ECLI:NL:RBOBR:2013:5503

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2013
Publicatiedatum
4 oktober 2013
Zaaknummer
01/850124-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor belediging van politieagenten en andere strafbare feiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 7 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte. De verdachte werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder belediging van politieagenten, openlijke geweldpleging, mishandeling, diefstal van een scooter en het voorhanden hebben van een kleine hoeveelheid hennep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en verplicht toezicht van de jeugdreclassering. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de openlijke geweldpleging en mishandeling, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het gepleegde geweld. De rechtbank oordeelde dat de belediging van de politieagenten wel bewezen was, evenals de overtredingen van het gebiedsverbod en het voorhanden hebben van hennep. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten bij het bepalen van de straf. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank legde een lichtere straf op, mede omdat de verdachte ook vrijgesproken werd van enkele feiten. De rechtbank benadrukte het belang van toezicht door de jeugdreclassering als voorwaarde voor de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/850124-13
Datum uitspraak: 07 oktober 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1998],
wonende te[woonplaats], [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 september 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 augustus 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 november 2012 te 's-Hertogenbosch tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter (merk Peugeot
Vivacity, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); (delict 2)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2012 te 's-Hertogenbosch met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, het Rompertpark, in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3]
, welk geweld bestond uit het in het gezicht en/of tegen het hoofd
en/of het lichaam van die [slachtoffer 3] slaan en/of het tegen het lichaam van
die [slachtoffer 3] schoppen; (delict 4)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 oktober 2012 te 's-Hertogenbosch tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer 3]) meermalen althans eenmaal in het gezicht
en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of tegen het lichaam
heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 08 november 2012 te 's-Hertogenbosch met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, de Klokkenlaan, in elk geval op of aan een
openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit het schoppen tegen het lichaam van
die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of het slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5] en/of het duwen tegen de fiets en/of het lichaam van die [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5]; (delict 8)
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 november 2012 te 's-Hertogenbosch tezamen en in
verening met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
twee/een perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]), een schop
tegen het lichaam heeft gegeven en/of een klap tegen het hoofd heeft gegeven
en/of een duw tegen de fiets en/of het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn
heeft/hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4. 844205/12
ter berechting gevoegd
hij op of omstreeks 23 oktober 2012 te 's-Hertogenbosch opzettelijk beledigend
(een) ambtena(a)r(en), te weten[slachtoffer 6], hoofdagent van
Politieregio Brabant-Noord en/of [slachtoffer 7], agent van Politieregio
Brabant-Noord, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, te weten met noodsurveillance belast in diens/dier
tegenwoordigheid meermalen althans eenmaal mondeling heeft toegevoegd de
woorden "kankerwouten", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of
strekking;
(artikel 267 juncto artikel 266 Wetboek van Strafrecht)
Art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
5. 950333-13
ter berechting gevoegd
hij op of omstreeks 14 maart 2013 te 's-Hertogenbosch opzettelijk niet heeft
voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 172 a van de
Gemeentewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door
de Burgemeester van de gemeente 's-Hertogenbosch, die was belast met de
uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard
tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft
verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen,
althans van hem had gevorderd zich in de periode van 7 januari 2013 tot en met
7 april 2013 niet in eht gebeid te begeven dat wordt begrensd door De
Bokkelaren, De Baken, De Hambakenwetering, Hambakenweg, Het Wielsem, Sint
Teunislaan en Klokkenlaan, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
Art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6. 850339-13
ter berechting gevoegd
hij op of omstreeks 05 februari 2013 te 's-Hertogenbosch aanwezig heeft gehad
ongeveer 0,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
art 3 ahf/onder C Opiumwet
7. 850431-13
ter berechting gevoegd
hij op of omstreeks 26 maart 2013 te 's-Hertogenbosch opzettelijk niet heeft
voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 172 a van de
Gemeentewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door
Burgemeester, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die
was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van
strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze
ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd zich niet te begeven
binnen het gebied dat wordt begrensd door de straten De Bokkelaren, De Baken,
De Hambakenwetering, Hambakenweg, Het Wielsum, Sint Teunislaan, Klokkenlaan en
de Bokkelaren, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

ten aanzien van feit 1:
De officier van justitie is van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op grond van de aangifte en de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4].
De raadsvrouwe is van oordeel dat verdachte bij gebreke van voldoende overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
Uit de diverse verklaringen van de medeverdachten komen wel sterke aanwijzingen naar voren dat verdachte betrokken was bij de heling van de scooter, maar kan de rol van verdachte bij de diefstal onvoldoende worden vastgesteld.
ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouwe niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaring van aangeefster en uit de diverse verklaringen van de medeverdachten kan de rol van verdachte bij die openlijke geweldpleging onvoldoende worden vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat verdachte aanwezig was en ook dat hij de geweldshandelingen van medeverdachten tegen het slachtoffer heeft gezien en niet heeft ingegrepen. Verdachte verklaart echter zelf dat hij op enige afstand van de groep stond. Uit de verklaringen van de medeverdachten en het overige bewijs kan niet worden afgeleid dat verdachte door eigen handelingen of door getalsmatige versterking van de groep een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld.
ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouwe niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaringen van aangevers en uit de verklaringen van de medeverdachten kan de rol van verdachte bij de hier bedoelde openlijke geweldpleging onvoldoende worden vastgesteld. De verklaringen van verdachte, afgelegd bij de politie op 5 en 6 december 2012 (p. 213 en 215 van het politiedossier) kunnen niet voor het bewijs worden gebezigd nu verdachte daarin kennelijk verklaart over een ander voorval dan hier is tenlastegelegd.

Bewijs

ten aanzien van feit 4:
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard als na te melden, op grond van het relaas van verbalisanten[slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] [1] en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [2] en ter terechtzitting van 23 september 2013 [3] .
ten aanzien van feit 5:
De rechtbank is van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard als na te melden, op grond van het relaas van verbalisanten[verbalisant 1] en [verbalisant 2] [4] , het gebiedsverbod van de burgemeester A.G.J.M. Rombouts [5] en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [6] en ter terechtzitting van 23 september 2013 [7] .
ten aanzien van feit 6:
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard als na te melden, op grond van het relaas van verbalisanten[verbalisant 3] en[verbalisant 1] [8] , het relaas van verbalisant[verbalisant 1] [9] en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [10] en ter terechtzitting van 23 september 2013 [11] .
ten aanzien van feit 7:
De rechtbank is van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard als na te melden, op grond van het relaas van verbalisant[verbalisant 1] [12] , het gebiedsverbod van de burgemeester A.G.J.M. Rombouts [13] en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [14] en ter terechtzitting van 23 september 2013 [15] .
Ten aanzien van feit 5 en 7 overweegt de rechtbank nog dat de burgemeester bevoegd is tot het bevelen/opleggen van een gebiedsverbod als het onderhavige, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoals hier het geval was. Er was immers sprake van ernstige verstoring van de maatschappelijke orde en er heerste onrust, waarbij op verdachte een ernstige verdenking rustte als een van de veroorzakers. Verdachte heeft aan het bevel geen gevolg gegeven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
4.
op 23 oktober 2012 te 's-Hertogenbosch opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten[slachtoffer 6], hoofdagent van Politieregio Brabant-Noord en [slachtoffer 7], agent van Politieregio Brabant-Noord, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van
hun bediening, te weten met noodsurveillance belast, in dier tegenwoordigheid meermalen mondeling heeft toegevoegd het woord "kankerwouten".
5.
op 14 maart 2013 te 's-Hertogenbosch opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 172 a van de Gemeentewet gedaan door de Burgemeester van de gemeente 's-Hertogenbosch, die was belast met de uitoefening van enig toezicht, immers heeft
verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen zich in de periode van 7 januari 2013 tot en met 7 april 2013 niet in het gebied te begeven dat wordt begrensd door De Bokkelaren, De Baken, De Hambakenwetering, Hambakenweg, Het Wielsem, Sint Teunislaan en Klokkenlaan, geen gevolg gegeven aan dit bevel.
6.
op 05 februari 2013 te 's-Hertogenbosch aanwezig heeft gehad ongeveer 0,3 gram
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
7.
op 26 maart 2013 te 's-Hertogenbosch opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 172 a van de Gemeentewet gedaan door de Burgemeester van de gemeente 's-Hertogenbosch, die was belast met de uitoefening van enig toezicht, immers heeft
verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen zich in de periode van 7 januari 2013 tot en met 7 april 2013 niet in het gebied te begeven dat wordt begrensd door De Bokkelaren, De Baken, De Hambakenwetering, Hambakenweg, Het Wielsem, Sint Teunislaan, Klokkenlaan en de Bokkelaren, geen gevolg gegeven aan dit bevel.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist vrijspraak voor de feiten 2 en 3. Ten aanzien van de feiten 1 en 4 tot en met 7 eist de officier van justitie een taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde toezicht van de jeugdreclassering. De officier van justitie betrekt daarbij de ernst van de feiten alsmede de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Tot slot eist de officier van justitie dat de benadeelde partij ten aanzien van feit 1 niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht aan haar cliënt geen (voorwaardelijke) jeugddetentie op te leggen. Haar voorstel is om een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde toezicht van de jeugdreclassering. Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsvrouwe bepleit om artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging, overtreding van de Opiumwet en twee keer een overtreding van een gebiedsverbod. Door die belediging heeft verdachte de eer en de goede naam van de betreffende verbalisanten aangetast en door het tot tweemaal toe opzettelijk overtreden van het gebiedsverbod heeft verdachte een bevel van de burgemeester herhaaldelijk naast zich neergelegd. Verder is het is algemeen bekend dat hennep schade toebrengt aan de gezondheid van met name jonge gebruikers, zodat ook het voorhanden hebben van een kleine hoeveelheid door verdachte strafwaardig is.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij, evenals zijn moeder, op een positieve wijze hebben meegewerkt aan de MST-behandeling.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, verdachte ook zal vrijspreken van feit 1 en de rechtbank voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank ziet om die reden ook geen termen aanwezig voor het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie.
Voor de door de verdediging voorgestelde toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van feit 6 ziet de rechtbank geen aanknopingspunten.
De rechtbank zal de taakstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zal na te noemen bijzondere voorwaarde worden gekoppeld.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1).

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal, nu de vordering niet wordt toegewezen, de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 184, 266, 267 en
Opiumwet art. 3 en 11.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven en de overtreding:
t.a.v. feit 4 de misdrijven:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
meermalen gepleegd.
t.a.v. feit 5 het misdrijf:
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan
door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
t.a.v. feit 6 de overtreding:
Handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
t.a.v. feit 7 het misdrijf:
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan
door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
t.a.v. feit 4, feit 5, feit 6, feit 7:
een werkstraf voor de duur van
80 urensubsidiair
40 dagenjeugddetentie met aftrek
overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
40 urensubsidiair
20
dagenjeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaren.
De rechtbank waardeert een in verzekering doorgebrachte dag op 2 uur te
verrichten arbeid.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar
feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa
van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder
begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd
gedraagt naar de aanwijzingen hem in het kader van de jeugdreclassering te
geven door of namens het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Wal 20, 5611 GG
Eindhoven.
Verleent opdracht aan genoemd bureau om aan de veroordeelde terzake van de
naleving van deze bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
t.a.v. feit 1:
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte tot op heden
begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Lammers, voorzitter, tevens kinderrechter-plv.,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 7 oktober 2013.
Mr. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Relaas verbalisanten[slachtoffer 6] en [slachtoffer 7], p. 3 en 4 van het politiedossier in de zaak met parketnummer 844205-12.
2.Verklaring verdachte bij de politie, p. 7 tot en met 9 van dit politiedossier.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal ter terechtzitting van 23 september 2013.
4.Relaas verbalisanten[verbalisant 1] en [verbalisant 2], p. 3 van het politiedossier in de zaak met parketnummer 850333-13.
5.Gebiedsverbod van de burgemeester, p. 5 tot en met 9 van dit politiedossier.
6.Verklaring verdachte bij de politie, p. 4 van dit politiedossier.
7.Verklaring verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal ter terechtzitting van 23 september 2013.
8.Relaas verbalisanten[verbalisant 3] en[verbalisant 1], p. 3 van het politiedossier in de zaak met parketnummer 850339-13
9.Relaas verbalisant[verbalisant 1], p. 14 van dit politiedossier.
10.Verklaring verdachte bij de politie, p. 7 van dit politiedossier.
11.Verklaring verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal ter terechtzitting van 23 september 2013.
12.Relaas verbalisanten[verbalisant 1], p. 1 van het politiedossier in de zaak met parketnummer 850431-13.
13.Gebiedsverbod van de burgemeester, p. 11 tot en met 15 van dit politiedossier.
14.Verklaring verdachte bij de politie, p. 3 van dit politiedossier.
15.Verklaring verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal ter terechtzitting van 23 september 2013.