ECLI:NL:RBOBR:2013:5435

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2013
Publicatiedatum
30 september 2013
Zaaknummer
01/845224-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door steken met een mes in de buikstreek

Op 30 september 2013 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 14 juli 2012 in Nuland een steekincident heeft gepleegd. De verdachte heeft met een mes in de buikstreek van het slachtoffer gestoken, wat leidde tot een ernstige verwonding, namelijk een darmperforatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, waarbij hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen de dood van het slachtoffer zou kunnen veroorzaken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan zowel de verdachte als het slachtoffer gelast. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid proces, waarin de rechtbank de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer, alsook de medische rapporten, heeft gewogen. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845224-12
Datum uitspraak: 30 september 2013
Vonnis van de rechtbank Oost- Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1969],
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 oktober 2012, 14 januari 2013, 28 maart 2013, 14 juni 2013 en 16 september 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 september 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juli 2012 te Nuland, althans gemeente Maasdonk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de buik(streek) van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[artikel 287 en 45 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juli 2012 te Nuland, althans gemeente Maasdonk aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een mes in de buik(streek) van die [slachtoffer] te steken;
[artikel 302 Wetboek van Strafrecht]
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 juli 2012 te Nuland, althans gemeente Maasdonk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in de buik(streek) van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[artikel 302 en 45 Wetboek van Strafrecht]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs [1]
Inleiding.
Op 14 juli 2012 bevond [slachtoffer] (hierna: aangever) zich op [adres] te Nuland. Hier raakte hij in gesprek met verdachte. Opeens ontstond er onenigheid tussen hen waarbij verdachte een mes uitvouwde en aangever achterna liep. Aangever zag dat verdachte zwaaibewegingen met het mes maakte en hem probeerde te raken. Uiteindelijk heeft verdachte aangever met het mes in zijn zij geraakt. [2] Verdachte heeft erkend dat hij aangever met een mes heeft gestoken nadat aangever hem beledigd had. [3] In de aanvullende verklaring van 25 juli 2013 geeft aangever aan dat zijn darm was geperforeerd en dat hij aan dit letsel is geopereerd in de vorm van het hechten van de darm. Uit pagina 4 van het (overzichts)proces-verbaal blijkt dat aangever enkele dagen is behandeld in het Jeroen Bosch Ziekenhuis te Den Bosch en dat van die zijde door de politie medische informatie is ontvangen. Op het door de arts in te vullen gedeelte van het aanvraagformulier medische informatie staat vermeld dat sprake was van een steekverwonding in de linkerflank, dat sprake was van dunne darm letsel. [4]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, te weten poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht om verdachte van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde vrij te spreken. De raadsvrouwe heeft hiertoe aangevoerd dat niets met zekerheid kan worden vastgesteld over grootte van het (lemmet van het) steekwapen en evenmin bepaald kan worden dat er met kracht is gestoken en dat ook de aard van het toegebrachte letsel niet bijdraagt aan de bewezenverklaring van de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer. De raadsvrouwe meent dat er evenmin sprake is van opzettelijk toebrengen zwaar lichamelijk letsel, aangezien dergelijk zwaar letsel niet uit de medische verklaring blijkt en aangever op dit punt zelf verklaart over een genezingsduur van twee weken. De raadsvrouwe heeft zich gerefereerd ten aanzien van een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er bij verdachte sprake is geweest van opzet op de dood van het slachtoffer.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Concreet vertaald naar deze strafzaak stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte heeft met een mes aangever in buikstreek gestoken. De buikstreek is een plek waar zich enkele centimeters onder de huid vitale lichaamsdelen zoals darmen en (andere) interne organen bevinden. Dat verdachte met kracht heeft gestoken en niet enkel per ongeluk een zwaaibeweging met het mes heeft gemaakt richting aangever blijkt uit het bij aangever aangetroffen letsel. Aangever heeft als gevolg van het steekincident een darmperforatie opgelopen, die door middel van een operatie is gehecht.
Naar algemene ervaringsregels is de kans dat iemand als gevolg van het steken met een mes in de buikstreek komt te overlijden aanmerkelijk indien ten gevolgde van het steken darmletsel of orgaanletsel ontstaat.
De gedragingen van de verdachte waren dan ook naar hun aard reëel toereikend om de dood van het slachtoffer [slachtoffer] te kunnen laten intreden. De gedragingen zijn verder naar de uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van dit potentiëel dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte zich van de aanmerkelijke kans op dit gevolg bewust moet zijn geweest en deze kans heeft aanvaard.
De rechtbank acht op grond van het bovenstaande de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 14 juli 2012 te Nuland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de buikstreek van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe acht de door de officier van justitie gevorderde straf buitenproportioneel en heeft verzocht een zeer aanzienlijk lagere straf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, door in grote woede aangever te steken met een mes. Dat, mogelijk door adequaat medisch ingrijpen, de (blijvende) gevolgen voor aangever beperkt zijn gebleven, is een omstandigheid die volkomen buiten verdachte ligt. De mogelijke aanleiding, een (mondelinge) belediging door aangever, mag nooit een rechtvaardiging zijn voor het door verdachte toegepaste, letterlijk levensgevaarlijke, geweld.
Uitgangspunt van bestraffing is een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van significante duur.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank in zijn nadeel rekening met de omstandigheid dat verdachte in Litouwen eerder voor forse geweldsdelicten werd veroordeeld, waaronder een veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaar wegens moord of doodslag [5] . Ook in zijn nadeel weegt mee de omstandigheid dat verdachte het thans bewezen verklaarde feit heeft gepleegd binnen enkele maanden nadat hij voornoemde lange gevangenisstraf had uitgezeten.
De rechtbank acht het aannemelijk dat er bij verdachte ten tijde van het door hem gepleegde feit sprake was van een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank deelt op dit punt de bevindingen en conclusie uit een door psychiater M.A. Westerborg omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapport. In dit rapport d.d. 08 maart 2013 wordt geconcludeerd dat het verder ook aannemelijk is dat er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met vooral antisociale kenmerken. De (weigerachtige) proceshouding van verdachte heeft er aan in de weg gestaan dat er nader en aanvullend kon worden gerapporteerd omtrent de geestvermogens van verdachte. Blijkens de rapporteur kan worden gesteld dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd. Ook de rechtbank gaat er, gelet op de inhoud van voornoemd rapport, van uit dat het door verdachte gepleegde strafbare feit in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend. De rechtbank weegt dit in strafmatigende zin mee bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving en alle hiervoor genoemde omstandigheden niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte en aan aangever nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

poging tot doodslag

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf:
Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Teruggave in beslag genomen goederen, te weten: 1 paar bruine schoenen (van aangever), (goednr. 438085), 1 blauw bebloed t-shirt van aangever (goednr. 438086), 1 spijkerbroek van aangever (goednr. 438087) aan rechthebbende [slachtoffer].
Teruggave in beslag genomen goederen, te weten: 2 zwarte sokken (goednr. 438091),
1
blauwe trui (goednr. 438092), 2 schoenen (goednr. 438093), 1 zwart lederen jas met bloed onderkant (goednr. 438094) en 1 blauwe spijkerbroek (goednr. 438095) aan rechthebbende [verdachte].
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. M.M. Klinkenbijl, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 30 september 2013.
Mr. Klinkenbijl is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Brabant- Noord, genummerd 2012073926.
2.Verklaring van [slachtoffer] (aangever) d.d.16 juli 2012, proces-verbaal pag. 24-25.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 maart 2013.
4.Verklaring aangever p. 27, medische verklaring p. 29.
5.De vertaalde stukken spreken van doodslag, de (Engelstalige) vertaling noemt het woord “murder”.