ECLI:NL:RBOBR:2013:5744

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 oktober 2013
Publicatiedatum
17 oktober 2013
Zaaknummer
01/855178-06
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van betrokkene

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 oktober 2013 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die eerder ter beschikking was gesteld in verband met diefstal en bedreiging met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het recidivegevaar ten aanzien van gewelddadig gedrag tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau is gereduceerd. De betrokkene, een 34-jarige man, heeft een beperkt sociaal netwerk en is afhankelijk van zijn vriendin op verschillende levensgebieden. Ondanks zijn verleden van gewelddadig gedrag en de diagnose van een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis, heeft hij in de afgelopen periode positieve ontwikkelingen doorgemaakt, zoals het vinden van werk en het aangaan van een relatie. De reclassering heeft echter geadviseerd om de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen om de voortgang van zijn resocialisatie te monitoren. De officier van justitie steunde deze vordering, maar de verdediging betoogde dat het recidivegevaar is afgenomen en dat de vordering tot verlenging afgewezen moest worden. De rechtbank heeft de rapporten van deskundigen, waaronder psychologen en psychiaters, in overweging genomen en geconcludeerd dat de veiligheid van anderen niet langer de verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De vordering van de officier van justitie is afgewezen, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de betrokkene in staat is om zelfstandig te functioneren in de maatschappij.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: [01/855178-06]
Strafrecht
Parketnummer: 01/855178-06
Uitspraakdatum: 18 oktober 2013
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing in de zaak van:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [1978],
verblijvende [adres].
Het onderzoek van de zaak.
Bij vonnis van de rechtbank van 4 juni 2007 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 6 oktober 2011 met een jaar verlengd. Deze verlenging is door het gerechtshof te Arnhem op 19 juli 2012 vernietigd. Op voornoemde datum heeft het gerechtshof de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd en heeft het gerechtshof de beslissing omtrent het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aangehouden tot 11 oktober 2012. Op 18 oktober 2012 heeft het gerechtshof te Arnhem de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd met ingang van de datum dat de terbeschikkinggestelde zou worden opgenomen in de forensische GGZ-kliniek Groot-Batelaar.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 20 augustus 2013 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2013. Hierbij zijn de officier van justitie, deskundige en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het advies van E.G. Gerrits, unitmanager en R.M. van Riessen-Bakker, reclasseringswerker, van Reclassering Nederland, d.d. 22 juli 2013;
  • het psychologisch onderzoek Pro Justitia van A.J. de Groot, psycholoog d.d. 11 juli 2013;
  • het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van T. den Boer, psychiater d.d. 18 mei 2013;
  • het psychiatrisch onderzoek (6-jaarsverlengingsonderzoek) Pro Justitia van M.R. Weeda, psychiater d.d. 5 juli 2013;
  • het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.
De beoordeling.
De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van diefstal, diefstal door middel van valse sleutels en bedreiging tegen het leven gericht, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van die maatregel eiste.
In voornoemd advies van Reclassering Nederland d.d. 22 juli 2013 is onder meer het navolgende gesteld:
Risicoanalyse.
(…)
“Vanuit reclasseringsoogpunt zien wij de volgende factoren van invloed op het recidiverisico:
- Betrokkene heeft een zeer beperkt sociaal netwerk.
- Betrokkene legt de focus in zijn geheel op zijn relatie.
- Betrokkene maakt zich afhankelijk van zijn vriendin op het gebied van werk, wonen en
financiën.
- Betrokkene heeft nog steeds een grote schuld.
- Betrokkene heeft een zeer beperkt zelfinzicht”.
Reden verlenging.
“De voorwaardelijke beëindiging loopt vanaf november 2012. Tot juni 2013 heeft betrokkene verbleven in Groot Batelaar. Deze periode heeft zich gekenmerkt door een wisselend beeld. Betrokkene kan veel klagen en dreigen met klachten bij tegenslag (dingen gaan niet zoals hij ze voor ogen heeft). Hij heeft zijn plannen met betrekking tot werk en relatie en wijkt daar niet vanaf. Het lukt hem om werk te vinden, maat het behouden van werk is een punt van aandacht. Betrokkene heeft de neiging om zichzelf te overschatten. Enerzijds houdt hij zich aan de afspraken die gemaakt zijn, maar anderzijds trekt hij volledig zijn eigen plan. Hij blijkt in staat om uiteindelijk iedereen mee te krijgen in zijn wens om te gaan samenwonen met een vrouw die hij nog maar kort kent. Er worden zelfs trouwplannen gemaakt voor het einde van dit jaar. Vooral in de situatie van samenwonen zijn er meerdere risicofactoren. Betrokkene heeft recent de overstap gemaakt van de kliniek naar het samenwonen. Juist in deze periode lijkt monitoren van de relatie van groot belang. Het is onduidelijk hoe betrokkene zal omgaan met stresserende factoren binnen de relatie en op het gebied van werk. De reclassering acht het daarom van belang het resocialisatie traject te blijven volgen. Een ambulant begeleidingstraject in combinatie met continueren van het reclasseringstoezicht in het kader van de voorwaardelijke beëindiging is daarom wenselijk”.
Advies reclassering.
“De reclassering vraagt een verlenging van het toezicht aan van 12 maanden.
In voornoemd advies van T. den Boer, psychiater d.d. 18 mei 2013 is onder meer het navolgende gesteld:
Klinische items.
“Het gebrek aan zelfinzicht komt sterk naar voren tijdens het onderzoek. Betrokkene beleefd zijn functioneren op een sterk van de werkelijkheid verschillende wijze. Behalve een negatieve houding ten opzichte van justitie, worden bij betrokkene geen negatieve opvattingen geconstateerd, integendeel, hij staat positief in het leven, nauwelijks gehinderd door de mogelijk meer complexe realiteit. Ook dit hangt samen met het genoemde gebrek aan zelfinzicht. Er zijn geen psychotische symptomen. Impulsiviteit is wel aanwezig onder de vorm van het overmatig reageren op aangevoelde kritiek of afwijzing. De impulsiviteit van betrokkene manifesteert zich met name in de inter-relationele sfeer, niet zozeer vanuit een innerlijke onrust. Een sterk egocentrisme met beperkt oog voor de intenties van de ander is hiervoor de basis. Tot slot heeft de langdurige behandeling geleerd dat betrokkene slechts beperkt in staat is gebleken hiervan te profiteren. De problematiek van betrokkene wordt in
de kern als gelijkaardig beschreven als voorafgaand aan de behandeling. Samenvattend zijn het gebrek aan zelfinzicht en de beperkte verandering door behandeling factoren die zorg oproepen met betrekking tot het risico op gewelddadig gedrag”.
Risicohanteringsitems (Toekomstige factoren).
“Ook nu wordt de kans dat de plannen van betrokkene zullen slagen in de maatschappij als
gering ingeschat. Het beperkte zelfinzicht draagt bij aan deze sombere kijk. Destabiliserende invloeden kunnen voor betrokkene bestaan uit relationele problemen met gevoel van afwijzing tot gevolg, problemen in de werksfeer en daaraan gekoppeld mogelijk financiële problemen en afhankelijkheid ten opzichte van zijn partner en mogelijk alcoholgebruik bij toenemende problemen, zoals zich in het verleden voordeed. Hoewel betrokkene rekent op een steunend systeem als hij Groot Batelaar verlaat - zijn partner en haar familie/netwerk - heeft het verleden laten zien dat de stabiliteit hiervan wankel is. Een eigen steunend netwerk heeft betrokkene niet. Betrokkene staat wel open voor eventuele ambulante hulpverlening. Of dit ook nog zo is, als hiertoe geen dwingende aanmoediging bestaat, valt te betwijfelen. De mogelijkheden van betrokkene om sociale/relationele spanningen te verdragen, is beperkt. Hierin ligt een belangrijke bron van toekomstige ervaren stress. Gebrek aan zelfinzicht en de verwachting van betrokkene dat het wel goed zal gaan dragen bij aan het risico op voor betrokkene onverwachte spanningsvolle situaties, waarin zijn copingvaardigheden te kort schieten en mogelijk gewelddadig gedrag kan ontstaan”.
Conclusie.
“Deze risicotaxatie komt in hoge mate overeen met de taxatie uit 2011. Er is echter een
belangrijk verschil. Deze taxatie gaat uit van de situatie dat betrokkene mogelijk zonder
dwingende structuur in de maatschappij terecht komt. Dan onderstreept de HCR-20 het hoge risico op gewelddadig gedrag, waarbij met name de stabiliteit van de omstandigheden waar betrokkene in terecht komt (relatie, werk) van belang zijn in het daadwerkelijk naar voren komen van dit risico. (…) Van een resocialisatietraject is in feite nog nauwelijks sprake geweest. De plannen zijn voor de (nabije) toekomst. Wel is betrokkene meermaals naar zijn vriendin geweest en is de periode dat hij daar kan verblijven uitgebreid. Dit is tot nog toe zonder problemen verlopen, hoewel betrokkene wel eens eerder terug is gekeerd naar Groot Batelaar, omdat de druk in de woonomgeving van zijn vriendin hem te veel werd.
Net binnen de context van een relatie worden de beperkingen van betrokkene onder druk
gezet. Een relatie houdt steeds de mogelijkheid in dat hij zich op een gegeven moment afgewezen zal voelen. Ook zullen er op een gegeven moment spanningen ontstaan.
Betrokkene beschikt over beperkte vaardigheden om hiermee op een goede wijze om te gaan. In gesprek geeft hij aan dit te beseffen en het op prijs te stellen om ook in de toekomst beroep te doen op de mogelijkheid van hulpverlening, ook met het oog op zijn relatie. Of deze bereidheid om hulp te accepteren ook op termijn zal blijven bestaan, is niet duidelijk.
Zoals naar voren komt in de gestructureerde risicotaxatie, is het risico op het ontstaan van
een gewelddadig incident substantieel. Positief te beïnvloeden factoren betreffen de
omstandigheden waarin betrokkene verkeert en de beschikbaarheid van zorgbegeleiding.
Een begeleidingstraject kan in de vorm van een ambulant en laagdrempelig begeleidend contact via een forensisch psychiatrische poli. Er dient dan expliciet aandacht te zijn voor de relatie die betrokkene met zijn vriendin heeft en het zou de voorkeur hebben als zijn vriendin betrokken kan worden bij de begeleiding, bijvoorbeeld onder de vorm van relatietherapie. De reden hiervoor is de dynamiek van het indexdelict, waarbij de huidige relatie risico’s inhoudt voor het ontstaan van een voor betrokkene complexe en gelijkaardige situatie. Een dergelijke begeleiding zou van start kunnen gaan als voorwaarde bij de voorwaardelijke beëindiging van terbeschikkingstelling. Onderzoeker adviseert nu niet om de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk te beëindigen, aangezien er nog onvoldoende zicht is op het functioneren van betrokkene in de maatschappij, terwijl het samenleven met zijn vriendin net die situatie is, waarin zich in het verleden delicten konden voordoen, mede leidend tot de huidige behandeling”.
In voornoemd advies van A.J. de Groot, psycholoog d.d. 11 juli 2013 is onder meer het navolgende gesteld:

9.FORENSISCH PSYCHOLOGISCHE BESCHOUWING.

“Betrokkene, is een 34-jarige man bij wie sprake is van zowel een antisociale als een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Dit komt mede tot uiting in psychopathie, als geobjectiveerd in een hoge score op de PCL-R. Binnen dit construct is sprake van een fusie van narcistische en antisociale dynamiek. Onderliggend is er sprake van een kwetsbare persoonlijkheidsorganisatie, wat impliceert dat bij oplopende stress de controlemechanismen af kunnen nemen en wantrouwen, impulsiviteit en het uitleven van
onlusten meer zichtbaar kunnen worden in de omgeving. Wordt de behandeling beschouwd dan valt op dat betrokkene weliswaar alle geïndiceerde (delictgerichte ) therapieën doorliep, maar dat samenwerking met de kliniek wisselde en er geen sprake is van gegeneraliseerde internalisering van de behandeling. Betrokkene blijft gevoelig voor krenking, maar heeft meer oplossingsstrategieën tot zijn beschikking die
conflictescalatie kunnen voorkomen. Binnen de behandeling deden zich geen agressieve incidenten voor. Opvallend is de versnelling in de resocialisatiefase op basis van de voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging.
Worden eerst de risico's bezien die statistisch gerelateerd zijn aan geweld in de toekomst (gestructureerd klinische risicotaxatie middels de HCR-204), dan kan gesteld worden dat er in de eerste plaats sprake is van een hoog basisrisico op geweld in het algemeen op basis van niet beïnvloedbare (historische) indicatoren voor geweld. Er is sprake van eerder gepleegd geweld, problemen in de kinderleeftijd, jonge leeftijd bij het eerste gewelddadige incident, twee persoonlijkheidsstoornissen, psychopathie, instabiliteit in relaties en werk en verslavingsproblematiek. De klinische (behandelings)indicatoren voor geweld (schatting op basis van het afgelopen jaar) geven een laag tot matig risico te zien: betrokkene heeft geen (merkbare) uitgesproken antisociale opvattingen en er bestaat geen opvallende impulsiviteit. Hij beschikt evenwel over een matig zelfinzicht. Hij maakte het afgelopen jaar vorderingen binnen de behandeling.
De risicohanteringsindicatoren (toekomstige geweldsindicatoren) geven een laag tot matig risico aan, mocht betrokkene thans zonder toezicht, steun of structuur thans vrij in de samenleving komen te verblijven. Er is geen uitgebreid steunend netwerk (voornamelijk beperkt tot het netwerk van zijn vriendin). Het is nog niet helemaal duidelijk of de toegenomen draagkracht maatschappij bestand is tegen spanningen en stress die het dagelijks bestaan oplevert, al zijn er tot dusver geen problemen.
Op basis van de SAPROF zijn er (uitgaande van de huidige situatie) enige beschermende factoren tegen delictrecidivering aan te wijzen. Het betreft vooral motivationele factoren (betrokkene accepteert begeleiding, streeft maatschappelijk aangepaste pro-sociale levensdoelen na (relatie voeren, werken). Hiernaast zijn er ook externe beschermende factoren: er sprake van begeleiding door de reclassering en betrokkene heeft een relatie die als beschermend kan worden getypeerd.
Samenvattend kan worden gesteld dat betrokkene enerzijds een ongunstig risicoprofiel heeft (hoge mate van psychopathie, een belast verleden in termen van risicofactoren), maar anderzijds voor wat betreft de dimensie geweld maar een matig belast verleden heeft. Ook tijdens de behandeling deed zich geen geweld voor. Het tbs-indexdelict betrof bedreigingen
met geweld en diefstal. De kans op recidivering in geweld is dan ook niet erg hoog. Betrokkene beseft binnen zijn zelfsignalering dat hij zijn stressniveau laag moet houden, omdat dit de opmaat kan vormen om de controle te herstellen middels het kiezen van de aanval in casu bedreigen en financieel uitkleden. Opvallend is dat betrokkene thans binnen korte tijd een partner weet te vinden en hier binnen korte tijd bij intrekt. Gelet op zijn psychopathieprofiel en het verleden, waarbinnen ook parasitair gedrag speelt binnen intieme relaties, geeft dit op zichzelf te denken. In die zin kan betrokkenes huidige situatie - met een sombere forensische bril op- worden getypeerd als een pre-delictsituatie. Of betrokkene de relatie zal gebruiken voor instrumenteel-financieel gewin, zal echter afhangen van de keuzes die betrokkene maakt en niet zozeer van beperkingen in keuze en wilsvrijheid op basis van zijn stoornis. De kans op (bedreigingen) met geweld is afgenomen: betrokkene heeft meer mogelijkheden ontwikkeld binnen de behandeling om niet de aanval te kiezen. Bovendien zijn er binnen de relatiedynamiek thans geen aanwijzingen voor conflicten of in het verlengde hiervan geweldescalatie of bedreiging met geweld.
Gelet op bovenstaande wordt overwogen om te adviseren de maatregel tbs onvoorwaardelijk op te heffen; de kans op ernstig geweld vanuit de stoornis is immers beperkt. Wordt evenwel niet zozeer gefocust op het gevaar voor geweld, maar op succesvolle resocialisatie, dan wordt echter primair geadviseerd om de maatregel tbs te verlengen met een jaar, onder continuering van voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging. Binnen de poliklinische begeleiding door Kairos kan dan de vinger aan de pols worden gehouden met betrekking tot de intieme relatievoering, nu de relatie nog pril is, evenals het samenlevingsverband.“.
In voornoemd advies van M.R. Weeda, psychiater d.d. 5 juli 2013 is onder meer het navolgende gesteld:
Risicotaxatie op grond van klinisch onderzoek.
“Op grond van bovenstaande kan worden gesteld dat er bij betrokkene sprake is van een groot aantal risicobevorderende historische items maar dat het aantal klinische, nu spelende en eventueel te beïnvloeden, items veel kleiner is. Het verschil in risicohanteringsitems als de situatie van de TBS wordt vergeleken bij een hypothetische situatie dat de TBS nu onvoorwaardelijk beëindigd zou worden is gering. Van belang, en enigszins risicobevorderend, is dat er dan een natuurlijk kader voor begeleiding en steun wegvalt. De vraag is of betrokkene dat vrijwillig zal oppakken, hij staat er evident ambivalent tegenover en ziet er zelf maar beperkt de noodzaak van in. Daar staat tegenover dat bij het voortduren van de TBS betrokkene vooralsnog aan meer stress lijkt te zijn blootgesteld dan als die maatregel nu beëindigd zou worden. Klinisch kan daar nog het volgende aan worden toegevoegd. Op grond van deze risicotaxatie, samenhangend met de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene, kan gesteld worden dat het risico dat betrokkene in de toekomst in aanraking komt met politie en justitie niet volledig afwezig is. In zijn verleden, voor het indexdelict, speelden vermogensdelicten een grote rol. Betrokkene lijkt gedurende de TBS duidelijk te zijn gegroeid en daarmee lijkt het recidiverisico afgenomen, maar niet volledig verdwenen. Omgevingsfactoren spelen daarbij zeker een belangrijke rol. Deze zijn thans vrij gunstig maar kunnen uiteraard in de toekomst altijd veranderen. Echter, van groot belang voor de vraag of de TBS moet worden verlengd is vooral de vraag in hoeverre het risico op gewelddadig gedrag onverantwoord verhoogd is. In ogen van ondergetekende is dat niet het geval. Het indexdelict betrof een bedreiging met geweld. Daarna is weliswaar sprake geweest van ageren en verbale agressie maar fysieke agressie heeft gedurende de TBS nauwelijks een rol gespeeld. In de dynamiek thans speelt agressie of dreiging met agressie in het geheel geen rol. De verwachting is niet dat dit, indien de TBS nu beëindigd zou worden, op korte termijn duidelijk zal veranderen”.
Risicomanagement.
“Zoals beschreven. zou een vinger-aan-de-pols-contact in de vorm van een laagfrequent begeleidingscontact met een stevige, ervaren hulpverlener wenselijk zijn. Binnen dit begeleidingscontact kan sprake zijn van het bespreken van dagelijkse en meer relationele of persoonlijke problemen en kan betrokkene gewezen worden op dreigende overschrijding van zijn draagkracht. Minder gunstige ontwikkelingen in de omstandigheden van betrokkene, mochten deze zich voordoen, kunnen dan tijdig worden opgemerkt. Als nodig kan worden ingegrepen in de vorm van het intensiveren van zorg of begeleiding of het meedenken over praktische problemen zoals wonen, werken en financiën. Van belang is dat de partner van betrokkene bij een dergelijk begeleidingscontact betrokken wordt. De forensische polikliniek Kairos, waar betrokkene reeds aangemeld is voor een ambulante vervolgbehandeling, is hiervoor een passende setting”.

10.FORENSISCH PSYCHIATRISCHE BESCHOUWING

“Betrokkene is een 34-jarige man afkomstig uit een verwaarlozend en agressief gezin. Hij
groeide op onder sterk onveilige omstandigheden en ontwikkelde op jonge leeftijd gedragsproblemen en criminaliteit. In de voorgeschiedenis was uitgebreid soprake van vermogensdelicten en in mindere mate ook van geweldsdelicten. Betrokkene onttrok zich meerdere malen aan toezicht en heeft beperkt sociaal-maatschappelijk gefunctioneerd.
In 2006, toen 27 jaar oud, pleegde hij de indexdelicten. Hij stal geld van zijn toenmalige partner en haar ouders en bedreigde zijn partner, nadat zij aangifte van de diefstal had gedaan, met de dood. In 2007 werd betrokkene opgenomen in het kader van een TBS met dwangverpleging.
Vastgesteld werd dat sprake was van misbruik van alcohol in remissie, een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis en psychopathie. Alhoewel het verloop van de behandeling binnen de TBS gepaard is gegaan met vrij veel verzet van de kant van betrokkene, waarbij opviel dat hij beperkt zelf- en ziekte-inzicht toonde en slecht kon omgaan met tegenslagen en teleurstelling, heeft betrokkene een zekere persoonlijkheidsgroei doorgemaakt. Hierbij heeft de beperkte behandeling die hij gehad heeft een rol gespeeld, maar zeker ook de structuur die binnen het TBS-kader heerst en het feit dat betrokkene uit zijn instabiele omstandigheden en antisociale omgeving is gehaald. In het kader van de resocialisatie is betrokkene geplaatst in Groot Batelaar in het najaar van 2012, toen de TBS onvoorwaardelijk beëindigd was tegen het advies van de kliniek in. Vanuit Groot Batelaar is hij vervolgens, na het mede door toedoen van betrokkene mislukken van een woonwerkproject, tegen de wens van de reclassering maar met goedvinden van Groot Batelaar gaan samenwonen met zijn huidige vriendin, met wie hij in december hoopt te trouwen. In onderhavig onderzoek wordt de diagnostiek m.b.t. de persoonlijkheid van betrokkene onderschreven, echter de kenmerken van de antisociale maar vooral ook de narcistische persoonlijkheid zijn duidelijk veel minder sterk en belemmerend aanwezig dan dat in 2006/2007 het geval was. Van belang is om de diagnoses te stellen om de onderliggende dynamiek en daarmee kwetsbaarheid van betrokkene te blijven benadrukken. De diagnose alcoholmisbruik wordt echter niet overgenomen want is al geruime tijd niet meer actueel. Zoals beschreven is het risico dat in de toekomst opnieuw sprake zal zijn van crimineel gedrag bij betrokkene blijvend verhoogd. Echter de kans dat daarbij sprake zal zijn van agressief gedrag is wel duidelijk afgenomen en lijkt nu niet sterk verhoogd. Bovendien zijn de omstandigheden waarin betrokkene nu, reeds buiten het kader van de TBS, verblijft redelijk gunstig en in ieder geval niet direct agressiebevorderend. Beëindigen van de maatregel nu lijkt met het oog op het risico van geweldsdelicten dan ook verantwoord.
Met het oog op het risico op terugval in crimineel gedrag bij betrokkene is een blijvend begeleidend en structurerend, maar laagfrequent en in principe niet heel intensief, contact wenselijk. De vraag is in hoeverre hij daaraan zal meewerken. Hij lijkt de noodzaak beperkt te zien maar hierin kan wellicht zijn partner nog een belangrijke, sturende rol spelen. Meer nog speelt nu een rol dat betrokkene wat opstandig is t.a.v. alles wat te maken heeft met de TBS, waar hij heel graag van af wil omdat hij, niet geheel ten onrechte, ervaart dat het hem in zijn verdere resocialisatie beperkt. Er loopt inmiddels een aanmelding bij de forensische polikliniek Kairos alwaar een begeleidingscontact zoals beschreven goed vorm gegeven zou kunnen worden. Alhoewel het goed voorstelbaar en tevens verdedigbaar is dat de reclassering, met het oog op een geleidelijke resocialisatie en het geleidelijk overdragen van de zorg dan wel begeleiding, aankondigt de maatregel met een jaar te willen verlengen, ziet ondergetekende de noodzaak hiervan, m.b.t. het risico op geweld, niet”.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Het gaat goed met mij. Ik heb mijn zaken prima voor elkaar. Sinds 28 mei 2013 verblijf ik in [plaats]. Ik werk sinds zes weken als medewerker bij een Callcenter te Utrecht en in december ga ik trouwen. Mijn aanstaande vrouw, haar familie en mijn werkgever zijn volledig op de hoogte van mijn verleden. Mijn nieuwe sociale netwerk voelt als een warme deken. Ik ben bezig om met hulp van mijn huisarts en Kairos om EMDR op te starten. Het TBS traject loopt al zeven jaar, het moet een keer klaar zijn. Waarom is het noodzakelijk om de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging met een jaar te verlengen alvorens over te gaan tot onvoorwaardelijk beëindiging van de terbeschikkingstelling? Op 28 mei jl. ben ik weggegaan bij Groot Batelaar maar zij hebben al die tijd wel een plaats voor mij vrijgehouden. Daar heb ik echter geen gebruik van hoeven maken.
De deskundige I. van den Berg, reclasseringswerker, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik ben de vervanger van dhr. N. Rutten, de vaste begeleider van betrokkene. Ik heb begrepen dat betrokkene een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij heeft werk en een vriendin, maar hij heeft ook schulden. De sociale contacten van betrokkene zijn minimaal. Bovendien kunnen zijn schulden ervoor zorg dragen dat er spanningen betrokkene zouden kunnen ontstaan. Betrokkene kan zelfstandig functioneren maar alles bevindt zich nog in een pril stadium. Betrokkene is aangemeld bij Kairos maar daar zijn lange wachttijden. De reclassering had betrokkene eerder willen aanmelden bij Kairos, maar Kairos hield dat af gelet op zijn eventuele deelname aan EMDR. Betrokkene moet de ruimte krijgen om met EMDR aan de slag te gaan maar als betrokkene dat in een vrijwillig kader zou moeten doen, blijft het de vraag of hij daarmee zou aanvangen. Continuering van de terbeschikkingstelling kan ervoor zorg dragen dat hij gemotiveerd is en blijft om deel te nemen aan EMDR. Bovendien kan EMDR een hoop bij betrokkene te weeg brengen.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Het gaat goed met betrokkene maar mijns inziens is het nog te vroeg om het verplichtend kader weg te laten vallen. Voorts blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting en het dossier dat bij betrokkene nog steeds sprake is van gevaar is voor recidive. Ik verzoek de rechtbank derhalve de vordering verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar toe te wijzen.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de beslissing van het gerechtshof d.d. 18 oktober 2012 is betrokkene direct overgeplaatst naar Groot Batelaar. Dat traject is inmiddels afgerond. Betrokkene valt inmiddels onder de volledige verantwoordelijkheid van de reclassering. T. den Boer, psychiater, merkt in zijn rapport d.d. 18 mei 2013 op dat de terbeschikkingstelling nog niet onvoorwaardelijk kan worden beëindigd omdat onvoldoende zicht is op het functioneren van betrokkene in de maatschappij. Inmiddels zijn we echter vijf maanden verder en betreft het een totaal andere situatie. De rapporten van M.R. Weeda, psychiater, en A.J. de Groot, psycholoog, dateren van twee maanden later en zij schatten het recidivegevaar ten aan zien van het indexdelict niet in als heel hoog. Door de in het verleden door betrokkene ondergane behandelingen is de kans op recidive afgenomen. M.R. Weeda en A.J. de Groot achten verlenging niet vereist gezien het beperkte recidivegevaar. Vanuit het bestwil-criterium is verder toezicht wellicht wenselijk maar niet gelet op het gevaarscriterium. Het recidivegevaar is tot een maatschappelijk aanvaard niveau gereduceerd. Gelet op vorenstaande verzoek ik de rechtbank de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling af te wijzen.
De rechtbank overweegt het volgende.
De reclassering adviseert tot verlenging van de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar om een vinger aan de pols te houden. T. den Boer, psychiater, heeft in zijn rapport d.d. 18 mei 2013 opgemerkt dat zijns inziens de terbeschikkingstelling nog niet onvoorwaardelijk kan worden beëindigd omdat onvoldoende zicht is op het functioneren van betrokkene in de maatschappij. Betrokkene heeft ter zitting een positief beeld geschetst omtrent zijn huidige situatie alsmede zijn functioneren. Hij heeft een relatie, werk en woont sinds 28 mei 2013 zelfstandig. In de tussentijd heeft betrokkene geen gebruik hoeven maken van zijn vangnet bij Groot Batelaar en er hebben zich volgens I. van den Berg, reclasseringswerker, ook overigens tot op heden geen incidenten voorgedaan. Dit positieve beeld komt ook tot uidrukking in het rapport van A.J. de Groot, psycholoog, van 11 juli 2013 en van M.R. Weeda, psychiater, van 5 juli 2013. De rechtbank hecht in dat licht meer waarde aan de rapporten van De Groot en Weeda nu deze recenter zijn opgemaakt en daardoor een beeld hebben kunnen schetsen van de situatie waarin betrokkene met zijn partner samenwoont. De Groot schat het recidivegevaar ten aanzien van gewelddadig gedrag laag tot matig in en volgens Weeda is het recidiverisico ten aanzien van gewelddadig gedrag dusdanig beperkt dat verantwoord kan worden overgegaan tot beëindiging van de maatregel. Op grond van de rapporten van A.J. de Groot en M.R. Weeda en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat het recidivegevaar ten aanzien van gewelddadig gedrag tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau is gereduceerd.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de terbeschikkingstelling niet langer eist en dat dientengevolge de vordering van de officier van justitie behoort te worden afgewezen.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Wijstde vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde]
af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. E.W. van den Heuvel, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 oktober 2013.