ECLI:NL:RBOBR:2013:5480

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 oktober 2013
Publicatiedatum
3 oktober 2013
Zaaknummer
AWB-12_2754
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een medewerker van de belastingdienst wegens schending van de geheimhoudingsplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een medewerker van de belastingdienst en de staatssecretaris van Financiën. De eiseres, werkzaam bij de belastingdienst sinds 1 juni 1997, kreeg op 9 maart 2012 een disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd. Dit ontslag was het gevolg van een schending van de geheimhoudingsplicht, waarbij eiseres vertrouwelijke informatie uit een interne memo per sms had doorgegeven aan een belastingplichtige. De rechtbank oordeelde dat het ontslag stand kon houden, omdat de eiseres zich schuldig had gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. De rechtbank nam de feiten die door partijen niet betwist waren als vaststaand aan en concludeerde dat eiseres zich bewust was van de vertrouwelijkheid van de informatie die zij had gedeeld. De rechtbank wees erop dat eiseres tijdens een verhoor door de FIOD alle verweten gedragingen had toegegeven, wat de beslissing van de staatssecretaris om het ontslag op te leggen, ondersteunde. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf niet onevenredig was aan de aard en ernst van het gepleegde plichtsverzuim, en dat aan medewerkers van de belastingdienst hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid gesteld mogen worden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 12/2754

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 oktober 2013 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. W. Bruchhans),
en

de staatssecretaris van Financiën, verweerder

(gemachtigden: mr. drs. A.K. Eisma en J. Claassen).

Procesverloop

Bij besluit van 9 maart 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres de disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd ingaande de tweede dag na dagtekening van het besluit.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 27 juni 2012 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen.
Bij besluit van 24 juli 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2013. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres was sinds 1 juni 1997 werkzaam bij de Belastingsdienst, laatstelijk als behandelingsfunctionaris groepsfunctie C, Regionaal Toezicht Team bij de eenheid Belastingdienst Oost-Brabant.
2.
In verband met een vermoeden dat eiseres vertrouwelijke informatie had gelekt, heeft de Fiscale Inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) een strafrechtelijk onderzoek uitgevoerd. Eiseres is op 7 september 2011 door twee medewerkers van de FIOD gehoord. De bevindingen van de FIOD zijn neergelegd in een proces-verbaal. Direct na voormeld verhoor (op 7 september 2011) heeft eiseres ook een gesprek gehad met twee medewerkers van verweerder, zijnde een personeelsfunctionaris en een fraudemedewerker.
3.
Eiseres is per 7 september 2011 geschorst. Nadat verweerder de onderzoeksgegevens van de FIOD had ontvangen, heeft hij zijn voornemen kenbaar gemaakt om eiseres disciplinair ontslag te verlenen. Volgens verweerder heeft eiseres zich schuldig gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Eiseres wordt verweten dat zij de geheimhoudingsplicht heeft geschonden door de inhoud van een interne memo per sms door te spelen aan een belastingplichtige. Voorts wordt eiseres verweten dat zij oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid systemen van de Belastingdienst te raadplegen door deze voor niet-zakelijke doeleinden te raadplegen. Ten slotte wordt eiseres verweten dat zij niet bij het bevoegd gezag heeft gemeld dat zij voor zeven personen de aangifte IB heeft ingevuld. Bij primair besluit heeft verweerder conform zijn voornemen beslist. Bij bestreden besluit heeft verweerder het disciplinair ontslag gehandhaafd.
4.
Eiseres voert als beroepsgrond aan dat geen sprake is van plichtverzuim. Eiseres ontkent dat zij met het doorsturen van de sms de geheimhoudingsplicht heeft geschonden en ten aanzien van de overige verwijten stelt eiseres dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht.
5.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in voldoende mate vast dat eiseres zich aan de verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt. Daarbij wijst zij met name op hetgeen eiseres op 7 september 2011 ten overstaan van de FIOD en (later diezelfde dag) twee medewerkers van verweerder heeft verklaard. Eiseres heeft toen alle verweten gedragingen toegegeven. De stelling van eiseres dat zij door de lengte van het verhoor van 7 september 2011 en de wijze waarop zij is verhoord in afwijking van de waarheid wenselijke antwoorden heeft gegeven, staat er naar het oordeel van de rechtbank niet aan in de weg dat verweerder het ontslag heeft mogen baseren op het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van het verhoor van eiseres van 7 september 2011 en het verslag van het gesprek met eiseres van 12 september 2011. Eiseres is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hetgeen zij destijds heeft verklaard, onjuist is. Het proces-verbaal is, na doorlezing van de tekst ervan, door eiseres ondertekend. Het verslag van 12 september 2011 is door verweerder op 13 september 2011 rechtstreeks aan eiseres toegezonden. In de begeleidende brief is aangegeven dat, indien de weergave van het gesprek naar de mening van eiseres niet juist is of aanvulling behoeft, eiseres dit vóór 20 september 2011 schriftelijk moet kenbaar maken. Eiseres heeft van deze geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt. Uit beide verslagen blijkt voorts op geen enkele wijze dat ontoelaatbare druk op verzoekster is uitgeoefend.
6.
Met betrekking tot de door haar per sms doorgespeelde informatie heeft eiseres gesteld dat zij zich van geen kwaad bewust was. De rechtbank kan eiseres hierin niet volgen. Naar haar oordeel moet het voor eiseres op dat moment voldoende duidelijk zijn geweest dat zij haar geheimhoudingsplicht schond. Eiseres gaf namelijk informatie prijs uit een intern document dat betrekking had op een nog uit te voeren vervolgcontrole. Op het document staat duidelijk dat het een interne memo betreft en ook staat er op het midden van de pagina met groot/schuin gedrukte letters “INTERN” vermeld. Mede gelet op deze teksten moet het voor eiseres buiten twijfel hebben gestaan dat het een vertrouwelijk stuk was. Dat mogelijk de woorden, “geheim” of “ vertrouwelijk” voor eiseres nog duidelijker zouden zijn geweest, maakt dit niet anders. De rechtbank wijst er in dit verband nog op dat verweerder regelmatig voorlichting geeft over de geheimhoudingsplicht. Verweerder besteedt hier aandacht aan in brochures, op integriteitdagen, tijdens werkoverleggen en in berichten op de zogenoemde beeldkrant. Ook gelet op deze voorlichting kan eiseres niet staande houden dat zij niet wist dat de betreffende sms een schending zou betekenen van haar geheimhoudingsplicht.
7.
Eiseres heeft erop gewezen dat tussen het proces-verbaal van de FIOD en het gespreksverslag van 12 september 2011 een verschil zit. In het proces-verbaal staat dat eiseres ten tijde van de bewuste sms niet besefte dat zij hiermee haar geheimhoudingsplicht schond. In het gespreksverslag van 12 september 2011 staat dat eiseres dit besef wel had. Eiseres meent dat het proces-verbaal van de FIOD meer bewijskracht toekomt, zodat van die verklaring moet worden uitgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank maakt het niet uit van welke verklaring er wordt uitgegaan. Zoals de rechtbank in voorgaande rechtsoverweging heeft overwogen acht de rechtbank voldoende aanknopingspunten aanwezig waaruit blijkt dat eiseres van de geheimhoudingsplicht op de hoogte moet zijn geweest. Wat eiseres daar zelf over heeft verklaard acht de rechtbank niet doorslaggevend.
8.
Eiseres stelt dat de per sms doorgegeven informatie al bij de belastingplichtige bekend
was aangezien deze afkomstig is uit het zogenoemde IKB-systeem. Volgens eiseres bevat dit systeem alleen informatie die door de belastingplichtige zelf is doorgegeven. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Daarbij acht zij met name van belang de verklaring van J. Claassen ter zitting dat in het IKB-systeem ook interne memo’s zijn opgenomen waarvan de inhoud niet voor de belastingplichtige bestemd is. Gelet op deze verklaring, en de rechtbank heeft geen aanleiding gevonden om aan het waarheidsgehalte ervan te twijfelen, kan niet staande worden gehouden dat de belastingplichtige reeds van de informatie op de hoogte moet zijn geweest. De rechtbank wijst er bovendien op dat de betreffende informatie betrekking heeft op de inhoud van het geplande vervolgonderzoek door verweerder. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat dergelijke informatie al op voorhand bij de belastingplichtige bekend zou zijn. Ten slotte wijst de rechtbank nog op het proces-verbaal van de FIOD. Hieruit blijkt voldoende duidelijk dat eiseres is ingegaan op een verzoek om informatie van de haar bekende persoon. Dit blijkt met name uit het telefoongesprek dat plaatsvond op 22 september 2010 om 21.27 uur. Nu eiseres op verzoek van de belastingplichtige informatie heeft verschaft, kan - ook op deze grond - bezwaarlijk worden volgehouden dat de informatie al bij de belastingplichtige bekend was.
9.
De stelling van eiseres dat verweerder met de doorgegeven informatie niet zou zijn benadeeld, volgt de rechtbank evenmin. Verweerders belang bestaat er reeds uit dat vertrouwelijke informatie niet aan de belastingplichtige wordt doorgespeeld. De vraag of de belastingplichtige ook feitelijk iets aan de informatie zou hebben, acht de rechtbank van ondergeschikt belang.
10.
Ten aanzien van de andere twee verwijten heeft eiseres gesteld dat verweerder hier
toevallig achter is gekomen door tijdens het gesprek van 7 september 2011 ernaar te vragen. Volgens eiseres heeft verweerder echter ten onrechte geen objectief onderzoek verricht. Anders dan eiseres acht de rechtbank het niet nodig dat verweerder aanvullend onderzoek zou doen. De verklaringen van eiseres waren voldoende duidelijk. Eiseres heeft toegegeven dat ze vanuit een onbedwingbare nieuwsgierigheid de belastingssystemen heeft geraadpleegd. Tevens heeft ze vermeld dat ze voor een zevental personen belastingaangiftes heeft gedaan en dat zij daarvan geen melding heeft gedaan bij verweerder. Voor verweerder bestond geen reden om aan de juistheid van deze uitlatingen te twijfelen. Wat betreft de nevenactiviteiten geldt bovendien dat verweerder, naast de verklaring van eiseres, ook de beschikking had over een door eiseres opgestelde lijst met de betreffende personen wie ze heeft geholpen. De rechtbank ziet niet in welke gegevens eiseres nog meer noodzakelijk acht om de bewuste gedraging te onderbouwen. De stelling van eiseres dat zij de betreffende personen enkel heeft geholpen met het verzenden van de aangiften of bij het aanvragen van een DigiD-Code volgt de rechtbank niet. Deze verklaring is namelijk tegenstrijdig met de brief van haar voormalige gemachtigde van 9 november 2011 waarin expliciet staat vermeld dat eiseres de betreffende personen heeft geholpen met de belastingaangifte. Daarbij neemt de rechtbank in acht dat het niet melden van de werkzaamheden aan het plichtsverzuim ten grondslag ligt, niet het verrichten van deze werkzaamheden.Voor zover eiseres van haar eerdere verklaringen wenst terug te komen, had het op haar weg gelegen om haar stellingen op voldoende wijze te onderbouwen. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierin niet geslaagd.
11.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim. Dit betekent dat de beroepsgrond faalt. De rechtbank is voorts van oordeel dat voornoemd plichtsverzuim eiseres is toe te rekenen.
12.
Vervolgens is de rechtbank van oordeel dat de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig is aan de aard en de ernst van het gepleegde plichtsverzuim. Aan een medewerker van de belastingdienst mogen hoge eisen van integriteit en betrouwbaarheid worden gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres hieraan in ernstige mate afbreuk gedaan. De rechtbank kan verweerder in dit verband volgen in diens ter zitting gegeven uiteenzetting dat alleen het sturen van de sms al voldoende grondslag zou zijn geweest voor strafontslag. Dit betekent dat het strafontslag in rechte stand houdt.
13.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, voorzitter, en mr. J.Y. van de Kraats en mr. I. Ravenschlag, leden, in aanwezigheid van mr. P.A.M. Laro, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2013.
griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.