ECLI:NL:RBOBR:2013:5812
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering wegens onvoldoende bewijs woonplaats
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 24 oktober 2013 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een bijstandsuitkering had aangevraagd. De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch afgewezen, omdat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij woonde op het door hem opgegeven adres. Verzoeker had op 20 augustus 2013 een aanvraag ingediend, maar na een huisbezoek en gesprekken met de casemanager ontstond er twijfel over zijn woonsituatie. Verzoeker had verklaard bij zijn moeder te wonen, maar tijdens het huisbezoek was hij niet thuis en er waren geen persoonlijke spullen of slaapspullen aangetroffen die zijn verblijf op het opgegeven adres konden bevestigen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de bewijslast bij verzoeker lag en dat hij niet had aangetoond dat hij op het opgegeven adres woonde. De rechter stelde vast dat er meerdere personen op het adres stonden ingeschreven en dat verzoeker geen bewijs kon leveren van zijn verblijf daar. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit van de gemeente in bezwaar stand zou kunnen houden, omdat verzoeker niet voldeed aan zijn inlichtingenplicht volgens de Wet Werk en Bijstand (WWB).
Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond voor de afwijzing van de bijstandsuitkering. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet in zijn verzoek was geslaagd en dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.