In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de PIJ-maatregel voor de veroordeelde, geboren in 1993, die in 2010 was geplaatst in een inrichting voor jeugdigen wegens openlijk geweld in vereniging en diefstal met geweld. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de maatregel met één jaar, maar de rechtbank heeft besloten om de maatregel met negen maanden te verlengen. Dit besluit is genomen na een zorgvuldige afweging van de risico's en de voortgang van de behandeling van de veroordeelde.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld tijdens een besloten zitting, waarbij de veroordeelde, zijn raadsvrouwe en een deskundige aanwezig waren. De deskundige heeft een positief advies gegeven over de voortgang van de behandeling, maar heeft ook gewezen op de aanwezige risicofactoren, zoals het gebruik van drugs en alcohol. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de veroordeelde een verlenging van de maatregel vereisen.
De rechtbank heeft benadrukt dat de verlenging van negen maanden niet betekent dat de PIJ-maatregel na deze periode automatisch zal eindigen. Er zal eerder een toetsmoment plaatsvinden om de voortgang van de behandeling te bespreken. De beslissing is genomen in het belang van de verdere ontwikkeling van de veroordeelde en om een goede overgang naar een STP te waarborgen. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht in overweging genomen bij het nemen van deze beslissing.