Het standpunt van de verdediging (kort weergegeven).
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van de feiten 1 en 2 bepleit, nu er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
Verdachte heeft veel telefoons in gebruik en het kan goed zijn dat de telefoon die in het dossier wordt toegeschreven aan verdachte in de werkauto van [getuige 1] is blijven liggen. Aangeefster heeft heel weinig informatie over de daders. Andere getuigen van het feit zijn er niet, met uitzondering van [getuige 3], die een man heeft gezien, waarvan het signalement het meest spoort met het signalement van [getuige 1].
De verklaring van [getuige 1] en [getuige 2] zijn onbetrouwbaar. Het feit dat [getuige 1] in eerste instantie bij de politie een hele andere auto noemt als zijnde zijn auto, doet vermoeden dat hij zijn band met het voertuig wilde verdoezelen. [getuige 1] heeft zijn verklaring telkens veranderd. Kennelijk is er gericht gewerkt om sporen weg te maken. Eigenlijk is dat maar één verdachte gelukt en dat is [getuige 1].
[getuige 1] en [getuige 2] hebben in eerste instantie belastend verklaard om medeverdachte [medeverdachte] zwart te maken. Daarbij is verdachte meegenomen.
Als de Ford Escort bij de ontvoering is gebruikt, dan kan het aantreffen van sporen verklaard worden doordat deze auto door verdachte en [getuige 1] als werkauto werd gebruikt. De sporen op de kleding kunnen het gevolg zijn van secundaire overdracht tijdens de rit in de auto.
Aangenomen dat de verkrachtingen in de woning van de ex-partner van de medeverdachte hebben plaatsgevonden, dan kan het DNA van verdachte zich in die woning hebben bevonden omdat verdachte sociale contacten met de medeverdachte had. Het slachtoffer is van haar kleding ontdaan. De kleding heeft daar in die woning gelegen. Gelet op de uiterst geringe hoeveelheid sporenmateriaal kan niet worden uitgesloten dat die sporen zijn gekomen door indirecte overdracht.
Het slachtoffer heeft verklaard dat er condooms zijn gebruikt door de daders. Het lijkt erop dat het in het dossier genoemde diep vaginaal spoor geen spermaspoor is.
Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat er vaginaal een vloeistof bij haar is ingespoten. Het kan zijn dat er op die wijze sporenmateriaal in het slachtoffer is gebracht met de bedoeling verdachte te incrimineren.
Het Y-chromosomale mengspoor (aangetroffen diep vaginaal) is geen autosomaal spoor. In bewijstechnische zin kan aan dat spoor weinig waarde worden gehecht. Het spoor bevat niet alle DNA-kenmerken van verdachte. De deskundigen hebben ter zitting aangegeven dat het een consensus DNA-profiel is. Men constateert dat bij de vergelijking is gebleken dat het Y-chromosomale DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering niet in het referentiebestand voorkomt. Het DNA-profiel wordt niet opgenomen in de databank. Dat kan maar één reden hebben, namelijk dat het spoor te onbetrouwbaar is.
In deze zaak zijn de grenzen van de wetenschap opgezocht en wellicht overschreden. Bij alle nu aan het licht gekomen strafzaken waarin sprake is van gerechtelijke dwalingen heeft het NFI een rol gespeeld.
Dat gevaar ligt in deze zaak ook levensgroot op de loer.
Verdachte heeft een alibi; hij was bij zijn vader. Verdachte heeft bij zijn eerste verhoor verklaard dat hij niets met de feiten te maken heeft gehad en dat hij een alibi heeft.