ECLI:NL:RBOBR:2013:5747

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2013
Publicatiedatum
17 oktober 2013
Zaaknummer
SHE-12_4173
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende kenbaarheid van leges voor vergunning op grond van de Drank- en Horecawet

In deze zaak heeft eiseres, een pannenkoekenhuis te Veldhoven, bezwaar gemaakt tegen de leges die zijn geheven voor de aanvraag van een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet (DHW). De heffingsambtenaar van de gemeente Veldhoven had een bedrag van € 964,95 in rekening gebracht, bestaande uit € 364,95 voor de DHW-aanvraag en € 600,00 voor een Bibob-toets. Eiseres betwistte de hoogte van de leges, met name het bedrag voor de Bibob-toets, en stelde dat deze toets niet in haar belang was en dat zij niet op de hoogte was van de kosten die aan deze toets verbonden waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 3.1.4 van de Tarieventabel 2012 niet voldoende duidelijkheid biedt over de leges die voor de vergunning verschuldigd zijn. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet in staat was om de omvang van de leges te begrijpen op basis van de beschikbare informatie in de Legesverordening 2012 en de Tarieventabel 2012. De rechtbank concludeerde dat de heffing van € 964,95 niet in overeenstemming was met artikel 217 van de Gemeentewet, dat vereist dat belastingverordeningen duidelijkheid verschaffen over de belastingplichtige, het belastbare feit, en de heffingsmaatstaf.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak en het primaire besluit, en bepaalde dat de leges voor de aanvraag om een DHW-vergunning € 364,95 bedragen. Tevens werd bepaald dat de gemeente het door eiseres betaalde griffierecht van € 310,00 moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 oktober 2013, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 12/4173

Uitspraak van de meervoudige kamer van 18 oktober 2013 in de zaak tussen

[eiseres], te[plaatsnaam], eiseres,

(gemachtigde: J.H.M. Verkooijen),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veldhoven, verweerder

(gemachtigden: mr. S. Brand en bc. M. van der Ven).

Procesverloop

Verweerder heeft van eiseres bij nota van 6 september 2012 (het primaire besluit) leges ten bedrage van in totaal € 964,95 geheven voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning ingevolge de Drank- en Horecawet (DHW).
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij uitspraak op bezwaar van 8 november 2012 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2013. Zowel eiseres als verweerder heeft zich laten vertegenwoordigden door de respectieve gemachtigden.

Overwegingen

1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiseres heeft een DHW-vergunning aangevraagd voor een pannenkoekenhuis te Veldhoven. Op 16 augustus 2012 is de gevraagde vergunning aan eiseres verleend. In de begeleidende brief van 17 augustus 2012 staat vermeld dat eiseres op grond van de geldende legesverordening voor de behandeling van de aanvraag van de DHW-vergunning en voor de toets inzake de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet Bibob) een bedrag aan leges verschuldigd is. Deze leges bedragen blijkens deze brief
€ 964,95 (€ 364,95 DHW-aanvraag + € 600,00 toets Bibob) Op de legesnota staat vermeld dat een bedrag van € 364,95 in rekening wordt gebracht voor de omschrijving ‘Drank& Horeca vergunning Pannenkoekenhuis” en een bedrag van € 600,00 voor diezelfde omschrijving.
2.
Eiseres is het niet eens met het in rekening brengen van een bedrag van € 600,00 voor het verrichten van een Bibob-toets. Eiseres voert in dit verband aan dat het verrichten van een Bibob-toets niet in het belang van haarzelf is, maar in het belang van het openbaar bestuur in het algemeen en dat van de gemeente Veldhoven in het bijzonder en dat verweerder verder niet heeft aangegeven waarom een Bibob-toets is verricht. Ter zitting heeft eiseres in aanvulling hierop aangegeven dat zij ten onrechte dient te betalen voor iets waar zij niet om gevraagd heeft.
3.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat, behoudens bepaalde uitzonderingen, standaard een Bibob-toets plaatsvindt bij een aanvraag om een vergunning ingevolge de DHW en dat eiseres hiervoor ook de benodigde gegevens heeft overgelegd. Volgens verweerder is het gerechtvaardigd dat de gemeente de ambtelijke kosten inzake de beoordeling van de aanvraag om DHW-vergunning inclusief de ambtelijke kosten voor de Bibob-toets (deels) aan de aanvrager heeft doorberekend.
4.
Het volgende kader is van belang.
Bij raadsbesluit van 20 december 2011 is de Verordening op de heffing en invordering van leges 2012 vastgesteld (de Legesverordening 2012).
Ingevolge artikel 2 van de Legesverordening 2012 worden onder de naam “leges” rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Ingevolge artikel 3 van de Legesverordening 2012 is belastingplichtig de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.
Ingevolge artikel 3.1.1 van de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2012 (de Tarieventabel 2012) bedraagt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning op grond van artikel 3 van de DHW € 364,95.
Ingevolge artikel 3.1.4 van de Tarieventabel 2012 wordt het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een (omgevings)vergunning waarbij getoetst wordt volgens de Wet Bibob vermeerderd met € 600,00 en het bedrag voor het advies dat de gemeente opvraagt aan het Bureau Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur.
Artikel 217 van de gemeentewet bepaalt dat een belastingverordening in de daartoe leidende gevallen vermeldt de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, het tijdstip van beëindiging van de heffing en hetgeen overigens voor de heffing en invordering van belang is.
5.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt artikel 3.1.4. van de Tarieventabel 2012, waaraan verweerder - naast aan het bepaalde in artikel 3.1.1. van de Tarieventabel 2012 - het belastbare feit en het tarief heeft ontleend, eiseres niet in staat de omvang van de voor het afgeven van de vergunning verschuldigde leges te leren kennen. Eiseres heeft namelijk een aanvraag voor het verkrijgen van een vergunning op grond van artikel 3 van de DHW ingediend. Op grond van artikel 3.1.1. van de Tarieventabel 2012 geldt dan een tarief van
€ 364,95. Op basis van de inhoud van de Legesverordening 2012 en de Tarieventabel 2012 was naar het oordeel van de rechtbank voor eiseres onvoldoende kenbaar dat voor haar aanvraag een bedrag verschuldigd was van € 964,95. Daar waar artikel 3.1.4. van de Tarieventabel 2012 spreekt van een (omgevings)vergunning waarbij getoetst wordt volgens de Wet Bibob had eiseres niet hoeven te vermoeden dat haar aanvraag om een DHW-vergunning kennelijk mede tot deze categorie behoort indien en voor zover er getoetst wordt volgens de Wet Bibob. Daargelaten dat gesproken wordt van een (omgevings)vergunning en niet langer van een vergunning op grond van artikel 3 van de DHW, geeft de Legesverordening 2012 noch de Tarieventabel 2012 een antwoord op de vraag wanneer sprake is van een aanvraag voor een vergunning waarbij getoetst wordt volgens de Wet Bibob. Met de voorliggende inhoud van de Legesverordening 2012 en Tarieventabel 2012 wordt eiseres wat dat betreft in het ongewisse gelaten. Daaraan doet naar het oordeel van de rechtbank niet af dat, zoals verweerder ter zitting heeft gesteld, uit het aanvraagformulier en de informatie die eiseres volgens dat formulier moet verstrekken, duidelijk zou blijken dat er een Bibob-toets plaatsvindt. Evenmin brengt de omstandigheid dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veldhoven een lokaal Bibob-beleid heeft vastgesteld op 4 juli 2006 de rechtbank tot een andersluidend oordeel.
6.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat artikel 3.1.4 van de Tarieventabel 2012 behorende bij de Legesverordening 2012 niet in overeenstemming is met artikel 217 van de Gemeentewet en derhalve onverbindend. Dit betekent dat het beroep van eiseres gegrond is en dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd voor zover daarbij is gehandhaafd dat een bedrag van € 964,95 aan leges wordt geheven. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door de opgelegde aanslag te vernietigen en te bepalen dat gelet op het bepaalde in artikel 3.1.1. van de Tarieventabel 2012 de hoogte van de leges € 364,95 bedraagt in verband met het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning ingevolge artikel 3 van de DHW.
7.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de bestreden uitspraak;
  • vernietigt het primaire besluit en bepaalt dat de leges worden geheven tot een bedrag van € 364,95;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 310,00 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M.L. Wijnen, voorzitter, en mr. F.M. Tadic en
mr. J. Nijenhof, leden, in aanwezigheid van mr. U.F.B. van Berkel – de Jongh, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.