ECLI:NL:RBOBR:2013:5577

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
260452 / HA ZA 13-176
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van verzet tegen verstekvonnis door Gemeente Eindhoven

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, staat de vraag centraal of de Gemeente Eindhoven tijdig verzet heeft gedaan tegen een verstekvonnis. Dit verstekvonnis, uitgesproken op 6 februari 2013, verplichtte de gemeente tot betaling van een schadevergoeding van EUR 459.380,12 aan de eiser. De raadsman van de eiser heeft de gemeente op 7 februari 2013 op de hoogte gesteld van het verstekvonnis, maar de gemeente heeft pas op 11 maart 2013 verzet aangetekend. De rechtbank oordeelt dat de ontvangstbevestiging van de e-mail, waarin het verstekvonnis werd meegedeeld, automatisch is verzonden en daarom niet kan worden aangemerkt als een daad van bekendheid. Dit betekent dat de gemeente niet tijdig op de hoogte was van het vonnis, wat essentieel is voor de ontvankelijkheid van het verzet. De rechtbank stelt vast dat de gemeente voldoende informatie heeft ontvangen om tijdig verzet aan te tekenen, maar dat de automatische ontvangstbevestiging niet als zodanig kan worden beschouwd. De rechtbank verklaart het verzet ontvankelijk en stelt een comparitie van partijen in om de financiële aspecten van het geschil te bespreken. Tevens wordt hoger beroep van dit tussenvonnis open gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/260452 / HA ZA 13-176
Vonnis in verzet van 2 oktober 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. M.T.C.A. Smets te Eindhoven,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE EINDHOVEN,
zetelend te Eindhoven,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiser] en Gemeente Eindhoven genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 april 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 september 2013.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gemeente Eindhoven is bij vonnis van 6 februari 2013 bij verstek veroordeeld tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van EUR 459.380,12 (hoofdsom) vermeerderd met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
2.2.
De raadsman van [eiser] heeft bij brief van 7 februari 2013 het verstekvonnis aan het College van Burgemeester en Wethouders van Gemeente Eindhoven gezonden. In zijn brief heeft hij de inhoud van de veroordeling kenbaar gemaakt en heeft hij Gemeente Eindhoven tevens gesommeerd om ter voldoening aan het vonnis een bedrag van EUR 472.097,19 op zijn derdenrekening over te maken.
2.3.
De raadsman van [eiser] heeft voormelde stukken op 7 februari 2013 in een pdf-bestand ook per e-mail gezonden aan Gemeente Eindhoven (gemeente@eindhoven.nl). In het toezendbericht staat:
“Het navolgende attachment wordt u zonder begeleidend schrijven toegezonden door mr. M.T.C.A. Smets.”
2.4.
In reactie op zijn e-mail heeft de raadsman van [eiser] eveneens op 7 februari 2013 het navolgende bericht ontvangen:
“Hartelijk dank voor uw e-mail. Het bericht zal ter afhandeling worden doorgestuurd naar de behandelende afdeling/persoon.”
2.5.
Bij dagvaarding van 11 maart 2013 heeft Gemeente Eindhoven verzet gedaan tegen het verstekvonnis.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan.

3.1.
Gemeente Eindhoven vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [eiser] alsnog worden afgewezen.
3.2.
[eiser] heeft primair aangevoerd dat Gemeente Eindhoven te laat verzet heeft gedaan en derhalve niet-ontvankelijk is in haar verzet.
3.3.
Ingevolge het bepaalde in artikel 143 lid 2 Rv (Wetboek van burgerlijke rechtsvordering) moet in een geval als het onderhavige verzet tegen een verstekvonnis worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is. In deze zaak is de vraag aan de orde of de ontvangstbevestiging die Gemeente Eindhoven op 7 maart 2013 per e-mail aan (de raadsman van) [eiser] heeft gezonden, aangemerkt moet worden als een daad van bekendheid in de zin van artikel 143 lid 2 Rv. Als die vraag bevestigend wordt beantwoord, is niet tijdig verzet gedaan.
3.4.
De rechtbank stelt voorop dat de veroordeelde (in casu Gemeente Eindhoven) moet weten op vordering van wie, waartoe, wanneer en door welk gerecht hij is veroordeeld, zodat hij aan de hand van die gegevens de nodige maatregelen kan nemen om tijdig in verzet te komen (HR 9 januari 1987, NJ 1987, 406). De rechtbank stelt vast dat de brief die per e-mail aan Gemeente Eindhoven is gezonden inhoudelijk de informatie bevatte die Gemeente Eindhoven in staat stelde om tijdig verzet te doen. Derhalve kan buiten beschouwing blijven of Gemeente Eindhoven kennis heeft genomen van de inhoud van het bij de brief gevoegde vonnis zelf. Beslissend is of al dan niet geoordeeld moet worden dat uit de verzonden ontvangstbevestiging noodzakelijk voortvloeit, dat Gemeente Eindhoven met de inhoud van het vonnis bekend is geraakt. Daarbij gaat het er om dat naar objectieve maatstaven gemeten beoordeeld moet worden of de uitlatingen van Gemeente Eindhoven in de ontvangstbevestiging nopen tot het aannemen van subjectieve wetenschap bij Gemeente Eindhoven.
3.5.
Uit de tekst van de ontvangstbevestiging lijkt te volgen dat over de behandeling van de brief een procedurele beslissing is genomen. Bericht wordt immers: “
Het bericht zal ter afhandeling worden doorgestuurd naar de behandelende afdeling/persoon.”Aangezien de brief als pdf-bestand aan Gemeente Eindhoven is gezonden, zou dit bestand om een beslissing te kunnen nemen over de verdere afhandeling geopend en gelezen moeten zijn. Lezing van het vonnis levert een daad van bekendheid op (HR 2 mei 1958, NJ 1958, 320).
Gemeente Eindhoven heeft echter als verweer aangevoerd, dat de ontvangstbevestiging automatisch door het e-mailsysteem gegenereerd wordt en derhalve geen kennis is genomen van de inhoud van de toegezonden e-mail. Vastgesteld moet worden dat de print van de ontvangstbevestiging (productie 22 van [eiser]) geen mededeling bevat, dat sprake is van een automatisch antwoord. Bij nadere beschouwing van de e-mail van mr. Smets en de ontvangstbevestiging van Gemeente Eindhoven (producties 21 en 22 van [eiser]) valt echter op, dat beide documenten als tijdstip van verzending vermelden:
“donderdag 7 februari 2013 17:06”.Derhalve is het antwoord in dezelfde minuut gegeven als waarin het bericht is toegezonden. Dit sluit een inhoudelijke kennisneming van het bericht redelijkerwijs uit, zodat aangenomen moet worden dat de ontvangstbevestiging inderdaad automatisch gegenereerd is. Onder die omstandigheden kan de ontvangstbevestiging niet aangemerkt worden als een daad van bekendheid in de zin van artikel 143 Rv. Dit brengt met zich, dat de stelling van [eiser] dat het verzet niet tijdig is gedaan verworpen dient te worden.
3.6.
Ter comparitie is met partijen afgesproken dat de rechtbank zich eerst bij vonnis over de ontvankelijkheid van het verzet zou uitlaten en dat in geval de rechtbank tot de conclusie zou komen dat tijdig verzet is gedaan een comparitie van partijen zou worden gelast om de financiële aspecten van het geschil te bespreken. Nu het verzet tijdig is gedaan zal de rechtbank de aangekondigde comparitie gelasten.
3.7.
Om proceseconomische redenen zal de rechtbank hoger beroep van dit tussenvonnis openstellen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart het verzet ontvankelijk,
4.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
16 oktober 2013voor opgave door beide partijen van verhinderdata in de maanden december 2013 tot en met februari 2014
,
4.3.
bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen,
4.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.B. van Daalen en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2013.