ECLI:NL:RBOBR:2013:5504

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2013
Publicatiedatum
4 oktober 2013
Zaaknummer
01/850125-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor openlijk geweld tegen weerloze kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van openlijk geweld tegen jonge weerloze kinderen in 's-Hertogenbosch. De verdachte is op 20 november 2012 en 27 november 2012 samen met anderen betrokken geweest bij geweldsdelicten tegen twee slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed heeft gehad op de strafoplegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een leerstraf van 40 uren en een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren, met een proeftijd van twee jaren en verplicht toezicht van de jeugdreclassering. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij geen strafblad had. De rechtbank heeft ook de impact van de gepleegde feiten op de slachtoffers en de maatschappij in overweging genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging zonder enige aanleiding, wat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid in de gemeenschap. De rechtbank heeft de straffen zodanig vastgesteld dat deze de ernst van de feiten weerspiegelen, maar ook rekening houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, maar een lichtere straf opgelegd dan geëist.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01/850125-13]
Strafrecht
Parketnummer: 01/850125-13
Datum uitspraak: 07 oktober 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [2000],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 september 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 augustus 2013.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 september 2013 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 november 2012 te 's-Hertogenbosch met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, de Klokkenlaan, in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]
, welk geweld bestond uit het schelden tegen die [slachtoffer 1] en/of de tas
van die [slachtoffer 1] vastpakken en/of vasthouden en/of die [slachtoffer 1] tot stoppen
dwingen en/of het meermalen althans eenmaal in het gezicht van die [slachtoffer 1]
slaan; (delict 3)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2012 te 's-Hertogenbosch tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten[slachtoffer 1]) heeft vastgepakt en/of vastgehouden
althans de tas van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en (zo) die
[slachtoffer 1] tot stoppen heeft gedwongen en/of (vervolgens) meermalen althans
eenmaal die [slachtoffer 1] in het gezicht althans tegen het hoofd heeft geslagen,
waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 27 november 2012 te 's-Hertogenbosch met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, de Klokkenlaan, in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2],
welk geweld bestond uit het vastpakken en/of vasthouden van de fiets van die
[slachtoffer 2] en/of het omsingelen van die [slachtoffer 2] althans die [slachtoffer 2] beletten/belemmeren
door/verder te fietsen en/of meermalen althans eenmaal slaan in het gezicht
van die [slachtoffer 2]; (delict 5)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 november 2012 te 's-Hertogenbosch tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer 2]) meermalen althans eenmaal in het gezicht
heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

ten aanzien van feit 1 primair:
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard als na te melden, op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] [1] en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [2] en ter terechtzitting van 23 september 2013 [3] .
ten aanzien van feit 2 primair:
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat ook dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard als na te melden, op grond van de aangifte van [slachtoffer 2] [4] en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [5] en ter terechtzitting van 23 september 2013 [6] .
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. (
primair) op 20 november 2012 te 's-Hertogenbosch met anderen, op de openbare weg de Klokkenlaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het schelden tegen die [slachtoffer 1] en de tas van die [slachtoffer 1] vastpakken en vasthouden en die [slachtoffer 1] tot stoppen dwingen en het meermalen in het gezicht van die [slachtoffer 1] slaan.
2. (
primair) op 27 november 2012 te 's-Hertogenbosch met anderen, op de openbare weg de Klokkenlaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het vastpakken en vasthouden van de fiets van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 2] beletten/belemmeren door/verder te fietsen en slaan in het gezicht van die [slachtoffer 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair een leerstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, in de vorm van een So Cool training en een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest en als bijzondere voorwaarde toezicht van de jeugdreclassering.
De officier van justitie betrekt daarbij met name de ernst van de feiten. Ook heeft de officier van justitie daarbij meegewogen de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn nog zeer jeugdige leeftijd en het feit dat hij geen strafblad heeft en enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging te betrekken dat verdachte een ondergeschikte rol bij de feiten heeft gepleegd, dat hij een nacht op het politiebureau heeft verbleven, dat de feiten inmiddels een jaar oud zijn, dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten en dat hem een gebiedsverbod van drie maanden is opgelegd, welk verbod hem ernstig in zijn bewegingsvrijheid heeft belemmerd. De raadsman heeft verzocht om het opleggen van een (voorwaardelijke) werkstraf achterwege te laten.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging met een groep jongens tegen jonge weerloze kinderen zonder dat daarvoor ook maar enige aanleiding bestond. Verdachte maakte deel uit van een groep minderjarige jongens die in de maanden oktober en november 2012 in ’s-Hertogenbosch meerdere jonge kinderen mishandelden. Zonder enige aanleiding werden willekeurig gekozen slachtoffers geschopt en/of geslagen door deze groep. Daarbij werd veelal gehandeld op dezelfde wijze: door het opwachten, aanroepen of uitdagen van de slachtoffers en bij enige reactie of zelfs het uitblijven daarvan, over te gaan tot zinloos geweld. Zo ook bij deze slachtoffers. Dit soort feiten veroorzaakt onrust en roept gevoelens van angst en onveiligheid op bij slachtoffers, hun naaste omgeving en in de maatschappij als geheel. Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. Dit geweld moet een grote indruk op hen hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog lang last van. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om deze gevolgen.
Strafverminderend laat de rechtbank meewegen dat uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport door de gz-psycholoog drs. E.F. de Witt van 17 mei 2013 blijkt, dat de door hem gepleegde strafbare feiten in enigszins verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Dit rapport houdt daaromtrent onder meer het volgende in.
Er is een relatie tussen de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de gedragingen van betrokkene bij de feiten. Gesteld kan worden dat betrokkene vanuit zijn zwakbegaafdheid in enige mate werd gehinderd in zijn handelingsvrijheid. Hij wist echter dat wat hij deed fout was en hij werd bovendien niet beperkt in zijn wilsvrijheid.
Verder laat de rechtbank strafverminderend meewegen de nog zeer jeugdige leeftijd van verdachte (12 jaar), het gegeven dat hij direct openheid van zaken heeft gegeven over zijn betrokkenheid bij de feiten en ook verder zijn volledige medewerking aan het onderzoek heeft verleend, dat hij niet de initiator van het gepleegde geweld is geweest en dat hem gedurende drie maanden een gebiedsverbod is opgelegd, welk verbod hem ernstig in zijn bewegingsvrijheid heeft belemmerd.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal de taakstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zal na te noemen bijzondere voorwaarde worden gekoppeld.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 141.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 primair:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
t.a.v. feit 2 primair:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
t.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair:
- een leerstraf voor de duur van
40 urensubsidiair
20 dagenjeugddetentie.
Deze leerstraf bestaat uit het volgen van de gedragsinterventie So Cool Regulier.
t.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair:
- een werkstraf voor de duur van
20 urensubsidiair
10 dagenjeugddetentie
voorwaardelijk met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht met
een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank waardeert de in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar
feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa
van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder
begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd
gedraagt naar de aanwijzingen hem in het kader van de jeugdreclassering te
geven door of namens het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Wal 20, 5611 GG
Eindhoven (uit te voeren door de William Schrikker Groep).
Verleent opdracht aan voornoemd bureau om aan de veroordeelde terzake van de
naleving van de bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter, tevens kinderrechter-plv.,
mr. M. Lammers en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 7 oktober 2013.
Mr. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Verklaring [slachtoffer 1], p. 352 en 353 van het politiedossier.
2.Verklaring verdachte bij de politie, p. 255 en 256 van het politiedossier.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal ter terechtzitting van 23 september 2013.
4.Verklaring [slachtoffer 2] bij de politie, p. 391 en 392 van het politiedossier.
5.Verklaring verdachte bij de politie, p. 256 en 257 van het politiedossier.
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal ter terechtzitting van 23 september 2013.