ECLI:NL:RBOBR:2013:5796

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
22 oktober 2013
Zaaknummer
874311
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurbetaling en buitengerechtelijke kosten in huurgeschil tussen Stichting Woonveste en gedaagde

In deze zaak heeft Stichting Woonveste, eiseres, een huurachterstand van € 523,51 gevorderd van de gedaagde, die sinds 15 december 1990 een woning huurt van Woonveste. De huurprijs bedraagt € 372,08 per maand. De vordering is ingesteld via dagvaarding op 18 januari 2013, waarbij de gedaagde schriftelijk verweer heeft gevoerd. Tijdens een comparitie op 18 maart 2013 hebben beide partijen hun standpunten verder toegelicht. De gedaagde heeft betwist dat hij in gebreke is gebleven met de huurbetalingen, en heeft aangevoerd dat hij de huur altijd rond de 22e van de maand betaalde, wat Woonveste jarenlang heeft geaccepteerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Woonveste niet voldoende heeft aangetoond dat de huur bij vooruitbetaling moest worden voldaan, en dat de gedaagde nooit een betalingsachterstand van € 1116,24 heeft gehad. De rechter oordeelde dat de vordering van Woonveste niet aannemelijk was, en dat de gedaagde, ondanks zijn financiële problemen, een redelijk voorstel had gedaan om zijn achterstand in te lopen met vakantiegeld. De kantonrechter heeft de vordering van Woonveste afgewezen en Woonveste veroordeeld in de proceskosten, omdat de gevorderde kosten buitensporig waren in verhouding tot de maandhuur.

De uitspraak is gedaan door Mr. J.P.M. van der Ham op 25 juli 2013, waarbij de kantonrechter de belangen van de huurder in acht heeft genomen en heeft geoordeeld dat Woonveste niet redelijk heeft gehandeld in haar incassobeleid.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Kanton ’s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 874311
Rolnummer : 13 – 864
Uitspraak : 25 juli 2013
239
in de zaak van

Stichting Woonveste

gevestigd te Drunen, gemeente Heusden
eiseres
gemachtigde N.A. Hofman
tegen

[gedaagde]

wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente]
gedaagde.
Partijen zullen “Woonveste” en “[gedaagde]” worden genoemd.

Procedure

Woonveste heeft dit geding aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 januari 2013.
[gedaagde] heeft schriftelijk verweer gevoerd.
Bij rolbeslissing heeft de kantonrechter een comparitie van partijen bevolen. Deze heeft plaatsgevonden op 18 maart 2013.
Daarna hebben beide partijen nog een akte genomen.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

Vaststaande feiten

Woonveste verhuurt sinds 15 december 1990 aan [gedaagde] de woning aan de [adres] te [woonplaats]. De huurprijs bedraagt € 372,08 per maand.

Vordering en verweer

Bij inleidende dagvaarding vordert Woonveste de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 523,51 aan onbetaald gelaten huurpenningen tot en met de maand januari 2013, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over
€ 372,08 vanaf de dagvaarding tot aan de betaling, alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
[gedaagde] bestrijdt de vordering van Woonveste met name waar het de kosten betreft.
Hij stelt dat hij sedert vele jaren de huur elke maand rond de 22e van de betreffende maand betaalt. Woonveste was daar tot augustus 2012 mee akkoord. Rond deze tijd is kennelijk het beleid van Woonveste gewijzigd en verlangde zij betaling van de maandelijkse huur per de eerste van de maand vooraf. [gedaagde] stelt hiervoor begrip getoond te hebben. Aan het verlangen van Woonveste om onmiddellijk een maand in te lopen kon hij niet voldoen. Hij was zelfstandig ondernemer en heeft gezondheidsproblemen, waardoor hij zijn onderneming heeft moeten staken. Hij ontvangt een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Er zijn meerdere schulden, die met kleine bedragen per maand worden afgelost. [gedaagde] heeft voorgesteld uit zijn vakantiegeld van 2013 een extra maand huur te betalen.

Beoordeling

Hoofdsom
Woonveste heeft bij inleidende dagvaarding gesteld, dat de huur bij vooruitbetaling moet worden voldaan. Dit blijkt overigens niet uit de door haar overgelegde tekst van de huurovereenkomst van 15 december 1990. [gedaagde] heeft deze stelling in zoverre bestreden, dat hij heeft gesteld, dat Woonveste gedurende vele jaren geen bezwaar heeft gemaakt tegen betaling rond de 22e van de betreffende maand.
Woonveste heeft deze stelling van [gedaagde] niet bestreden, zodat deze stelling vaststaat. Daarmee is de grondslag van de vordering onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Bij inleidende dagvaarding heeft Woonveste gesteld dat zij aan huur tot en met januari 2013 een bedrag te vorderen had van € 1116,24 vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten, waarop [gedaagde] een bedrag van € 744,16 "bij cliënt" zou hebben betaald.
Uit de bij de comparitie overgelegde stukken blijkt, dat [gedaagde] nooit een betalingsachterstand van € 1116,24 heeft gehad. Uit deze stukken immers blijkt, dat de huur gebruikelijk in de loop van de betreffende maand werd voldaan. Zelfs indien [gedaagde] verplicht zou zijn per de eerste van de maand de huur te betalen, kan niet worden gezegd, dat hij meer dan een maand achter was en dan nog gedurende een periode van slechts enkele weken. In zoverre wekt de dagvaarding minst genomen de verkeerde indruk dat sprake zou zijn van "in gebreke gebleven" zijn "de (bij vooruitbetaling) verschuldigde huurpenningen tot en met januari 2013, in totaal € 1116,24" aan Woonveste te voldoen.
De berekening van de vordering van Woonveste op de derde bladzijde van de dagvaarding resulteert in een te vorderen bedrag van € 515,04. Een alinea verder stelt Woonveste dat zij een bedrag te vorderen heeft van € 523,51. Een toelichting op dit verschil is niet gegeven. In het petitum van de dagvaarding wordt een bedrag van € 523,51 gevorderd. Dit bedrag is kennelijk onjuist.
Het geschil tussen partijen, voor wat de gevorderde hoofdsom betreft, komt hierop neer, dat Woonveste vanaf augustus 2012 het standpunt is gaan innemen, dat geen genoegen meer genomen kon worden met betaling van de huur in de loop van de betreffende maand, maar dat de huur per de eerste van de maand en dus bij vooruitbetaling moest worden voldaan. [gedaagde] heeft dit niet geweigerd. Hij heeft, onbestreden door Woonveste, gesteld door omstandigheden niet in staat te zijn een extra maand onmiddellijk of in termijnen te betalen. Hij heeft, onbestreden door Woonveste, gesteld te hebben aangeboden in de maand mei van 2013 van zijn vakantiegeld een extra maandhuur te betalen.
Inmiddels is gebleken, dat hij dit aanbod gestand gedaan heeft. Zelfs in de visie van Woonveste is geen sprake meer van een achterstand. Om al deze redenen moet de gevorderde hoofdsom worden afgewezen.
Rente
Woonveste heeft niet duidelijk gemaakt of de door haar gevorderde rente is gebaseerd op de door haar gestelde hoofdsom van € 1116,24 dan wel op het bedrag van één maandhuur. Dit onderdeel van de vordering kan bij gebreke van een deugdelijke toelichting niet worden toegewezen.
Kosten
[gedaagde] heeft bij zijn conclusie van antwoord met name bezwaar gemaakt tegen de in rekening gebrachte kosten.
Woonveste vordert aan kosten:
– aan buitengerechtelijke kosten € 135,06
– aan dagvaardingskosten € 99,82
– aan salaris gemachtigde € 200,00
– aan griffierecht
€ 448,00
totaal € 882,88.
De kantonrechter is van oordeel dat deze kosten voor rekening van Woonveste moeten blijven.
Voor het geval zou zijn overeengekomen, dat de huur per de eerste van de maand zou moeten worden betaald, heeft Woonveste de vrijheid haar jarenlang gevoerde incassobeleid te wijzigen. Het staat haar echter niet vrij dit te doen zonder rekening te houden met de belangen van de huurder. Als contractpartners dienen partijen zich ten opzichte van elkaar te gedragen met inachtneming van de regels van redelijkheid en billijkheid. Daarin past niet het in de gebleken omstandigheden alleszins redelijke voorstel van [gedaagde] te verwerpen om de achterstand – als daar al sprake van is – in te lopen met het vakantiegeld. Daarin past ook niet te dreigen met ontbinding en ontruiming, zoals in dit geval is gebeurd. Daarin past ten slotte niet de kosten van een procedure te vorderen, die ruim meer dan tweemaal de maandhuur bedragen, terwijl het Woonveste bekend moet zijn dat het betalen van één extra maandhuur voor [gedaagde] al een probleem vormt.
Omdat Woonveste ongelijk krijgt zal zij in de kosten van het geding worden veroordeeld.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering van Woonveste af;
veroordeelt Woonveste in de kosten van deze procedure, tot vandaag aan de kant van [gedaagde] begroot op € 10,00 als vergoeding voor in verband met de comparitie van partijen noodzakelijk gemaakte reiskosten.
Dit vonnis is gewezen door Mr. J.P.M. van der Ham en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juli 2013in aanwezigheid van de griffier.