In voornoemd
Pro Justitia rapport van dr. Panhuis, psychiater, is onder meer het navolgende gesteld:
Betrokkene is lijdende aan een persoonlijkheidsstoornis, niet nader omschreven en aan parafilie, niet nader omschreven.
Het risico bij betrokkene op nieuwe seksuele delicten is met intensieve monitoring en begeleiding in een ambulante setting niet hoog. Wanneer een dergelijke begeleiding adequaat wordt volgehouden en op basis van de gegevens die de begeleiding gaandeweg oplevert, voorzichtig stap voor stap losser kan worden, is ook op de lange duur het risico aanvaardbaar. Dit verslappen van de controle dient echter niet te snel te gebeuren. De statische achtergrond laat hiervoor geen ruimte.
De risicoprognose van de kliniek zoals weergegeven in de rapportage van de reclassering wordt door ondergetekende gedeeld. .
Van belang bij de behandeling van betrokkene is dat er in eerste instantie een wekelijks begeleidingscontact met een psychotherapeut wordt ingezet en volgehouden, waarin betrokkene samen met de therapeut zichzelf kan observeren in zijn gedrag en vooral in hem omgaat. Frustraties vanuit teveel een aanpassen aan anderen dienen focus te zijn in dit gezamenlijk proces.
Daarnaast is aandacht nodig om betrokkene te begeleiden in een traject naar werk en vooral naar zelfstandige woonruimte en wanneer het er echt op aan zal komen, zoals bij het vormen en opbouwen van een partnerrelatie.
De behandeling en het risicomanagement van de kliniek, zoals weergegeven in de stukken van de kliniek zelf en van de reclassering, zijn adequaat passend bij de pathologie en problematiek van betrokkene.
Geadviseerd wordt de aan betrokkene opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar.
Geadviseerd wordt de voorwaardelijke beëindiging van het bevel van verpleging te continueren en ondergetekende kan zich vinden in de gestelde voorwaarden.