ECLI:NL:RBOBR:2013:5804
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Intrekking en beëindiging van bijstandsuitkering op basis van inlichtingenplicht en onroerend goed in het buitenland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 24 oktober 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die in beroep ging tegen een besluit van de gemeente Eindhoven. De gemeente had op 24 april 2013 besloten om de bijstandsuitkering van verzoekster, die sinds 9 juli 2009 een uitkering ontving, in te trekken en te beëindigen per 24 april 2013. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat verzoekster haar inlichtingenplicht had geschonden door niet te melden dat zij onroerend goed in Turkije bezat, dat een waarde had die de vermogensgrens overschreed.
Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster een spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat er een beroep was ingesteld tegen het besluit van 10 juli 2013, waarin het bezwaar ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting op 16 oktober 2013 is de zaak behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat zij in Turkije onroerend goed bezit, dat geregistreerd staat op haar naam en dat de waarde daarvan de vermogensgrens overschrijdt. Verzoekster heeft niet kunnen aantonen dat zij niet over het onroerend goed kan beschikken, en de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de gemeente terecht de bijstandsuitkering heeft ingetrokken en beëindigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen en het beroep is ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en geen vergoeding van het griffierecht aan verzoekster toegewezen.