ECLI:NL:RBOBR:2013:5434

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2013
Publicatiedatum
30 september 2013
Zaaknummer
01/850123-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor openlijk geweld tegen een weerloos meisje

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging tegen een weerloos meisje van 14 jaar in 's-Hertogenbosch. De verdachte is veroordeeld tot een leerstraf van 40 uur en voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van voorarrest. De zaak kwam aan het licht na een incident op 24 oktober 2012, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zonder enige aanleiding het slachtoffer hebben mishandeld, wat leidde tot letsel en pijn voor het slachtoffer.

De rechtbank heeft de tenlastelegging in twee delen gesplitst. Het eerste deel, openlijk geweld, werd wettig en overtuigend bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van de verdachte. Het tweede deel, het niet naleven van een groepsverbod opgelegd door de burgemeester, leidde tot vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van het groepsverbod, waardoor niet kon worden vastgesteld dat hij opzettelijk niet aan het bevel had voldaan.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het geweld op het slachtoffer. De rechtbank heeft besloten om een lichtere straf op te leggen dan door de officier van justitie was geëist, en heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit. De opgelegde leerstraf en voorwaardelijke jeugddetentie zijn bedoeld om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten en om hem te begeleiden in zijn ontwikkeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/850123-13
Datum uitspraak: 01 oktober 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1998],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 september 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 augustus 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2012 te 's-Hertogenbosch met een ander of
anderen, op of aan de openbare weg, [adres 2], in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]
, welk geweld bestond uit het in het gezicht en/of tegen het hoofd
en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] slaan en/of het tegen het lichaam van
die [slachtoffer 1] schoppen; (delict 4)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 oktober 2012 te 's-Hertogenbosch tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer 1]) meermalen althans eenmaal in het gezicht
en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of tegen het lichaam
heeft geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2. 850442-13
ter berechting gevoegd
hij op of omstreeks 27 maart 2013 te 's-Hertogenbosch tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk niet heeft voldaan aan
een bevel of een vordering, krachtens artikel artikel 172 a Gemeentewet, in
elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door de burgemeester van
de gemeente 's-Hertogenbosch, die was belast met de uitoefening van enig
toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen
en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft/hebben verdachte en/of
zijn mededader(s) toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem/hun
had(den) bevolen, althans van hem/hun had(den) gevorderd zich niet op te
houden in een groep groter dan drie personen, geen gevolg gegeven aan dit
bevel of die vordering;
artikel 47 Wetboek van Strafvordering
artikel 184, lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak (feit 2).

De officier van justitie is van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard op grond van het door de burgemeester opgelegde groepsverbod en het relaas van verbalisanten die verdachte op 27 maart 2013 ter plaatse hebben waargenomen.
De raadsvrouwe heeft vrijspraak bepleit op de volgende gronden:
  • niet is gebleken dat verdachte op de hoogte was van het groepsverbod en
  • mocht zulks wel het geval zijn dan is het betreffende besluit van de burgemeester niet op te vatten als een bevel of vordering als bedoeld in artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat het betreffende besluit van de burgemeester d.d. 4 januari 2013 aangetekend is verzonden. Ook een akte van uitreiking ontbreekt. Verdachte en zijn ouders betwisten dat zij op de hoogte waren van het betreffende groepsverbod van 4 januari 2013 en zij stellen daarover niets te hebben ontvangen van de burgmeester. Hieruit volgt dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte wist van het hem opgelegde groepsverbod, zodat er geen bewijs is voor het feit dat hij opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of vordering als bedoeld in artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is overigens wel van oordeel dat een verbod van een burgemeester, dat is gegrond op artikel 172a van de Gemeentewet en is gericht aan een persoon, kan worden opgevat als een bevel als bedoeld in artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Bewijs (feit 1 primair).

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat dit feit op grond van de aangifte, de verklaringen van de diverse medeverdachten en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 1 primair.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard als na te melden, op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] [1] en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie [2] en ter terechtzitting van 17 september 2013 [3] .

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. (
primair) op 24 oktober 2012 te 's-Hertogenbosch met anderen, op de openbare weg [adres 2], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het in het gezicht en tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1] slaan en het tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] schoppen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 een leerstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, in de vorm van een So Cool training, een taakstraf van 30 uur, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde toezicht van de jeugdreclassering.
De officier van justitie betrekt daarbij met name de ernst van feit 1 primair en het feit dat verdachte een groepsverbod aan zijn laars heeft gelapt. Ook heeft de officier van justitie daarbij meegewogen de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat verdachte geen strafblad heeft.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe kan zich vinden in het opleggen van de gevorderde leerstraf en de voorwaardelijke jeugddetentie. Ze heeft verzocht aan haar cliënt niet de gevorderde werkstraf op te leggen omdat daardoor zijn opleiding en sporten in het gedrang komen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging met een groep jongens tegen een 14-jarig weerloos meisje, zonder dat daarvoor ook maar enige aanleiding bestond. Verdachte maakte deel uit van een groep minderjarige jongens die in de maanden oktober en november 2012 in ’s-Hertogenbosch meerdere jonge kinderen mishandelden. Zonder enige aanleiding werden willekeurig gekozen slachtoffers geschopt en/of geslagen door deze groep. Daarbij werd veelal gehandeld op dezelfde wijze: door het opwachten, aanroepen of uitdagen van de slachtoffers en bij enige reactie of zelfs het uitblijven daarvan, over te gaan tot zinloos geweld. Zo ook bij dit slachtoffer. Dit soort feiten veroorzaakt onrust en roept gevoelens van angst en onveiligheid op bij slachtoffers, hun naaste omgeving en in de maatschappij als geheel. Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar lichamelijke integriteit aangetast. Dit geweld moet een grote indruk op haar hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog lang last van. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om deze gevolgen, terwijl hij volgens de psycholoog die hem heeft onderzocht in beginsel in staat is de consequenties van zijn gedrag en gedragskeuzes te overzien.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte, gelet op zijn proceshouding, de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed kennelijk onvoldoende inziet.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, verdachte zal vrijspreken van feit 2 en voorts van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank zal om die reden het opleggen van de gevorderde werkstraf achterwege laten, maar wel de gevorderde leerstraf So Cool Regulier opleggen.
De rechtbank zal een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zal na te noemen bijzondere voorwaarde worden gekoppeld.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77v, 77x, 77y, 77z, 77aa, 141.

DE UITSPRAAK

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
- een leerstraf voor de duur van
40 urensubsidiair
20 dagenjeugddetentie.
Deze leerstraf bestaat uit het volgen van de gedragsinterventie So Cool Regulier.
- jeugddetentie voor de duur van
2 wekenvoorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig
artikel 27 Wetboek van Strafrecht, met een proeftijd van
2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar
feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77a
van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder
begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd
gedraagt naar de aanwijzingen hem in het kader van de jeugdreclassering te
geven door of namens het Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, Wal 20, 5611 GG
Eindhoven (uit te voeren door de William Schrikker Groep).
Verleent opdracht aan voornoemd bureau om aan de veroordeelde terzake van de
naleving van deze bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter, tevens kinderrechter-plv.,
mr. M. Lammers en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van G.A.M. de Laat, griffier,
en is uitgesproken op 1 oktober 2013.
Mr. Verheggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Verklaring [slachtoffer 1], p 374 en 375 van het politiedossier.
2.Verklaring verdachte bij de politie, p. 180 en 181 van het politiedossier.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal ter terechtzitting van 17 september 2013.