In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van openlijk geweld tegen jonge weerloze kinderen in 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1997, werd op 27 november 2012 en op verschillende andere data beschuldigd van het plegen van openlijk geweld in vereniging met anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was en heeft een leerstraf van 50 uur, een werkstraf van 40 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 weken opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar en verplicht toezicht van de jeugdreclassering.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. De rechtbank heeft echter vrijspraak uitgesproken voor het tweede feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor de vereiste nauwe en bewuste samenwerking bij de diefstal van een scooter. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachte in overweging genomen, evenals de verklaringen van getuigen en medeverdachten.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte door zijn gedrag een significante bijdrage heeft geleverd aan het openlijk geweld en dat hij zich als mededader heeft schuldig gemaakt aan de feiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij geen strafblad had. De rechtbank heeft de opgelegde straffen gematigd in vergelijking met de eis van de officier van justitie, maar heeft wel een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.