. In de RIBW verblijven niet alleen TBS-gestelden, maar ook voorwaardelijk veroordeelden in het kader van een bijzondere voorwaarde. Veroordeelde viel onder het regime van de RIBW, wat inhield dat hij zich moest houden aan het huisreglement van de RIBW. Het was volgens de reclassering "niet de meest ideale plek, maar momenteel is dit de enige plek waar betrokkene terecht kan en ook mag blijven". Het was de bedoeling dat veroordeelde op termijn geplaatst zou worden in een "omklapwoning", een particuliere woning buiten de Rooyse Wissel, in Venlo of Venray.
Veroordeelde weigerde de huisregels van de RIBW en de toezichtovereenkomst van de reclassering te ondertekenen. In het voortgangsverslag rapporteerde de reclassering dat veroordeelde vanaf het eerste contactmoment heeft aangegeven dat hij tegen zijn zin verbleef in de RIBW. Hij hield zich niet aan de huisregel dat hij moest aangeven waar hij heen gaat als hij de afdeling verlaat. Medio augustus 2013 is besloten veroordeelde op dit punt soepeler tegemoet te treden. In de bijlage bij het voortgangsverslag van 27 augustus 2013 heeft de persoonlijk begeleidster van veroordeelde in de RIBW, mevrouw [begeleider], onder meer het volgende gerapporteerd over het begeleidingscontact.
"De eerste dag dat betrokkene op de afdeling verbleef is eigenlijk de enige dag geweest dat er een constructief contact zichtbaar was. Vervolgens heeft het begeleidingscontact met betrokkene alleen maar nog maar in het teken heeft gestaan van de eeuwige strijd die hij voert en ook bewust aangaat: tegen de reclassering, tegen de voorwaarden en tegen het verblijf in de RIBW. (…) Ook het contact met de Individuele Trajectbegeleider (ITB-er) is vanaf het begin een strijd geweest. De beperking dat hij enkel in Nederlands Limburg een werkplek kan zoeken, houdt hem niet tegen om dan nog op eigen houtje in Duitsland werkgevers te benaderen. In de eerste week van zijn verblijf heeft hij de huisarts gevraagd om een voorschrift om te kunnen zwemmen op therapeutische basis. De begeleiders van de RIBW hebben dit kunnen afblokken, doordat ze aanwezig waren bij dit gesprek. (…) Hij bepaalt en daar moet iedereen het mee doen. (…) Het uitstapje naar verboden gebied is hierin de druppel geweest".
Met dat uitstapje doelde [begeleider] op het bezoek dat veroordeelde op 18 september 2013 mocht brengen aan zijn raadsman op diens kantoor in Den Bosch, een van de gemeentes waarvoor het locatieverbod gold. Op de verlofplanning van de RIBW vulde hij een latere terugkomtijd in dan met de reclassering was afgesproken. Ook probeerde hij te regelen dat hij nog een tussenstop kon maken bij een oud-werkgever.
Uiteindelijk heeft de RIBW besloten dat veroordeelde niet langer was te handhaven. Hem is te kennen gegeven dat hij per 27 september direct uit de RIBW-woning moest vertrekken.
Veroordeelde kon vervolgens tijdelijk, tot 3 oktober 2013, onderdak krijgen in een klooster bij [plaats]. Met dit klooster was al eerder overleg gevoerd over een permanent verblijf. Veroordeelde weigerde toen hieraan mee te werken, omdat hij het klooster niet kon verlaten na 21.00 uur en dit volgens hem een te grote vrijheidsbeperking was.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde zich ten aanzien van de huisvesting onvoldoende coöperatief opgesteld. Op zich betekende plaatsing binnen de Rooyse Wissel voor betrokkene een grotere beperking van zijn bewegingsvrijheid dan op grond van de gestelde bijzondere voorwaarden in het kader van de v.i. noodzakelijk was. Dat dit voor veroordeelde teleurstellend was, kan de rechtbank zich voorstellen. Anderzijds is het de rechtbank niet gebleken, dat veroordeelde door zijn plaatsing in de RIBW-woning in onaanvaardbare mate in zijn bewegingsvrijheid werd aangetast. Hij kon zich overdag vrijelijk bewegen buiten de Rooyse Wissel, kon op verlof naar familie in Duitsland en kon solliciteren naar betaald werk, ook bij een werkgever vlak over de grens met Duitsland. Dat was hem door de reclassering toegestaan.
De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat veroordeelde had verwacht na de v.i. datum zelf te kunnen bepalen waar hij zich wilde vestigen. Hij besefte onvoldoende of wilde niet accepteren, dat het vinden van een geschikte woonlocatie in zijn geval problematisch was gezien de aard van de delicten waarvoor hij was veroordeeld, en dat plaatsing in de Rooyse Wissel op dat moment het enige alternatief was. Door zijn opstelling kon ook het plan om veroordeelde op termijn vanuit de RIBW-woning over te plaatsen naar een "omklapwoning" buiten het terrein van de Rooyse Wissel, geen doorgang vinden.
2.
Werk.
Blijkens de voortgangsrapportage van 27 augustus 2013 had de reclassering met veroordeelde afgesproken dat hij mocht informeren naar werk, maar dat hij dit diende te bespreken met de trajectbegeleider van de RIBW en de reclassering, alvorens verdere stappen te ondernemen. In de vordering tot herroeping van de v.i. heeft de officier van justitie aangegeven dat betrokkene geen openheid van zaken heeft gegeven met betrekking tot het vinden van werk. "De toezichthoudende reclasseringsinstantie heeft zelf weten te achterhalen dat betrokkene zonder overleg en/of openheid van zaken te geven, al in een vergevorderd stadium was voor een baan als chauffeur van verstandelijk beperkte minderjarigen", aldus de officier van justitie.
Ter zitting is de rechtbank de volgende gang van zaken gebleken ten aanzien van laatstgenoemde sollicitatie.
Veroordeelde heeft met toestemming van de reclassering een oriënterend gesprek gevoerd met een autoverhuurbedrijf in Weeze. Deze bleek geen werk voor hem te hebben, maar men adviseerde hem te solliciteren op een baan als chauffeur van de shuttle bus op het vliegveld van Weeze. Veroordeelde heeft vervolgens een gesprek gevoerd met de werkgever van deze shuttlebusdienst. Deze had op zich wel werk voor veroordeelde, maar in een volgend gesprekscontact bleek dat veroordeelde dan ook inzetbaar moest zijn voor groepsvervoer, onder meer naar 'beschermde locaties'. Volgens veroordeelde heeft hij toen aan de werkgever gevraagd of dat alleen vervoer van volwassenen betrof en dit zou zijn bevestigd. Afgesproken werd dat hij op proef kon beginnen. Veroordeelde heeft vervolgens de reclassering geïnformeerd over deze sollicitatie. Op 5 september 2013 heeft de reclassering de werkgever gebeld. Uit dit gesprek bleek volgens de reclassering dat veroordeelde ook schoolbussen zou moeten besturen en verstandelijk beperkte minderjarigen zou moeten vervoeren. De reclassering heeft vervolgens de sollicitatie meteen stopgezet. "Betrokkene wil vervolgens niet meer meewerken aan de aanwijzing van overleg voor de sollicitatie, omdat dit volgens hem alleen maar roet in het eten gooit", aldus de reclassering. Op 24 september 2013 heeft veroordeelde een formele waarschuwing gekregen voor het zonder voorafgaand overleg solliciteren.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde de reclassering over de sollicitatie in Weeze te laat geïnformeerd. Hij had zich ook moeten realiseren dat bij een dergelijke baan contact met minderjarige passagiers nu eenmaal niet was te vermijden en daarom dit werk in strijd zou zijn met de bijzondere voorwaarden. Zijn weigering om reeds in een vroeg stadium over mogelijke sollicitaties te overleggen is ook in strijd met de aanwijzing die de reclassering hem dienaangaande heeft gegeven. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake geweest van overtreding van de voorwaarde, dat veroordeelde zich diende te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, in dit geval met betrekking tot het zoeken naar werk. De rechtbank tekent daarbij wel aan dat haar niet is gebleken - zoals in de vordering herroeping v.i. wordt gesuggereerd - dat veroordeelde gericht heeft gesolliciteerd naar een baan als chauffeur van verstandelijk beperkte minderjarigen. Ook merkt de rechtbank nog op dat veroordeelde wel op enig moment, zij het in een te ver gevorderd stadium van de sollicitatie, de reclassering hierover heeft geïnformeerd.
3.
Ambulante behandeling.
Veroordeelde is aangemeld bij de Forensische Polikliniek (FPK) De Horst. Hij heeft daar drie intake-gesprekken gehad, wat in augustus 2013 heeft geresulteerd in een behandelaanbod van De Horst. Onderdeel van het aanbod was een delictanalyse. Veroordeelde heeft dit behandelaanbod geweigerd, met name omdat hij van mening was dat in de P.I. Vught al genoeg aandacht was besteed aan de delictanalyse. Hij wilde een second opinion aanvragen bij Kairos (verbonden aan de Pompekliniek in Nijmegen), omdat daar de therapeute werkte die hem ook in de P.I. Vught heeft behandeld. Uiteindelijk heeft de reclassering besloten hem aan te melden bij de FPK De Woenselse Poort. Een intake gesprek aldaar heeft nog niet plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarde dat hij, indien geïndiceerd, moet meewerken aan behandeling bij een ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering. Het is niet aan hem te bepalen, waar en onder welke condities hij moet worden behandeld. Ter zitting heeft hij ook erkend op dit punt niet "handig" te hebben geopereerd. De rechtbank plaatst daar wel de kanttekening bij dat haar niet is gebleken dat veroordeelde zich verzet tegen ambulante behandeling op zich. Uit het reclasseringsrapport van 15 maart 2013 blijkt dat veroordeelde al in de P.I. Vught heeft deelgenomen aan een uitgebreid en intensief behandelaanbod, waaronder een delictanalyse. Dat de reclassering veroordeelde heeft aangemeld bij de Woenselse Poort, geeft ook aan dat de reclassering perspectief ziet voor een ambulante behandeling in een andere FPK dan De Horst.
4.
Gps-controle (de enkelband).
Ter controle op het locatieverbod diende veroordeelde een enkelband te dragen, waarmee via een gps-systeem de verblijfplaats van veroordeelde kon worden getraceerd. Op 1 oktober 2013 is deze enkelband enige tijd buiten werking geweest. De reclassering heeft hierover het volgende gerapporteerd.
"Een medewerker van de reclassering kreeg op 1 oktober 2013 17.13 uur een telefoontje van de meldkamer dat de batterij van de enkelband van [veroordeelde] laag was. Deze medewerker heeft hem toen proberen te bellen (op allebei de nummers die bij ons bekend waren), echter zonder resultaat. De medewerker heeft zijn voice mail ingesproken met het verzoek terug te bellen en de enkelband op te laden. Het telefoonnummer was niet afgeschermd. Om 18.10 uur is de enkelband helemaal uitgevallen en om 18.44 uur heeft betrokkene deze weer opgeladen. Hij had echter nog geen gps ontvangst, dit is pas om 20.23 uur geactiveerd. In de totale periode heeft de reclasseringsmedewerker betrokkene minimaal 5 keer gebeld. [Veroordeelde] heeft niet terug gebeld, hij heeft wel op 1 oktober om 18.45 uur het antwoordapparaat van de reclassering twee keer ingesproken over het feit dat zijn enkelband leeg was."
Veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat hij ook al om 17.15 uur de reclassering heeft gebeld. Hij was telefonisch niet bereikbaar, omdat hij die dag naar Aken was. Toen de enkelband uitviel reed hij op de motor, waardoor hij niet telefonisch bereikbaar was. Onderweg heeft hij nog wel getankt. Ter zitting heeft reclasseringsmedewerker [getuige-deskundige 1], verklaard dat veroordeelde toestemming had van de reclassering om naar Aken te gaan. Volgens [getuige-deskundige 1] waren er eerder nooit problemen met de enkelband. Als de batterij van de enkelband bijna leeg is, begint de enkelband te trillen. De drager van de enkelband wordt dan gebeld. Veroordeelde weet dat, maar was desondanks niet telefonisch bereikbaar. Volgens [getuige-deskundige 1] was met name het telefonisch niet bereikbaar zijn van veroordeelde verwijtbaar.
De rechtbank stelt voorop dat het de verantwoordelijkheid is van veroordeelde dat de enkelband steeds naar behoren functioneert. Dat de enkelband is uitgevallen en dat veroordeelde tijdens het leeg raken van de enkelband telefonisch niet bereikbaar was, valt hem zonder meer te verwijten. Hij heeft daarmee de bijzondere voorwaarde van de gps-controle overtreden. Naar het oordeel van de rechtbank moet de ernst van deze overtreding echter wel worden gerelativeerd. De gps-controle is bedoeld om te voorkomen dat veroordeelde zich in gemeentes bevindt die vallen onder het locatiegebod; veroordeelde was ten tijde van het incident, met toestemming van de reclassering, op bezoek in Duitsland. Uit niets blijkt dat veroordeelde de intentie had om door het uitvallen van de enkelband niet meer traceerbaar te zijn voor de reclassering. Hij heeft ook zelf telefonisch contact gezocht met de reclassering toen de enkelband uitviel. Uiteindelijk zat tussen het uitvallen en het weer beginnen op te laden van de enkelband slechts 34 minuten en is hij 133 minuten niet traceerbaar geweest.
5.
Open en transparant.
De reclassering heeft veroordeelde de volgende aanwijzing gegeven. "U bent open en transparant over de zaken die u bezig houden. U overlegt met RIBW en reclassering alvorens u actie onderneemt."
Uit het voortgangsverslag van de reclassering en ook uit het verhandelde ter zitting blijkt dat veroordeelde zich steeds heeft verzet tegen wat hij heeft ervaren als een al te grote bemoeizucht van de reclassering met zijn doen en laten. Zo vond hij het volgens de reclassering in haar verslag "ongehoord dat wij details van zijn bezoeken aan het buitenland willen weten en een concreet verlofplan vragen." Uiteindelijk is veroordeelde wel akkoord gegaan met het opstellen van een verlofplan.
Ook meldt de reclassering in haar verslag dat veroordeelde "in het contact met vrouwen niet open en transparant wil zijn. Betrokkene geeft aan dit niet met de reclassering te willen bespreken." Ter zitting heeft getuige [getuige-deskundige 1] verklaard dat de reclassering zicht wilde hebben op het mogelijk contact van veroordeelde met jonge kinderen van vrouwen die hij ontmoet.
Op 26 september 2013 heeft veroordeelde een formele waarschuwing gekregen, omdat hij de reclassering niet had geïnformeerd over zijn contact met een vrouw in Horst. In de waarschuwing wordt ook gesproken over het boeken van een hotelovernachting. Veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat het ging om een Duits sprekende vrouw die hij had ontmoet in de openbare bibliotheek. Ze hadden daarna koffie gedronken op een terras in de buurt van de bibliotheek. Hij had de begeleider van de RIBW wel verteld van de ontmoeting, maar vond het niet nodig ook de reclassering hierover te informeren. Hij heeft verder geen contact meer met deze vrouw gehad. De hotelovernachting betrof niet een afspraak met voormelde vrouw, maar een bezoek van de zus van veroordeelde.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze formele waarschuwing ten onrechte gegeven. Het betrof hier een incidenteel contact met een vrouw bij een bezoek aan een openbare bibliotheek. Het gaat naar het oordeel van de rechtbank te ver om van veroordeelde in het kader van de bijzondere voorwaarden te verwachten, dat hij een dergelijk incidenteel contact meldt aan de reclassering. Bovendien heeft veroordeelde de ontmoeting ook niet willen verzwijgen; hij heeft het immers wel gemeld aan de begeleider van de RIBW.
6.
De overige voorwaarden.
De rechtbank stelt tot slot vast dat veroordeelde zich heeft gehouden aan de overige voorwaarden. Hij heeft met name het locatieverbod, het contactverbod en het verbod zich te begeven in openbare zwemgelegenheden niet overtreden.