In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 oktober 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een man die ter beschikking was gesteld na het plegen van zedendelicten. De terbeschikkingstelling was voor het laatst verlengd op 28 september 2011 en de officier van justitie heeft op 9 augustus 2013 een vordering ingediend voor een verlenging van twee jaar. Tijdens de openbare terechtzitting op 30 september 2013 zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsvrouwe en deskundige M. Verhees gehoord. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde beoordeeld op basis van een advies van de kliniek waar hij verblijft, waarin zijn recidiverisico en de noodzaak voor begeleiding werden besproken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan pedofilie en een persoonlijkheidsstoornis, en dat hij nog steeds intensieve begeleiding nodig heeft. Ondanks enige vooruitgang in zijn behandeling, is het risico op recidive nog steeds hoog. De deskundige heeft aangegeven dat de terbeschikkinggestelde nog niet klaar is voor een voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel en dat een geleidelijke toename van zelfstandigheid noodzakelijk is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, toegewezen, en de beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van anderen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de delicten, de noodzaak van begeleiding en de prognose van de terbeschikkinggestelde meegenomen. De beslissing is genomen in overeenstemming met de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veiligheid van anderen voorop staat. De rechtbank heeft de termijn van terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, en deze beslissing is uitgesproken in de openbare terechtzitting.