In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1978. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling en de voortzetting van de voorwaardelijke beëindiging afgewezen. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd voor ernstige misdrijven, waaronder brandstichting en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de deskundigenrapporten van psychologen en psychiaters in overweging genomen, waarin werd geconcludeerd dat het recidiverisico laag is. De deskundigen adviseerden om de terbeschikkingstelling niet te verlengen, terwijl de officier van justitie zich achter het advies van de psychiater Nijdam schaarde, die wel verlenging voorstelde. De rechtbank oordeelde dat de verlenging van de terbeschikkingstelling niet in het belang van de veiligheid van anderen was, aangezien alle deskundigen het gevaar van recidive als laag inschatten. De rechtbank heeft daarom het advies van de deskundigen Brugman en Versteijnen gevolgd en de vordering van de officier van justitie afgewezen.