ECLI:NL:RBOBR:2013:5175

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2013
Publicatiedatum
19 september 2013
Zaaknummer
01/835229-05
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling in verband met medeplegen van moord

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 september 2013 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1984, die verblijft in een kliniek in Utrecht. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd in verband met het medeplegen van moord en was voor het laatst verlengd op 16 september 2011. De officier van justitie heeft op 25 juli 2013 een vordering ingediend tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, welke vordering op 6 september 2013 ter openbare terechtzitting is behandeld. Tijdens deze zitting zijn de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman, de officier van justitie en deskundigen gehoord. De deskundige drs. M. Kossen heeft in zijn advies aangegeven dat de terbeschikkinggestelde grote stappen heeft gemaakt in zijn behandeling, maar dat huisvesting een obstakel vormt voor een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank heeft besloten de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen en heeft de beslissing over een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aangehouden. Dit om de reclassering de tijd te geven om een rapport op te stellen over de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, de deskundige en de rapporteur van de reclassering opgeroepen voor een nadere zitting, waarbij de voortgang van de situatie van de terbeschikkinggestelde zal worden besproken.

De rechtbank heeft benadrukt dat de terbeschikkinggestelde zich moet richten op het verkrijgen van huisvesting en dat dit van groot belang is voor zijn verdere resocialisatie. De beslissing is genomen in het kader van artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veiligheid van anderen voorop staat. De rechtbank heeft de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden, maar maximaal drie maanden, in afwachting van het rapport van de reclassering.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/835229-05
Uitspraakdatum: 20 september 2013

Beslissing verlenging terbeschikkingstelling

Beslissing in de zaak van:

[terbeschikking gestelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1984,
verblijvende [kliniek]te Utrecht.

Het onderzoek van de zaak.

Bij vonnis van de rechtbank van 13 november 2006 is betrokkene ter beschikking gesteld. Deze terbeschikkingstelling is voor het laatst, bij beslissing van deze rechtbank van 16 september 2011, met twee jaar verlengd.
De vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank van 25 juli 2013 strekt tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar.
Deze vordering is behandeld ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 september 2013.
Hierbij zijn de officier van justitie, deskundige en de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord.
In het dossier bevinden zich onder andere:
  • het advies van drs. M. Kossen, plv hoofd van de inrichting waar betrokkene verblijft, d.d. 27 juni 2013;
  • de omtrent de terbeschikkinggestelde gehouden wettelijke aantekeningen;
  • het persoonsdossier van terbeschikkinggestelde.

De beoordeling.

De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van medeplegen van moord, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eiste.
Het hiervoor genoemde misdrijf betreft een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
In voornoemd advies van het hoofd van de inrichting is onder meer het navolgende gesteld:

De heer [terbeschikking gestelde]verblijft inmiddels bijna vier jaar in de kliniek, waarvan de laatste acht maanden in het kader van zijn transmurale behandeling in een woning van de kliniek in de stad Utrecht. Zijn behandeling kent aanvankelijk een moeizaam verloop. Binnen de leefgroep komt hij moeizaam tot een constructieve samenwerkingsrelatie, zijn gedrag is vaak oppositioneel en zijn kijk op eigen functioneren wijkt sterk af van die van zijn omgeving. Nadat er een meer individueel beleid wordt ingesteld, treedt hierin geleidelijk verbetering op. De samenwerking verloop vanaf dat moment beter, hoewel hij bij door hem
ervaren onduidelijkheid of inperkingen ook nog fel, dwingend en soms (verbaal) grensoverschrijdend kan reageren. De voornoemde (gedrags)problemen hangen in sterke mate samen met de bij hem vastgestelde autistische problematiek en zijn daarmee beperkt veranderbaar. Ingestoken wordt dan ook vooral op het vergroten van zijn inzicht in deze problemen en op een betere hantering ervan in de dagelijkse praktijk. Daarnaast richt de behandeling zich op het opbouwen en vasthouden van structuren die bescherming bieden tegen terugval in een criminele leefstijl, zoals een goede dagbesteding en prosociaal netwerk. Over het geheel genomen kan worden gesteld dat de heer [terbeschikking gestelde] binnen zijn mogelijkheden goed werkt aan deze doelstellingen en vorderingen maakt.
Hiermee is inmiddels sprake van een duidelijk verminderd recidiverisico. Risico’s worden vooral nog op langere termijn gezien, wanneer de [terbeschikking gestelde] zou terugvallen in zijn criminele leefstijl van weleer. Om de kans hierop te verminderen achten wij een verlenging van de terbeschikkingstelling nog aangewezen om te waarborgen dat de[terbeschikking gestelde] zijn presociale inbedding verder verstevigt.
Huisvesting, dagbesteding (de [terbeschikking gestelde] richt zich op het starten van een eigen bedrijf) en, hieraan gekoppeld, zijn financiële beheer zijn hierbij de belangrijkste aandachtspunten. Daarnaast blijft van belang dat de[terbeschikking gestelde] zich verre houdt van (rand)criminele contacten.
Met de [terbeschikking gestelde]werd beoogd om via een meer langdurige transmurale behandeling toe te werken naar een onvoorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling. Verwacht werd dat een dergelijk traject meer kans van slagen zou hebben, omdat veranderingen en daarmee gepaard gaande onzekerheden bij de [terbeschikking gestelde]snel tot spanningen en een moeizame samenwerking kunnen leiden. De op handen zijnde wetswijziging, waarbij de rechtbank niet langer meer gemachtigd is om vanuit een tbs met dwangverpleging over te gaan tot een onvoorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling, doorkruist echter dit traject.
Om deze reden hebben wij recentelijk besloten om de[terbeschikking gestelde] aan te melden bij de reclassering en te onderzoeken of bij de komende verlengingszitting kan worden overgegaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De meest recent uitgevoerde risicotaxatie laat zien dat dit een te verantwoorden traject is. De praktijk zal echter nog moeten uitwijzen of in dit korte tijdsbestek aan alle benodigde voorwaarden, inclusief voldoende contactopbouw met de reclassering, kan worden voldaan.
Wij adviseren u de terbeschikkingstelling te verlengen met de termijn van één jaar en afhankelijk van de voortgang van het beoogde resocialisatietraject, de verpleging voorwaardelijk te beëindigen.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Naar omstandigheden gaat het goed met me. Omdat het mij niet lukt om passende woonruimte te vinden, loop ik tegen muren op. Het staat niet alleen de eventuele voorwaardelijke beëindiging van de tbs in de weg, maar ook bijvoorbeeld mijn plan om voor mezelf te beginnen. Doordat ik geen woonruimte heb en daardoor nog steeds het stempel tbs met me meedraag, is het niet mogelijk om bankgaranties te verkrijgen zodat ik voor mezelf kan beginnen. Ik heb ook de pech dat de kliniek mij niet kan aanmelden voor woningurgentie omdat deze urgentieverklaringen allemaal al vergeven zijn. Pas volgend jaar zijn hier weer mogelijkheden voor. Ik heb inmiddels twee gesprekken met de reclassering gehad. Duidelijk is dat we niet verder komen zolang ik niet over een eigen woonruimte beschik.
Ik vind de tbs totaal geen inhoud meer hebben, ik word in dit systeem gehouden en dat is echt niet nodig. Van verlenging dient alleen sprake te zijn als er risico’s zijn, volgens mij zijn die er niet en wordt dit door de behandelaars bevestigd. Volgens mij zijn er ook geen risico’s op de lange termijn. Ik heb bij de kliniek een netwerk opgebouwd en kan wanneer nodig daar altijd over mijn problemen praten. Ook kan ik altijd ambulante zorg inschakelen.
De voorzitter houdt de brief van de reclassering van 5 september 2013 voor waarin door de reclassering wordt aangegeven dat zolang er geen sprake is van huisvesting er geen voorwaarden gesteld kunnen worden ten behoeve van een voorwaardelijke beëindiging.
De deskundige drs. E.W.M. van den Broek, optredend namens voormelde inrichting, heeft bij de behandeling ter terechtzitting gepersisteerd bij voornoemd advies. Zij heeft voorts het navolgende verklaard, verkort en zakelijk weergegeven:
Uit overleg met de reclassering blijkt afdoende dat ze bereid zijn met ons mee te denken. Wij denken thans, gelet op de wetswijziging die beëindiging van de tbs zonder een daaraan voorafgaande voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging verbiedt, aan een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging van betrokkene. De reclassering is bereid hieraan mee te werken en hiertoe voorwaarden te stellen. Gezien het ontbreken van huisvesting is dit op korte termijn echter niet realiseerbaar.
Wij gaan voor dit jaar nog wel urgentieverklaringen aanvragen voor huisvesting. Wanneer dit lukt, praat je over huisvesting in de stad Utrecht. Betrokkene wenst hier echter niet te wonen. Na 1 januari 2014 zullen we ook urgentieverklaringen krijgen die op verschillende plaatsen buiten de stad Utrecht toepasbaar zullen zijn. Ik heb met betrokkene de opties besproken. Hij heeft aangegeven ook nog bij zijn vriendin te kunnen wonen. Ik juich dit nog niet toe, ten eerste is dit in een andere regio waardoor we te maken krijgen met een andere reclassering dan de reclassering waar we nu contact mee hebben en ten tweede is de vriendschap nog pril. Mocht dit niet goed gaan, is er nog geen sprake van een plan B ondanks dat betrokkene wel over een sociaal netwerk beschikt.
Ik heb geen bezwaar tegen aanhouding van de zaak voor 3 maanden voor een onderzoek naar de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, ik vraag me echter af of huisvesting in deze periode te realiseren is. Overigens merk ik hierbij op dat de reclassering ook geen handvaten heeft om voor betrokkene woonruimte te realiseren.
Ook een mogelijkheid is om de tbs met dwangverpleging te verlengen met 1 jaar. Wanneer betrokkene in deze periode een woning kan betrekken en dit goed verloopt, is het wellicht een optie voor de officier van justitie om volgend jaar geen vordering verlenging aan te brengen. Instanties zijn door de wetswijziging overvallen. Je kunt er ook creatief mee omgaan. Ik heb laatst bij een andere patiënt de officier van justitie, die al een vordering tot verlenging had gedaan, gebeld en hem verzocht de vordering in te trekken, dit heeft hij uiteindelijk ook gedaan. Ik begrijp dat dit hier niet meer kan, maar de officier van justitie zou wel voor volgend jaar hieromtrent de intenties kunnen uitspreken.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Gelet op dit laatste lijkt het me raadzaam om hierover vandaag ter plekke afspraken te maken. Wellicht kan de officier van justitie vandaag al aangeven dat ze volgend jaar geen vordering verlenging zal indienen.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik vind het lastig om hier een uitspraak over te doen.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Wanneer dit vandaag voor de officier van justitie lastig is, is het misschien raadzaam om de zaak toch aan te houden voor een reclasseringsrapportage zodat de officier van justitie de tijd krijgt om een en ander te evalueren waardoor ze bij een volgende zitting wellicht de garantie kan geven dat ze volgend jaar de vordering verlenging achterwege zal laten.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik verwacht dat de situatie over 3 maanden niet anders zal zijn dan dat die nu is. Met andere woorden ik zal dan ook de verlenging voor 1 jaar vorderen en ik verzet me tegen aanhouding.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik word gehouden in een systeem waar ik niets te zoeken heb, ik ga dan ook niet akkoord met verlenging van de tbs.
De rechtbank onderbreekt het onderzoek teneinde zich in raadkamer te beraden.
Na de hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter mede dat, nadat de standpunten van de officier van justitie en de raadsman van de terbeschikkinggestelde bekend zijn, de rechtbank omtrent het verzoek tot aanhouding in raadkamer een beslissing zal nemen.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Uit het rapport van de kliniek blijkt dat betrokkene grote stappen heeft gemaakt. Het gaat goed, het is alleen jammer dat huisvesting nog niet gerealiseerd is. Ik benadruk dat dit niet aan betrokkene ligt. Ik acht het niet reëel dat dit zou kunnen worden opgelost in 3 maanden. Dit is ook de reden dat ik me verzet heb tegen aanhouding van de zaak. Ik kan vandaag dan ook niet anders dan de verlenging van de tbs met dwangverpleging met 1 jaar vorderen. Ik merk daarbij op dat wanneer er in die periode een mogelijkheid tot huisvesting is, hij daar onmiddellijk terecht kan. Ik heb een verlenging van 6 maanden overwogen, maar ik zie daar de noodzaak niet van in.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Op grond van het scenario zoals geschetst door de officier van justitie staan we hier over een jaar weer en mogelijk is er dan pas sprake van een voorwaardelijke beëindiging. Mocht er dan weer geen sprake zijn van huisvesting, komt er weer een jaar bij, tenzij de officier van justitie van de vordering afziet.
Het blijft koffiedik kijken. Ik stel voor om nu over te gaan tot een voorwaardelijke beëindiging. Volgend jaar zou dan sprake zijn van een andere taxatie, puur op de inhoud van de zaak. Mocht de rechtbank hier aan voorbij gaan, verzoek ik de zaak aan te houden voor 3 maanden voor een reclasseringsrapportage en toch nog de huisvesting te realiseren zodat de voorwaardelijke beëindiging alsnog tot stand kan komen.
De officier van justitie heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Huisvesting valt zoals eerder gezegd niet binnen 3 maanden te verwachten. Ik merk daarbij op dat wanneer blijkt dat betrokkene het goed doet gedurende 1 jaar en de kliniek verdere verlenging niet adviseert van onze kant geen vordering zal volgen.
De raadsman van de terbeschikkinggestelde heeft aangevoerd, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik snap de aarzeling van de officier van justitie of huisvesting te realiseren is binnen 3 maanden. Echter, verkrijgen van woonruimte is in die periode niet uitgesloten. Betrokkene kan zich ook richten op kamerhuur, niet ondenkbaar is dat dit wel tot stand kan komen in 3 maanden.
De terbeschikkinggestelde heeft verklaard, kort en zakelijk weergegeven:
Ik ben het eens met mijn raadsman. Ik heb mij in eerste instantie gericht op een volledige woning. Ik ben bereid om me nu te richten op het zoeken van een kamer, dit moet volgens mij geen probleem zijn binnen 3 maanden. Om die reden verzoek ik u toch de zaak aan te houden. Ik wil graag voor me zelf beginnen en wil er dan ook alles aan doen om de voorwaardelijke beëindiging te realiseren.
De rechtbank verenigt zich met het advies van voornoemde inrichting, met de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting door de deskundige.
Gelet op het vorenstaande, gezien artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de ter beschikkingstelling met één jaar eist.
De rechtbank is voorts van oordeel dat thans dient te worden onderzocht of de verpleging van overheidswege voorwaardelijk zou kunnen worden beëindigd, teneinde de terbeschikkinggestelde perspectief te bieden om op termijn tot een beëindiging van de terbeschikkingstelling te kunnen komen.
Daarom dient de Reclassering Nederland een nader maatregelrapport op te stellen, waarin de (on)mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege worden onderzocht.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, zal de rechtbank op grond van artikel 509t lid 5 van het Wetboek van Strafvordering de beslissing op een mogelijke voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege voor onbepaalde tijd, maar maximaal drie maanden, aanhouden in afwachting van het rapport van Reclassering Nederland.

DE BESLISSING

De rechtbank:
- verlengt de termijn gedurende welke [terbeschikking gestelde] ter beschikking is gesteld met één jaar;
- houdt de beslissing omtrent de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aan en schorst daartoe het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd, tot ten hoogste drie maanden, teneinde de reclassering een rapport te laten opmaken omtrent de vraag of, en zo ja, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder, de verpleging van overheidswege van de terbeschikkinggestelde kan worden beëindigd;
- beveelt de oproeping van de terbeschikkinggestelde, de deskundige drs. E.W.M. van den Broek en de rapporteur van de reclassering tegen het tijdstip van de nadere terechtzitting, met kennisgeving van dat tijdstip aan de raadsman van de terbeschikkinggestelde, mr. J.A. Tegenbosch, advocaat te Eindhoven.
- stelt de stukken met dat doel in handen van de officier van justitie.
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. E.H.J. Raeijmaekers en mr. N.I.B.M. Buljevic, leden,
in tegenwoordigheid van N.J.M. van Rooij, griffier,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 september 2013.