Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Stichting Woonveste
[gedaagde]
Procedure
Vaststaande feiten
Vordering en verweer
Beoordeling
€ 448,00
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft Stichting Woonveste, eiseres, een huurachterstand van € 523,51 gevorderd van de gedaagde, die sinds 15 december 1990 een woning huurt van Woonveste. De huurprijs bedraagt € 372,08 per maand. De vordering is ingesteld via dagvaarding op 18 januari 2013, waarbij de gedaagde schriftelijk verweer heeft gevoerd. Tijdens een comparitie op 18 maart 2013 hebben beide partijen hun standpunten verder toegelicht. De gedaagde heeft betwist dat hij in gebreke is gebleven met de huurbetalingen, en heeft aangevoerd dat hij de huur altijd rond de 22e van de maand betaalde, wat Woonveste jarenlang heeft geaccepteerd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Woonveste niet voldoende heeft aangetoond dat de huur bij vooruitbetaling moest worden voldaan, en dat de gedaagde nooit een betalingsachterstand van € 1116,24 heeft gehad. De rechter oordeelde dat de vordering van Woonveste niet aannemelijk was, en dat de gedaagde, ondanks zijn financiële problemen, een redelijk voorstel had gedaan om zijn achterstand in te lopen met vakantiegeld. De kantonrechter heeft de vordering van Woonveste afgewezen en Woonveste veroordeeld in de proceskosten, omdat de gevorderde kosten buitensporig waren in verhouding tot de maandhuur.
De uitspraak is gedaan door Mr. J.P.M. van der Ham op 25 juli 2013, waarbij de kantonrechter de belangen van de huurder in acht heeft genomen en heeft geoordeeld dat Woonveste niet redelijk heeft gehandeld in haar incassobeleid.