In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 18 oktober 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die eerder ter beschikking was gesteld na het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarigen en schennis van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, toegewezen. De betrokkene, geboren in 1944, verblijft in een kliniek en heeft in het verleden al meerdere keren verlenging van zijn terbeschikkingstelling ondergaan. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een openbare zitting op 14 oktober 2013, waarbij de officier van justitie, deskundigen en de betrokkene zelf aanwezig waren.
De deskundigen hebben in hun rapportages aangegeven dat de betrokkene nog steeds een hoog recidivegevaar vertoont. Ondanks enige vooruitgang in zijn probleembesef, blijft hij afhankelijk van professionele begeleiding en controle. De deskundigen hebben benadrukt dat zonder adequate begeleiding en een ondersteunend netwerk, de kans op delictrecidive aanzienlijk blijft. De rechtbank heeft de argumenten van de deskundigen en de officier van justitie meegewogen en geconcludeerd dat de veiligheid van anderen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om expliciete vervolgstappen voor de kliniek op te nemen in haar beslissing, zoals door de raadsvrouwe van de betrokkene was verzocht. De rechtbank heeft de beslissing om de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen, gebaseerd op de noodzaak van externe controle en begeleiding, en de onzekere prognose van de betrokkene zonder deze ondersteuning. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de leden unaniem tot dit oordeel zijn gekomen.