In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van openlijk geweld tegen jonge weerloze kinderen in 's-Hertogenbosch. De verdachte is op 20 november 2012 en 27 november 2012 samen met anderen betrokken geweest bij geweldsdelicten tegen twee slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed heeft gehad op de strafoplegging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een leerstraf van 40 uren en een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren, met een proeftijd van twee jaren en verplicht toezicht van de jeugdreclassering. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij geen strafblad had. De rechtbank heeft ook de impact van de gepleegde feiten op de slachtoffers en de maatschappij in overweging genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging zonder enige aanleiding, wat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid in de gemeenschap. De rechtbank heeft de straffen zodanig vastgesteld dat deze de ernst van de feiten weerspiegelen, maar ook rekening houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen, maar een lichtere straf opgelegd dan geëist.