ECLI:NL:RBOBR:2013:5871

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 oktober 2013
Publicatiedatum
25 oktober 2013
Zaaknummer
01/833088-08
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen na verkrachting

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 28 oktober 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van een veroordeelde, die in 2009 was veroordeeld voor verkrachting. De maatregel was eerder opgelegd en werd in januari 2013 met een jaar verlengd. Op 18 april 2013 heeft het gerechtshof te Arnhem deze beslissing vernietigd en de plaatsing met negen maanden verlengd. De officier van justitie heeft op 12 augustus 2013 een vordering ingediend tot verlenging van de plaatsing met vijftien maanden, welke op 14 oktober 2013 ter zitting is behandeld. Tijdens deze zitting zijn de veroordeelde, zijn ouders, zijn raadsman en deskundigen gehoord. De deskundigen hebben in hun rapporten aangegeven dat de veroordeelde, die op een laag begaafd niveau functioneert, nog veel behandelmogelijkheden nodig heeft om zijn ontwikkeling te bevorderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de jeugdige een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur heeft en moeite heeft met het beheersen van zijn impulsen, wat leidt tot grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie niet volledig gevolgd en heeft besloten de maatregel met zes maanden te verlengen, in plaats van de gevraagde vijftien maanden. Dit besluit is genomen in het belang van de verdere ontwikkeling van de jeugdige en de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/833088-08

Beslissing verlenging plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

Beslissing in de zaak van de veroordeelde:

[betrokkene],

geboren te [geboorteplaats] op [1991],
verblijvende bij [inrichting].

Het onderzoek van de zaak.

Bij arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 26 november 2009 is de veroordeelde geplaatst in een inrichting voor jeugdigen. Deze plaatsing is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank d.d. 11 januari 2013 met een jaar verlengd. Op 18 april 2013 heeft het gerechtshof te Arnhem voornoemde beslissing vernietigd en de plaatsing met een termijn van negen maanden verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank d.d. 12 augustus 2013, strekt tot verlenging van de termijn van plaatsing van voornoemde veroordeelde voor de duur van vijftien maanden.
Deze vordering is behandeld op de achter gesloten deuren gehouden terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2013. Daarbij zijn de officier van justitie, de veroordeelde, zijn ouders, zijn raadsman en de deskundige gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het advies van mw. drs. M.T.P.F. Claes, hoofd behandeling locatie Lelystad, mw. drs. H. van Veldhuizen, behandelcoördinator en mw. drs. A. van de Maat, hoofd van de inrichting waar de veroordeelde verblijft, d.d. 22 juli 2013;
  • de omtrent de geplaatste veroordeelde gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van de veroordeelde.

De beoordeling.

De vordering is tijdig ingediend.
De plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is toegepast terzake verkrachting.
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:

Conclusie.

“[betrokkene] verblijft sinds maart 2013 op een lang verblijf groep binnen [inrichting]. Inmiddels is er middels observatie, behandelcontact en ontwikkeling bij [betrokkene] een meer helder beeld van hem gevormd. [betrokkene] is een 21 jarige jongen die functioneert op een laag begaafd niveau. Als gevolg hiervan is er een achterstand op cognitief, sociaal en emotioneel gebied. Daarnaast is er sprake van een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur richting antisociaal. Dit is terug te zien in zijn contactname met anderen, sterke neiging tot autonomie, waarbij zelfoverschatting een aandeel vormt. Ongestructureerde situaties of situaties waarbij een onvoorziene verandering optreedt, maken dat [betrokkene] het overzicht kwijt kan raken en frustraties snel oplopen, waarbij hij zijn impulsen moeizaam onder controle kan houden. [betrokkene] kan hierin beïnvloed worden door anderen en is uit op primaire behoeftebevrediging. Deze impulsdoorbraken hebben een pervasief karakter. Drugs- en alcoholgebruik kunnen daarbij een ontremmend effect hebben.
[betrokkene] zoekt nabijheid bij verschillende disciplines, zowel intern als extern om de controle te houden. [betrokkene] kan zich zeer wantrouwend opstellen. Bij gevoel van wantrouwen en onmacht kan het komen tot verlies van controle en gevoelens van frustraties. In gedrag is te zien dat [betrokkene] zich dwingend en manipulerend kan opstellen. [betrokkene] is een jongen die zich aan het ontwikkelen is tot een jongvolwassen man, wie vanuit zijn verstandelijke mogelijkheden en onderliggende persoonlijkheidsstructuur de wereld om zich heen niet altijd overziet of op de juiste wijze interpreteert. In de afgelopen maanden laat [betrokkene] een ontwikkeling zien in het aanspreken en aansturen. Hij heeft meer probleembesef en kan hierover steeds beter in gesprek gaan. De grootste aandachtspunten liggen in het ervaren van stress en copingvaardigheden, impulsiviteit/riskant gedrag, omgaan met delinquente leeftijdsgenoten, de omgang met boosheid en middelengebruik. Verwacht wordt dat het toewerken naar een STP een aantal maanden in beslag zal nemen. Vervolgens wordt een STP van een jaar noodzakelijk geacht.
Wij adviseren op basis van bovenbeschreven feiten en ontwikkelingen om de PIJ-maatregel met 15 maanden te verlengen. Deze periode zal worden gebruikt om de behandeling van [betrokkene] verder voort te zetten en steeds meer naar buiten te gaan werken middels resocialisatie voor en tijdens het STP. Hierin zal de samenwerking met de thuissituatie verder worden verstevigd. Daarnaast zal de individuele therapie voortgezet worden (vaktherapie en gesprekkenpsychiater), naast gespreksvoering rondom het thema seksualiteit”.

Perspectief en relatie tot het risicomanagement.

“De behandeling is vanuit [inrichting] overgenomen waarbij toegewerkt wordt naar een STP. Bij de start van een STP kan worden gedacht aan najaar 2013. Dit hangt onder andere af van het verloop van het meerdaags onbegeleid verlof en daarnaast de commitment van [betrokkene] aan een vervolgplek. De mening van [betrokkene] en het behandelteam verschilt wat betreft de invulling van de woonplek en de begeleiding aldaar. Dit betekent dat het voor het behandelteam moeilijk is in te schatten of hij in het voorgestelde traject zijn verantwoordelijkheid zal nemen en zich aan de afspraken zal houden. Een STP van een jaar wordt noodzakelijk geacht gezien het functioneringsniveau en risicofactoren van [betrokkene]. De ervaring leert dat een dergelijk traject naar buiten richting zelfstandigheid zeer uitvoering en langdurig begeleid dient te worden. Dit in gedachten houdende, kan er rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat na de verlenging van 15 maanden er nog meer tijd nodig is om het traject van resocialisatie te begeleiden. Dit is echter geheel afhankelijk van de ontwikkelingen die [betrokkene] in de tussenliggende periode door zal maken. Onze ervaring leert dat een STP voor de duurt van een jaar wenselijk is”.

Advies.

“Gelet op de aard en de omvang van het recidiverisico is het noodzakelijk dat in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling - [betrokkene] de komende tijd verder gaat werken aan de bovengenoemde behandeling. Ten behoeve van de gestelde ontwikkeling en behandeling heeft [betrokkene] zeker nog 15 maanden nodig. De behandeling kan in combinatie met risicomanagement in het kader van toewerken en uitvoeren van een STP worden voortgezet”.

De deskundige H. van Veldhuizen, forensisch orthopedagoog / behandelcoördinator, optredend namens de inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende, verkort zakelijk weergegeven, verklaard:
De overplaatsing van [inrichting] naar [inrichting] maakt dat betrokkene weer moet wennen aan andere mensen. Aan de hand van informatie verstrekt door [inrichting] en beeldvorming door ons, lijkt het de inrichting passend dat betrokkene gefaseerd en passend bij zijn functioneren in het kader van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling zal toewerken naar een STP. Op dit moment lopen nog een groot aantal interventies zoals brains4use, PMT, MPT, FMT etc.
De deskundige P. Vaessen, behandelcoördinator, optredend namens de inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende, verkort zakelijk weergegeven, verklaard:
In zijn gedrag is te zien dat betrokkene regelmatig veel moeite heeft om zijn impulsen onder controle te houden. Betrokkene heeft sinds één jaar onbegeleid verlof. Voor zover de kliniek weet, verblijft betrokkene dan op het zigeunerkamp bij zijn ouders. Op enig moment had betrokkene verlof en is hij niet tijdig teruggekeerd naar [inrichting]. Betrokkene koos er bewust voor om niet terug te keren van zijn verlof omdat hij de nacht wilde doorbrengen met zijn vriendin, opdat zij dan volgens de Sinti wet getrouwd zouden zijn. Hij was op dat moment onvindbaar; zelfs zijn ouders wisten niet waar betrokkene op dat moment verbleef. Naar aanleiding daarvan is betrokkenes verlof twee weken bevroren geweest. Betrokkene heeft steekproefsgewijs urinecontroles gehad. Alle urinecontroles waren negatief. Betrokkene heeft kenbaar gemaakt dat hij het AKA certificaat wil behalen, maar dat is tot op heden niet gelukt. Om te onderzoeken of betrokkene qua woonplek bij zijn ouders of bij een goed alternatief kan worden geplaatst, heeft de kliniek nog drie tot vier maanden nodig. De kliniek heeft doelen gesteld om geleidelijk naar een STP toe te werken. Alvorens met de STP kan worden gestart, heeft de kliniek nog een jaar nodig, derhalve is geadviseerd om de PIJ-maatregel van betrokkene met 15 maanden te verlengen.
De veroordeelde heeft – verkort weergeven - aangevoerd:
Het was de bedoeling dat ik zou thuiskomen. Ik werk niet mee aan een begeleid kamertraining traject. Destijds heb ik er bewust voor gekozen om niet van proefverlof terug te keren naar [inrichting]. In de Sinti-cultuur is het gebruikelijk als je een toekomst met een meisje wilt opbouwen dat je een nacht wegblijft en daarna om haar hand vraagt aan haar vader. Als haar vader toestemming geeft, ben je voor de Sinti-wet getrouwd. Mijn vrouw wilde niet langer wachten op mij. Bij [inrichting] hadden ze vastgesteld dat ik aan een stoornis leed en dat ik uitbehandeld was, daarom adviseerden zij destijds om de PIJ-maatregel met één jaar te verlengen. In hoger beroep oordeelde het gerechtshof dat de PIJ-maatregel met negen maanden diende te worden verlengd. In die negen maanden diende het STP plaatsvinden. Inmiddels kan worden vastgesteld dat dat niet is gebeurd. Ik wil graag deelnemen aan de behandeling voor zeden om te bewijzen dat ik onschuldig ben.
De officier van justitie heeft aangevoerd:
Het verschil tussen de uitspraak van het gerechtshof d.d. 18 april 2013 en het advies van [inrichting] d.d. 2 juli 2013 is opmerkelijk. Betrokkene wil als een volwassene behandeld worden, maar vindt dat hij daarin beperkt wordt. Hij wil zijn eigen stempel drukken op de behandeling en zeggenschap behouden. Resultaat is dat er weinig van de grond komt. Betrokkene moet aangeven tegen welke problemen hij aanloopt, zodat de kliniek hem daarbij kan helpen. Dat zou het proces zoals het vinden van een dagbesteding, een verblijfadres etc. versnellen. Ter terechtzitting is aan de orde gekomen welke interventies er nog plaats dienen te vinden en hebben de deskundigen onderbouwd waarom een verlenging van vijftien maanden geïndiceerd is. Aan het criterium voor verlenging van de maatregel is voldaan en de rapportage betreffende veroordeelde en de daarop gegeven toelichting ter terechtzitting ondersteunen mijn standpunt dat de termijn van de PIJ-maatregel verlengd moet worden. Ik vind bovendien dat de termijn van vijftien maanden passend en genoegzaam is onderbouwd. Ik persisteer bij de vordering tot verlenging van de termijn van plaatsing van veroordeelde in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van vijftien maanden.
De raadsman heeft onder meer aangevoerd:
Van complimenten van de advocaat-generaal naar een vordering verlenging voor de duur van vijftien maanden van de officier van justitie. Vreemd. Betrokkene heeft zich in het verleden meermalen onttrokken aan verloven maar dat heeft nimmer tot strafbare feiten geleid. Middelengebruik is bij betrokkene niet meer aan de orde. Nu blijkt dat er nog allerlei interventies dienen plaats te vinden alvorens men overgaat tot het STP. Dit terwijl een PIJ-maatregel ook kan worden afgesloten zonder dat het STP heeft plaatsgevonden. In onderhavig geval zie ik de absolute noodzaak van het STP niet. Feit is dat het resocialisatieproces van betrokkene is gestagneerd. Ik laat in het midden aan wie of waaraan dat ligt. Verlenging van de PIJ-maatregel met vijftien maanden vind ik te lang. Ik verzoek de rechtbank om de PIJ-maatregel met negen maanden te verlengen, teneinde ervoor zorg te dragen dat voortvarend aan de slag kan worden gegaan met de interventies / resocialisatie.
Het oordeel van de rechtbank.
Stoornis en recidivegevaar.
Uit het rapport van [inrichting] d.d. 22 juli 2013 en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de jeugdige een achterstand heeft op cognitief, sociaal en emotioneel gebied. Daarnaast is sprake van een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur, richting antisociaal. Voorts is vastgesteld dat de jeugdige zijn impulsen moeilijk onder controle kan houden, hetgeen ervoor zorgt dat hij grensoverschrijdend gedrag vertoont. Uit de bijgevoegde Savry en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de jeugdige de afgelopen periode geen middelen heeft gebruikt. Het recidivegevaar wordt door de kliniek thans als matig geschat. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat de informatie van het rapport van [inrichting] d.d. 22 juli 2013 grotendeels letterlijk is overgenomen van het rapport opgemaakt door [inrichting] d.d. 15 maart 2011.
Verloop PIJ-maatregel.
Blijkens voormeld arrest van het gerechtshof te Arnhem heeft de deskundige B. Gorski, gedragswetenschapper, in eerste aanleg verklaard dat de jeugdige zijn best heeft gedaan en veel therapieën heeft gevolgd. De advocaat-generaal heeft zich toen op het standpunt gesteld dat een verlenging van de maatregel, hoewel deze al vier jaren liep, nog steeds zinvol was nu de jeugdige nog diende te worden begeleid en behandeld. De advocaat-generaal heeft daarbij aangevoerd dat sprake was van een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam, maar dat nu de kernproblematiek al in dusdanige mate was behandeld, verlenging voor een kortere termijn dan één jaar geïndiceerd was. De advocaat-generaal concludeerde tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank en tot verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van negen maanden.
Het gerechtshof was van oordeel dat uit het advies van [inrichting] bleek dat er voor de jeugdige nog behandelmogelijkheden waren om zijn ontwikkeling zo gunstig mogelijk vorm te geven. Het dwingende kader van de maatregel bood de mogelijkheid om de komende periode verder te werken aan zijn behandeling om zo tot een verantwoord resocialisatietraject te komen. Het gerechtshof achtte, met de advocaat-generaal en de raadsman, termen aanwezig om, anders dan door de instelling geadviseerd, de termijn van de maatregel niet met twaalf maanden maar met negen maanden te verlengen.
Verlenging.
Op grond van de rapportages en de toelichting van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen, bedoeld in artikel 77s, eerste lid sub b, van het Wetboek van Strafrecht, de verlenging van de maatregel nog eist. De maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen dient voorts in het belang te zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige, als bedoeld in artikel 77s, eerste lid sub c, van het Wetboek van Strafrecht.
Het Gerechtshof Arnhem heeft op 18 april 2013 de PIJ-maatregel verlengd teneinde verder te werken aan de behandeling van betrokkene om zo tot een verantwoord resocialisatietraject te komen. Ook de AG heeft tot deze verlengingsduur van 9 maanden geadviseerd omdat de kernproblematiek al in een vergevorderd stadium was behandeld. De rechtbank constateert dat de deskundigen van [inrichting], naar welke instelling betrokkene een paar maanden geleden is overgeplaatst, nog vele behandelinterventies noodzakelijk achten alvorens aan het resocialisatietraject kan worden begonnen. Tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat met deze behandelmogelijkheden nog maar zeer beperkt een aanvang is genomen en uit het rapport van [inrichting] d.d. 22 juli 2013 alsmede het onderzoek ter terechtzitting blijkt niet duidelijk waarom daarmee niet eerder is begonnen.
Gelet op de lijn die door het Gerechtshof is ingezet, het recidiverisico dat als matig wordt ingeschat en het verloop van de behandeling, is de rechtbank van oordeel dat de laatste fase van de behandeling van de jeugdige dient te worden ingezet, waarbij de nadruk dient te liggen op de resocialisatie van de jeugdige en minder op therapie. Om die reden zal de rechtbank de PIJ-maatregel verlengen voor de duur van 6 maanden.
Gelet op de artikelen 14h, 14i, 14j, 77s, 77t, 77u van het Wetboek van Strafrecht.

DE BESLISSING.

Verlengtde termijn gedurende welke de veroordeelde [betrokkene] is geplaatst in een inrichting voor jeugdigen met
6maanden.
Deze beslissing is gegeven op 28 oktober 2013 door
mr. E.W. van den Heuvel, voorzitter, tevens kinderrechter-plv.,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. R.J. Bokhorst, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier.
Mr. E.W. van den Heuvel is buiten staat deze beslissing (mede) te ondertekenen.