ECLI:NL:RBOBR:2013:5089
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Disciplinair ontslag van ambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim na strafrechtelijke veroordeling voor zwaar lichamelijk letsel aan kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 12 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ambtenaar, en de minister van Veiligheid en Justitie. Eiseres was sinds 9 november 2000 werkzaam als medior complexbeveiliger en is strafrechtelijk veroordeeld voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan haar babydochter. De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft op 27 december 2011 vastgesteld dat eiseres opzettelijk en met voorbedachte rade haar kind ernstig heeft verwaarloosd, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 583 dagen, waarvan 540 dagen voorwaardelijk. Na deze veroordeling heeft de minister eiseres met onmiddellijke ingang disciplinair ontslag verleend, wat eiseres aanvecht.
De rechtbank oordeelt dat het ontslag evenredig is aan de aard en ernst van het plichtsverzuim. De rechtbank stelt vast dat de minister voldoende bewijs had om te concluderen dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. De rechtbank benadrukt dat in het ambtenarentuchtrecht niet dezelfde strikte bewijsregels gelden als in het strafrecht. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het vonnis van de strafrechter als voldoende bewijs beschouwd voor het plichtsverzuim.
Eiseres heeft aangevoerd dat het ontslag niet aan de orde kan zijn zolang er nog een hoger beroep loopt tegen de strafrechtelijke veroordeling. De rechtbank wijst deze stelling af, omdat het ontslag is gebaseerd op plichtsverzuim en niet op de strafrechtelijke veroordeling zelf. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat het plichtsverzuim aan eiseres kan worden toegerekend en dat de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.