In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van openlijk geweld in vereniging tegen een weerloos meisje van 14 jaar in 's-Hertogenbosch. De verdachte is veroordeeld tot een leerstraf van 40 uur en voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van voorarrest. De zaak kwam aan het licht na een incident op 24 oktober 2012, waarbij de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zonder enige aanleiding het slachtoffer hebben mishandeld, wat leidde tot letsel en pijn voor het slachtoffer.
De rechtbank heeft de tenlastelegging in twee delen gesplitst. Het eerste deel, openlijk geweld, werd wettig en overtuigend bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen en de bekennende verklaring van de verdachte. Het tweede deel, het niet naleven van een groepsverbod opgelegd door de burgemeester, leidde tot vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van het groepsverbod, waardoor niet kon worden vastgesteld dat hij opzettelijk niet aan het bevel had voldaan.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het geweld op het slachtoffer. De rechtbank heeft besloten om een lichtere straf op te leggen dan door de officier van justitie was geëist, en heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit. De opgelegde leerstraf en voorwaardelijke jeugddetentie zijn bedoeld om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten en om hem te begeleiden in zijn ontwikkeling.