ECLI:NL:RBOBR:2013:5040

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2013
Publicatiedatum
11 september 2013
Zaaknummer
251385 / HA ZA 12-744
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kredietverzekering en dekking onder de polis bij faillissement van debiteur

In deze zaak gaat het om een geschil tussen ABN AMRO BANK N.V. en EULER HERMES EUROPE SA over de dekking van een kredietverzekering. Trading Rijen B.V. had een kredietverzekering afgesloten bij Euler ter dekking van onbetaalde vorderingen op haar debiteuren. Na het faillissement van haar debiteur, Weyl B.V., heeft Trading Rijen een schadeclaim ingediend bij Euler. ABN AMRO, als pandhouder van de uitkeringsaanspraken van Trading Rijen, vordert betaling van € 1.800.000,- van Euler, gebaseerd op de kredietverzekering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de polisvoorwaarden vereisen dat zowel de levering als de facturering van goederen aan de debiteur in hetzelfde land moet plaatsvinden. In dit geval heeft Trading Rijen aan Weyl B.V. gefactureerd in Nederland, maar de levering vond plaats aan Weyl GmbH in Duitsland. De rechtbank oordeelt dat hierdoor geen dekking bestaat onder de polis, omdat niet aan de voorwaarden van de kredietverzekering is voldaan.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat Trading Rijen niet heeft voldaan aan haar verplichtingen om tijdig melding te maken van achterstallige vorderingen en dat dit ook gevolgen heeft voor de dekking onder de polis. De rechtbank wijst de vorderingen van ABN AMRO af en veroordeelt haar in de proceskosten. De voorwaardelijke vordering van Euler in reconventie wordt eveneens afgewezen, omdat deze niet toewijsbaar is.

De rechtbank concludeert dat de vorderingen van ABN AMRO niet kunnen slagen, omdat de voorwaarden voor dekking onder de kredietverzekering niet zijn nageleefd en de schade die Euler stelt te hebben geleden niet voor vergoeding in aanmerking komt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/251385 / HA ZA 12-744
Vonnis van 4 september 2013
in de zaak van
naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
EULER HERMES EUROPE SA,
gevestigd te Brussel, België,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. Ph.C.M. van der Ven te ‘s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna ABN AMRO en Euler genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 december 2012
  • de akte overlegging producties tevens vermindering van eis in voorwaardelijke reconventie van Euler
  • de brief van mr. Stadermann van 20 maart 2013 namens ABN Amro met producties 19-27
  • de akte van Euler met producties 30-32
  • de spreekaantekeningen van ABN Amro ten behoeve van de comparitie van partijen
  • de spreekaantekeningen van Euler
  • het proces-verbaal van comparitie van 4 april 2013
  • de akte uitlating na comparitie van Euler.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Trading Rijen B.V. is een handelsonderneming in vee en vlees. Trading Rijen B.V. heeft (ter afdekking van het risico van het onbetaald blijven van vorderingen op haar debiteuren) per 1 maart 2008 een kredietverzekeringsovereenkomst afgesloten bij Euler Hermes Kredietverzekering N.V. De rechten en verplichtingen van laatstgenoemde rechtspersoon zijn ten gevolge van een fusie met ingang van 30 december 2011 overgegaan op Euler Hermes Europe S.A. (hierna te noemen: Euler). Op het polisvoorblad van deze kredietverzekeringsovereenkomst staat onder meer:
“Verzekerd percentage : 90,00%
(…)
Achterst. periode : Bij betalingsconditie 030/60 dagen 60 dagen na vervaldag
Incassotermijn : 15 dagen na achterstalligheidstermijn”
Op het polisvoorblad wordt onder het kopje
“Aanhangsel”onder meer verwezen naar Clausule 1040.2
“Incasso door Euler”(begindatum 1 maart 2008) en Clausule 1100.3
“Verpanding”(begindatum 27 maart 2008). Verder wordt daarop verwezen naar de
“Algemene polisvoorwaarden: 101/05”.
2.2
In de polisvoorwaarden 101/05 (productie 1 bij dagvaarding) staat voor zover van belang het volgende:
Definities 1
Achterstalligheidstermijn
De op het polisvoorblad vermelde termijn waarbinnen de vordering door de debiteur dient te zijn betaald.
(…)
Incassotermijn
De op het polisvoorblad vermelde termijn waarbinnen de vorderingen ter incasso dienen te worden overgedragen.
(…)
Vermoedelijke insolventie
Situatie waarbij vorderingen langer dan zes maanden na de oorspronkelijke vervaldatum van de oudste factuur geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven.
(…)
Verzekerd risico 2
2.1
Verzekerde vordering
Een vordering is verzekerd indien en voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. Indien deze voortkomt uit de op het polisvoorblad vermelde verzekerde bedrijfsactiviteiten en de goederen en/of diensten, behoudens de voorafgaande schriftelijke goedkeuring door Euler Hermes, zijn geleverd respectievelijk zijn verricht en gefactureerd aan het land waarin de debiteur is gevestigd;
b. voor zover deze valt binnen de kredietlimiet;
(…)
e. indien deze niet is ontstaan tijdens schadedreiging als bedoeld in artikel 7.4;
(…)
2.2
Verzekerd verlies
Er is sprake van een verzekerd verlies indien de verzekerde geen betaling ontvangt voor een rechtsgeldige, verzekerde vordering op een debiteur als gevolg van insolventie of vermoedelijke insolventie en de schade het gevolg is van een gebeurtenis waarvan voor partijen ten tijde van het sluiten van de verzekering onzeker was dat daaruit voor verzekerde schade was ontstaan dan wel naar de normale loop van omstandigheden nog zou ontstaan. De rechtsgeldigheid van de vordering dient door de verzekerde te worden aangetoond.
(…)
2.4
Uitsluitingen
Als verzekerd verlies komen niet in aanmerking eventuele verliezen veroorzaakt door of betreffende:
(…)
c. vorderingen die onbetaald zijn gebleven als gevolg van de handelwijze van de verzekerde zelf dan wel (een) door hem ingeschakelde derde(n);
d. vorderingen die door de debiteur worden betwist;
(…)
g. vorderingen die niet voldoen aan de voorwaarden omschreven in artikel 2.1;
(…)
Verplichtingen verzekerde 4
4.1
Creditmanagement
De verzekerde is verplicht om een zorgvuldig en adequaat debiteurenbeleid te voeren alsmede in dat kader bij onder meer het verlenen van krediet aan afnemers en het beheer, het volgen en de incasso van openstaande vorderingen zodanige maatregelen te treffen als nodig is teneinde verliezen op debiteuren zo veel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken. In dit kader is de verzekerde onder meer verplicht om, in voorkomende gevallen overeenkomstig de aanwijzingen van Euler Hermes:
(…)
d. de debiteur regelmatig schriftelijk en telefonisch aan te manen om tot betaling van de vordering over te gaan, alsmede na het opeisbaar worden van de vordering tijdig een schriftelijke ingebrekestelling te verzenden;
(…)
4.2
Polisverplichtingen
De verzekerde is te allen tijde jegens Euler Hermes en Euler Hermes Services B.V. verplicht om:
(…)
c. maandelijks een schriftelijke opgave te verstrekken aan Euler Hermes van de vorderingen waarvan de op het polisvoorblad vermelde achterstalligheidstermijn is verstreken, indien op de achterstallige vordering een betwisting van toepassing is;
d. Euler Hermes, zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs mogelijk is, schriftelijk te informeren ingeval van schadedreiging als bedoeld in artikel 7.4.b t/m 7.4.f;
e. uiterlijk bij het bereiken van de op het polisvoorblad vermelde incassotermijn, doch mogelijk zoveel eerder als door Euler Hermes gewenst, vorderingen ter incasso aan Euler Hermes Services B.V. over te dragen en de aanwijzingen van Euler Hermes Services B.V. op te volgen;
(…)
4.3
Schadepreventie
Euler Hermes heeft te allen tijde het recht om, ter voorkoming dan wel beperking van verlies, de verzekerde (nadere) aanwijzingen en instructies te verstrekken alsmede ten aanzien van openstaande vorderingen van de verzekerde op haar debiteuren te interveniëren en alle maatregelen te treffen welke haar nodig dan wel wenselijk voorkomen. (…)
Kredietlimieten 6
(…)
6.5
Limietmutaties
Vastgestelde kredietlimieten kunnen te allen tijde door Euler Hermes Services B.V. worden verlaagd of ingetrokken. Openstaande vorderingen blijven tot de datum van de limietmutatie overeenkomstig de polisvoorwaarden en de kredietlimiet verzekerd.
(…)
6.6
Overschrijding kredietlimiet/opschuiving
Ingeval van overschrijding van een kredietlimiet valt het meerdere eerst door opschuiving binnen de kredietlimiet indien en voor zover de verzekerde betaling ontvangt voor binnen de kredietlimiet vallende verzekerde vorderingen. (…) Deze opschuiving vindt niet plaats indien de verzekerde betaling ontvangt nadat: (…)
b. er sprake is van schadedreiging als omschreven in artikel 7.4;
(…)
Overige bepalingen 7
(…)
7.4
Schadedreiging
Er is met betrekking tot een debiteur sprake van schadedreiging indien:
a. een vordering na het verstrijken van de achterstalligheidstermijn niet is voldaan;
b. op enigerlei wijze duidelijk is of ervan dient te worden uitgegaan dat de debiteur de overeenkomst niet kan of wenst na te komen;
(…)
7.8
Overdracht/verpanding polis
Voor de overdracht van, dan wel de vestiging van (beperkte) rechten ten aanzien van rechten uit de polis, dan wel het op enigerlei wijze verlenen van rechten aan derden met betrekking tot uit de polis voortvloeiende rechten is de voorafgaande schriftelijke toestemming van Euler Hermes vereist. De eventuele vestiging van een pandrecht heeft alsdan uitsluitend betrekking op het recht op schadeloosstelling.
(…)
7.13
Polisbepalingen
Van de polis maken in ieder geval de volgende bescheiden deel uit:
a. polisvoorblad;
b. eventuele polisaanhangsels;
c. algemene polisvoorwaarden;
d. manual;
(…)”
2.3
In de in artikel 7.13 onder d. van de polisvoorwaarden bedoelde klantenmanual (productie 2 bij dagvaarding) staat voor zover van belang het volgende:
“(…)Een kredietverzekering en wat doe ik?
Uw rol
De kredietverzekering beschermt u tegen onverwachte non-betaling. Uw bedrijfsrisico vermindert en u kunt met een gerust hart zaken doen. Hoewel we het graag zo eenvoudig mogelijk houden, gelden er wel regels en afspraken waaraan verzekeraar en verzekerde zich moeten houden. Deze afspraken helpen non-betaling te voorkomen. Zo betalen wij aan het einde van de rit wel, als de klant dat niet doet. In de volgende hoofdstukken gaan we op elk onderstaand punt dieper in.
(…)
  • U signaleert tijdig dat een factuur nog niet is betaald.
  • U voert een goed en consequent debiteurenbeheer.
  • U meldt een dispuut na het verstrijken van de achterstalligheidstermijn.
  • U draagt een achterstallige vordering op de juiste wijze over ter incasso.
  • U dient, als dat nodig is, tijdig een schadeclaim in.
(…)
Wat doet u bij achterstalligheid
Wat verandert er na het verstrijken van de achterstalligheidstermijn?
Zodra een factuur achterstallig is, zijn nieuwe leveringen niet verzekerd. In de polis staat welke achterstalligheidstermijn van toepassing is voor de in uw polis opgenomen landen en betalingscondities. (…)
Wat doet u met betwiste facturen?
Wanneer een factuur betwist wordt, meldt u deze betwiste facturen minimaal één keer per maand. Deze melding kunt u doen via EOLIS. Maar u kunt uw betwiste vorderingen ook melden via het formulier “Incasso-overdracht / Schademelding”. Dit formulier vindt u in de polismap.
Incasso overdragen
(…)
Waneer?
Als de achterstalligheidstermijn is verstreken dan draagt u binnen de in de polis gestelde incassotermijn, de vordering aan ons ter incasso over. Dit mag ook eerder als u negatieve signalen krijgt. Het is belangrijk om op tijd het incasso aan ons over te dragen. Bij elke vertraging wordt namelijk de kans op schade groter. Bovendien heeft het niet tijdig overdragen gevolgen voor de dekking onder de polis. (…)”
2.4
Trading Rijen heeft haar (nog te verkrijgen) vorderingen op Euler voortvloeiend uit deze kredietverzekeringsovereenkomst verpand aan ABN Amro. In de bij de kredietverzekering behorende Clausule 1100.3
“Verpanding”van 27 maart 2008, waarin ABN Amro als eerste pandhouder is aangeduid, staat onder meer:
“Euler (…) heeft er (…) kennis van genomen en gaat ermee akkoord dat de verzekerde zijn aanspraken op schadevergoeding (schadeloosstellingen) heeft verpand aan bovengenoemde pandhouder, volgens de door partijen ondertekende verpandovereenkomst (…) onder de volgende voorwaarden:
(…)
b. de schadeafhandeling uitsluitend zal geschieden tussen de verzekerde en Euler (…), maar de vastgestelde schadevergoeding zal worden uitbetaald aan de partij die conform de voorwaarden van de verpandovereenkomst als begunstigde is aangewezen;
c. de vorderingen welke Euler (…) op de verzekerde heeft of mocht verkrijgen met de schadevergoeding worden gecompenseerd.
Euler (…) behoudt zich het recht voor, indien naar haar mening risico’s of omstandigheden daartoe aanleiding geven, onderhavige clausule te herzien. (…)”.
Trading Rijen en ABN Amro hebben op 31 maart 2008 respectievelijk 27 maart 2008 een pandakte ondertekend, welke tevens door Euler is ondertekend. Daarboven staat:
“Mede-ondergetekende, Euler Hermes Kredietverzekering N.V. verklaart van voormelde verpanding in kennis te zijn gesteld en hiervoor toestemming te geven.”
2.5
Op 26 maart 2008 heeft Trading Rijen bij Euler een kredietlimiet van € 2.000.000,- aangevraagd voor haar afnemer Weyl Beef Products B.V. (hierna te noemen Weyl BV). Euler heeft bij brief 27 maart 2008 aan Trading Rijen bericht dat zij deze kredietlimiet goedkeurt. In deze brief staat verder nog:
“(…) Ter informatie
deze limiet van 2 miljoen euro is uitsluitend geldig in combinatie met een solidariteitsverklaring getekend door Weyl Holding BV.(…)”
2.6
Op 9 december 2008 heeft Trading Rijen aan Euler verzocht om toestemming om de kredietlimiet voor Weyl BV te verhogen naar € 3.500.000,-. Bij brief van 11 december 2008 heeft Euler aan Trading Rijen bericht dat zij niet instemt met de gevraagde verhoging omdat Euler voor de beoordeling van Weyl BV niet de beschikking heeft over een recente jaarrekening van deze onderneming. De eerder ten aanzien van Weyl BV afgegeven kredietlimiet van € 2.000.000 blijft gehandhaafd, aldus Euler in deze brief.
2.7
Op 10 maart 2010 heeft Trading Rijen aan Euler verzocht om een kredietlimiet van € 500.000,- vast te stellen voor (het aan Weyl BV gelieerde) Weyl Nordhorn GmbH (hierna te noemen: Weyl GmbH) gevestigd te Duitsland. Bij brief van 11 maart 2010 heeft Euler deze aanvraag van Trading Rijen geweigerd omdat zij onvoldoende informatie over deze onderneming beschikbaar heeft.
2.8
Weyl BV is op 20 mei 2010 in staat van faillissement verklaard. Uit het faillissementsverslag van 3 november 2010 van de curatoren blijkt dat fraude met cheques (een zogeheten chequecarrousel) de oorzaak is van het faillissement, waarbij gedurende jaren de posten debiteuren en voorraad zwaar zijn opgeklopt en een deel van de crediteuren buiten de jaarrekening zijn gehouden. Hierdoor is geen sprake van een positief eigen vermogen van € 12.000.000,- (zoals weergegeven in de jaarrekening van Weyl BV), maar van een negatief eigen vermogen van € 33.000.000,-.
2.9
Trading Rijen heeft op 24 mei 2010 een formulier
“Incasso-overdracht / Schademelding”bij Euler ingediend met betrekking tot haar debiteur Weyl BV. Hierop staat vermeld dat het totaalbedrag van haar openstaande vordering € 5.580.398,34 bedraagt.
2.1
Bij brief van 2 juli 2010 heeft Euler aan ABN Amro bericht dat zij de verpanding inzake de kredietverzekering van Trading Rijen heeft geroyeerd (productie 1 bij conclusie van antwoord). In de bijlage bij deze brief staat:
“Euler (…) heeft er kennis van genomen en bevestigt hiermee dat de verpanding van de aanspraken op schadevergoeding uit bovengenoemde polis is beëindigd met ingang van 30 juni 2010.
Het eerdere polisaanhangsel verpanding is hiermee komen te vervallen en de voormalige pandhouder ziet af van alle rechten daaromtrent.”
2.11
Bij brief van 29 november 2010 heeft ABN Amro (onder verwijzing naar haar pandrecht op de vorderingen van Trading Rijen voortvloeiend uit de met Euler gesloten kredietverzekeringsovereenkomst) jegens Euler aanspraak gemaakt op betaling van € 1.800.000,-.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
ABN AMRO vordert  samengevat - veroordeling van Euler tot betaling aan ABN Amro van € 1.800.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2010, en € 27.364,05 aan expertisekosten en € 21.936,38 aan buitengerechtelijke kosten, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, met veroordeling van Euler in de proceskosten.
3.2.
Euler voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.3.
Euler vordert  samengevat – voorwaardelijk, voor het geval Euler enig bedrag aan ABN Amro zou moeten uitkeren en haar beroep op verrekening in conventie niet zou slagen, veroordeling van ABN AMRO tot betaling aan Euler van € 627.236,22, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 november 2012, met veroordeling van ABN Amro in de proceskosten.
3.4.
ABN AMRO voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1
ABN Amro heeft aan haar vordering in conventie, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat Trading Rijen op 24 mei 2010 – kort na het faillissement van 20 mei 2010 van Weyl B.V., een debiteur van Trading Rijen – hiervan melding heeft gemaakt bij Euler en aanspraak heeft gemaakt op dekking onder de afgesloten kredietverzekeringsovereenkomst voor de onbetaald gebleven vorderingen van Trading Rijen op Weyl B.V. ABN Amro kan als pandhouder van de uitkeringsaanspraken van Trading Rijen onder de polis aanspraak maken op betaling van € 1.800.000,- door Euler, aldus ABN Amro.
Euler betwist dat zij gehouden is om enig bedrag aan ABN Amro te betalen. Euler heeft daartoe een aantal verweren aangevoerd.
Internationaal privaatrecht: bevoegdheid en toepasselijk recht
4.2
Voorafgaand aan de beoordeling van de geschilpunten die partijen verdeeld houden, is allereerst het volgende van belang. In deze zaak heeft ABN Amro (gevestigd in Nederland) Euler (een vennootschap naar buitenlands recht, statutair gevestigd in Brussel, België) gedagvaard, zodat beoordeeld dient te worden of deze rechtbank bevoegd is om van het geschil kennis te nemen en welk recht daarop van toepassing is.
4.3
ABN Amro procedeert in dit geding primair voor zichzelf in haar hoedanigheid van pandhouder (van de uitkeringsaanspraken van Trading Rijen onder de kredietverzekering). Deze door ABN Amro gestelde uitkeringsaanspraken jegens Euler vloeien voort uit de (hiervoor onder 2.4 geciteerde) Clausule 1100.3 inzake verpanding en de (mede door Euler ondertekende) pandakte. Verder blijkt uit zowel de dagvaarding als uit de overgelegde polisbladen dat Euler (in België gevestigd) mede kantoor houdt te ’s-Hertogenbosch. Uit artikel artikel 5 lid 5 jo. artikel 8 EEX-Verordening volgt dat Euler in deze verzekeringszaak ook kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats van deze andere vestiging.
4.4
Ten aanzien van het toepasselijk recht geldt het volgende. Ten aanzien van de onderhavige kredietverzekering is Trading Rijen verzekeringnemer. Trading Rijen is een in Nederland gevestigde besloten vennootschap. Op grond van (de ten tijde van de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst op 1 maart 2008 geldende) artikel 5 Wet Conflictenrecht Schadeverzekering in verbinding met artikel 2 aanhef en sub d, vierde aandachtsstreepje en artikel 7 lid 1 onder c van de Richtlijn 88/357/EEG van 22 juni 1988 geldt dat Nederlands recht als op geldige wijze gekozen recht op deze verzekeringsovereenkomst van toepassing is. Uit het polisblad blijkt immers dat de kredietverzekering risico’s dekt die zijn gelegen in meerdere lidstaten en volgens artikel 7.12 van de polisvoorwaarden is Nederlands recht van toepassing.
Ten aanzien van de rechtsbetrekking tussen ABN Amro als pandhouder en Euler als verzekeraar geldt dat hierop eveneens Nederlands recht van toepassing is. Op grond van (de ten tijde van de verpanding geldende) artikel 10 Wet Conflictenrecht Goederenrecht geldt immers dat op deze rechtsbetrekking het recht van toepassing is dat op de vordering van toepassing is (laatstgenoemde regel is sinds 1 januari 2012 neergelegd in artikel 10:135 BW).
Beroep op niet-ontvankelijkheid van ABN Amro wegens beëindiging van de verpanding en de aan Trading Rijen toekomende bevoegdheid tot schadeafhandeling
4.5
Euler heeft bij conclusie van antwoord (onder 55-61) twee redenen aangevoerd waarom ABN Amro niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen.
In de eerste plaats omdat Euler de verpanding van aanspraken uit de polis van Trading Rijen per 30 juni 2010 heeft beëindigd.
In de tweede plaats omdat uit Clausule 1100.3 volgt dat de schadeafhandeling uitsluitend zal geschieden tussen Trading Rijen als verzekerde en Euler, waarna enkel de vastgestelde schadevergoeding zal worden uitbetaald aan ABN Amro als pandhouder. Volgens Euler betekent dit dat elke vordering inzake de schadeafhandeling uitsluitend rechtsgeldig ten name van Trading Rijen jegens Euler kan worden ingesteld.
Naar aanleiding van deze verweren heeft ABN Amro tijdens de comparitie onder meer een namens Trading Rijen op 28 maart 2013 ondertekend document overgelegd. Bovenaan dit document staat
“volmacht”en daaronder staat:
“(…) Trading Rijen (…) heeft op 1 maart 2008 een kredietverzekering bij Euler (…) afgesloten (…). Haar eventuele aanspraken onder deze kredietverzekering heeft Trading Rijen (…) verpand aan ABN Amro (…). Trading Rijen (…) verleent bij deze, indien en voor zover nodig omdat de verpanding van haar vordering op Euler (…) niet zou kleven, volmacht aan ABN Amro om op eigen naam de vordering van Trading (…) op Euler (…) te incasseren.”
4.6
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals hiervoor overwogen procedeert ABN Amro in dit geding primair voor zichzelf in haar hoedanigheid van pandhouder (van de uitkeringsaanspraken van Trading Rijen onder de kredietverzekering). Ten aanzien van deze hoedanigheid (ABN Amro als pandhouder) geldt dat het eerstgenoemde verweer van Euler (inhoudend dat de vorderingen reeds moeten worden afgewezen omdat zij de verpanding op 30 juni 2010 heeft beëindigd) niet kan slagen. Vast staat dat Euler eind maart 2008 akkoord is gegaan met de verpanding aan ABN Amro van (toekomstige) aanspraken van Trading Rijen op schadevergoeding onder de polis. Trading Rijen heeft op 24 mei 2010 – dus ruim vóór de door Euler gestelde beëindiging van de verpanding op 30 juni 2010 – aanspraak gemaakt op dekking onder de kredietverzekering (in verband met onbetaalde vorderingen op haar debiteur Weyl B.V.). Indien in dit geding komt vast te staan (zoals ABN Amro stelt en Euler betwist) dat de onbetaald gebleven vorderingen van Trading Rijen op Weyl B.V. (deels) gedekt zijn onder de kredietverzekering, dan kan de mededeling van Euler op 30 juni 2010 dat per die datum
”de verpanding van de aanspraken op schadevergoeding uit bovengenoemde polis is beëindigd”niets afdoen aan een reeds voordien ontstaan vorderingsrecht van Trading Rijen jegens Euler onder de polis, en evenmin aan een voordien tot stand gekomen verpanding van deze vordering (waarvoor Euler bij voorbaat toestemming heeft gegeven). Euler heeft het niet in haar macht om rechtsgeldige verpandingen van uitkeringsaanspraken onder de polis eenzijdig en ten nadele van de pandhouder ongedaan te maken.
4.7
Ook het tweede verweer van Euler slaagt niet. Hierbij komt het aan op de uitleg van Clausule 1100.3. Bij de uitleg daarvan gaat het om de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-maatstaf). Uit de bepaling dat
“de schadeafhandeling uitsluitend zal geschieden tussen de verzekerde en Euler”, kan niet worden afgeleid dat ABN Amro niet bevoegd is om op eigen naam een vordering jegens Euler in te stellen. Van belang is dat Euler als verzekeraar jegens haar verzekeringnemer Trading Rijen een definitief afwijzend standpunt heeft ingenomen en dit standpunt ook handhaaft in de onderhavige procedure. Aldus blijkt niet dat Euler en Trading Rijen nog verder enige uitvoering dienen te geven aan de schadeafhandeling. Voor zover dat anders is geldt dat verzekeringnemer Trading Rijen en pandhouder ABN Amro nauw met elkaar samenwerken ter zake van het geschil met Euler. Dit blijkt wel uit de door ABN Amro overgelegde volmacht (waarbij Trading Rijen ABN Amro machtigt om op eigen naam haar vordering op Euler te incasseren
“voor zover nodig om dat de verpanding van haar vordering (…) niet zou kleven”) en de aanwezigheid namens Trading Rijen van haar statutair directeur en haar advocaat tijdens de comparitie aan de zijde van ABN Amro. Nu Trading Rijen geen van ABN Amro afwijkend standpunt inneemt, heeft Euler in zoverre ook geen belang bij de door haar voorgestane uitleg van Clausule 1100.3. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van ABN Amro op de door haar overgelegde voorwaardelijke “volmacht” geen nadere beoordeling behoeft.
Het beroep van Euler op niet-ontvankelijkheid van ABN Amro dient dan ook te worden verworpen.
De dekking onder de polis
4.8
Vervolgens ligt ter beoordeling voor of – gegeven de door Euler onder de kredietverzekering verstrekte kredietlimiet ten aanzien van Weyl B.V. van € 2.000.000,- en het verzekerde percentage van 90 – derhalve tot een bedrag van € 1.800.000,- – dekking bestaat voor de onbetaald gebleven vorderingen van Trading Rijen op Weyl B.V.
- Met betrekking tot dit geschilpunt zijn partijen het eens dat de door Trading Rijen ten aanzien van de vorderingen op haar debiteuren gehanteerde betalingstermijn 30 dagen is, zodat de in (artikel 1 van de polisvoorwaarden bedoelde) achterstalligheidstermijn en incassotermijn respectievelijk 90 dagen en 105 dagen bedragen (zie dagvaarding, onder 5 en conclusie van antwoord, onder 27).
- ABN Amro stelt dat voor alle vorderingen van Trading Rijen op Weyl B.V. (ten aanzien waarvan zij in de onderhavige procedure dekking claimt onder de kredietverzekering van Trading Rijen zoals afgesloten bij Euler), geldt dat (het in Nederland gevestigde) Weyl B.V. de debiteur is en dat de feitelijke aflevering van het vlees heeft plaatsgevonden bij (het in Nordhorn, Duitsland gevestigde) Weyl GmbH (dagvaarding, sub 88-90 en productie 19 van ABN Amro met toelichting daarop in de brief van 20 maart 2013 van mr. Stadermann).
- ABN Amro stelt verder dat het verloop van de vorderingen van Trading Rijen op Weyl B.V. blijkt uit het rapport Mirus (productie 9 bij dagvaarding). In bijlage 7 bij dit rapport staat een overzicht met vorderingen van Trading Rijen op Weyl B.V. die door laatstgenoemde ook zijn voldaan. In dit overzicht staan achtereenvolgens de factuurnummers en factuurdata (van 15 oktober 2008 tot en met 17 mei 2010), de data waarop voor de desbetreffende factuur door Trading Rijen betaling is ontvangen en het bedrag van de factuur. Ten slotte is in de laatste kolom van dit overzicht aangegeven in hoeverre de facturen binnen de incassotermijn (van 105 dagen na de factuurdatum) zijn voldaan. Volgens het overzicht is ten aanzien van een reeks facturen (factuurdatum 25 mei 2009 tot 26 november 2009) de incassotermijn voortdurend overschreden (de laatste kolom in het overzicht van bijlage 7 heeft een positieve waarde). Voor deze reeks facturen geldt dat deze uiteindelijk door Weyl B.V. zijn voldaan na overschrijding van 1 tot 80 dagen van de in de polis bedoelde incassotermijn van 105 dagen. Vanaf 12 maart 2010 was de situatie volgens dit overzicht zodanig dat geen sprake meer was van overschrijding van de incassotermijn van 105 dagen.
- Bijlage 8 van het rapport van Mirus bevat een overzicht van vorderingen van Trading Rijen op Weyl B.V. die door laatstgenoemde niet zijn voldaan. Het totaal van deze onbetaald gebleven vorderingen bedraagt € 5.634.336,21. Dit betreffen facturen uit de periode 25 februari 2010 tot en met 17 mei 2010. In deze bijlage 8 is een nader onderscheid gemaakt voor de facturen tussen 25 februari 2010 en 12 maart 2010 van in totaal € 929.579,81. Volgens ABN Amro was de situatie op 13 maart 2010 zodanig dat Weyl B.V. alle facturen van Trading Rijen die negentig dagen of langer openstonden, inmiddels had voldaan. In de periode vanaf 13 maart 2010 tot het faillissement van Weyl B.V. van 20 mei 2010 heeft Trading Rijen nog voor € 4.704.756,40 aan vlees aan Weyl B.V. geleverd, zodat Trading Rijen ten tijde van dit faillissement nog een openstaande vordering op Weyl B.V. had van € 5.634.336,21, aldus ABN Amro.
4.9
ABN Amro stelt aan de hand van het voorgaande dat sprake is van een verzekerd verlies in de zin van artikel 2.2 van de polis. Na 13 maart 2010 heeft Trading Rijen voor € 4.704.756,40 aan vlees aan Weyl B.V. geleverd waarvoor geldt dat al deze leveringen hebben plaatsgevonden in een periode waarin geen sprake was van overschrijding van de achterstalligheidstermijn (90 dagen) of incassotermijn (105 dagen). Nu de polis een verzekerd percentage van 90 kent en de kredietlimiet ten aanzien van Weyl B.V. € 2.000.000,- bedraagt, kan ABN Amro als pandhouder jegens Euler aanspraak maken op betaling van € 1.800.000,- aldus ABN Amro. Euler heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van dekking onder de polis.
4.1
Bij de beoordeling of sprake is van dekking onder de kredietverzekering voor de onbetaald gebleven vorderingen van Trading Rijen op Weyl B.V. komt het aan op uitleg van de polisbepalingen. Daarbij geldt als maatstaf de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Ten aanzien van de onderhavige verzekeringsvoorwaarden – waarover in de regel tussen partijen niet onderhandeld pleegt te worden (en uit de stukken van het geding ook niet blijkt dat Trading Rijen en Euler hierover onderhandeld hebben) – geldt dat de uitleg daarvan met name afhankelijk is van objectieve factoren zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van een eventueel bij de polisvoorwaarden behorende toelichting (vgl. HR 16 mei 2008, LJN BC2793 en NJ 2008, 284, rov. 3.4.2, eerste alinea).
4.11
De rechtbank is van oordeel dat uitgaande van de door ABN Amro gestelde en aan haar vordering ten grondslag gelegde feiten ABN Amro (of Trading Rijen) geen aanspraak kan maken op dekking onder de kredietverzekering voor de onbetaald gebleven vorderingen van Trading Rijen op Weyl B.V. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
(i) Facturering in Nederland en levering in Duitsland
4.12
Zoals hiervoor overwogen staat vast dat voor alle leveringen en daaruit ontstane vorderingen (waarvoor ABN Amro in dit geding dekking verlangt) geldt dat Trading Rijen aan Weyl B.V. (gevestigd in Nederland) heeft gefactureerd en aan Weyl GmbH (gevestigd in Duitsland) heeft geleverd. Op grond van de polis geldt als primaire dekkingsomschrijving, kort gezegd, dat
“een vordering (…) verzekerd [is] indien (…) aan de(…) voorwaarde is voldaan (…) dat de goederen (…) zijn geleverd (…) en gefactureerd aan het land waarin de debiteur is gevestigd(art. 2.1 sub a), waarbij uitgesloten van dekking zijn
”vorderingen die niet voldoen aan de voorwaarden omschreven in artikel 2.1”(art. 2.4 sub g). De rechtbank volgt niet het betoog van ABN Amro dat het beroep van Euler op deze bepalingen reeds moet worden verworpen omdat daarin staat dat Trading Rijen zou moeten leveren en factureren aan de Nederlandse staat. De omstandigheid dat deze door ABN Amro voorgestane uitleg van artikel 2.1 sub a en 2.4 sub g van de polis (in de eigen woorden van ABN Amro)
“volkomen onbegrijpelijk en onlogisch”is (dagvaarding, sub 87), is op zichzelf reeds afdoende reden om deze uitleg niet te volgen. De rechtbank acht voornoemde polisbepalingen in zoverre duidelijk dat Euler kennelijk alleen bereid is dekking te verlenen voor onbetaald gebleven vorderingen indien zowel leveringen als factureringen plaatsvinden in het land waarin de debiteur (waarvoor de kredietlimiet is afgegeven) ook is gevestigd.
Hierbij is van belang dat als uitgangspunt geldt dat het een verzekeraar vrijstaat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen. Indien een verzekeraar in de primaire omschrijving van de dekking bepaalde evenementen heeft uitgesloten, kan een beroep op de primaire dekkingsomschrijving niet met succes worden afgeweerd met de stelling dat een beroep van de verzekeraar daarop naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is met als argument dat de redenen waarom de verzekeraar dit soort evenementen niet wil verzekeren zich in het concrete geval niet voordoen. Met de dekkingsomschrijving heeft de verzekeraar immers de grenzen omschreven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen, hetgeen hem vrijstaat. Dat brengt ook de vrijheid mee om daarbij - op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van voormelde objectieve factoren voldoende duidelijk kenbaar is - binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten of omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen (HR 9 juni 2006, LJN AV9435, NJ 2006, 326, rov. 3.4.2 en voornoemd arrest van 16 mei 2008, rov. 3.4.2, tweede alinea). Dit betekent voor het onderhavige geval dat het Euler vrijstaat om in de polisvoorwaardeb te bepalen dat uitsluitend dekking wordt verleend indien zowel leveringen als factureringen plaatsvinden in het land waarin de debiteur ook is gevestigd.
Ten overvloede geldt overigens dat uit de in zoverre onbetwist gebleven stellingen van Euler (conclusie van antwoord, onder 63-65) blijkt dat deze beperking in de omvang van de dekking voor Euler ook niet zonder belang is. Voor Euler als verzekeraar is het vanuit een oogpunt van risicobeheersing van belang dat levering en facturering niet in verschillende landen (met verschillende (debiteuren)risico’s) plaatsvinden. Bovendien wordt zo voorkomen dat door een verzekerde via een omweg door de verzekeraar geweigerde debiteuren feitelijk alsnog onder de dekking worden gebracht. Vast staat dat Euler eerder heeft geweigerd om een kredietlimiet te verstrekken voor Weyl GmbH, waarna Trading Rijen desondanks is doorgegaan met het feitelijk leveren van vlees aan Weyl GmbH te Duitsland, maar voor deze leveringen factureert aan Weyl B.V. in Nederland.
4.13
Uit het voorgaande volgt dat het verweer van Euler dat op grond van artikel 2.1 aanhef en sub a en artikel 2.4 aanhef en sub g van de polisvoorwaarden geen dekking bestaat onder de polis, slaagt.
(ii) Het niet naleven van de polisverplichtingen van artikel 4.2 aanhef en sub c., d., en e.
4.14
Afgezien van het voorgaande is de vordering van ABN Amro ook om een andere reden niet, althans niet zonder meer toewijsbaar. Zoals gezegd blijkt uit de bijlagen 7 en 8 bij het rapport van Mirus (zoals dat door ABN Amro mede aan haar vordering ten grondslag is gelegd) dat ten aanzien van een reeks facturen (factuurdatum 25 mei 2009 tot 26 november 2009) de incassotermijn van 105 dagen voortdurend werd overschreden. Volgens ABN Amro lag hieraan een dispuut over de kwaliteit van het door Trading Rijen aan Weyl B.V. geleverde vlees ten grondslag. Euler heeft dit gemotiveerd betwist.
4.15
De rechtbank is van oordeel dat ABN Amro onvoldoende (consistent) heeft gesteld om aan te kunnen nemen dat deze overschrijdingen van de achterstalligheids- en incassotermijnen daadwerkelijk zijn veroorzaakt door een dispuut over de kwaliteit van het vlees tussen Trading Rijen en Weyl B.V. Tijdens de comparitie heeft ABN Amro zich op het standpunt gesteld dat in het voorjaar van 2009 het dispuut is ontstaan, waarna op 28 november 2009 uiteindelijk een gesprek heeft plaatsgevonden waarbij beide partijen een (betalings)regeling hebben getroffen (spreekaantekeningen comparitie van mrs. Stadermann en Rous, onder 7-18). Echter, uit de eerdergenoemde bijlage 7 bij het rapport van Mirus blijkt geenszins dat Weyl B.V. vanaf het voorjaar van 2009 in een dispuut met Weyl B.V. is verwikkeld. Uit dit overzicht blijkt dat Trading Rijen vanaf mei 2009 tot het moment van de gestelde regeling (28 november 2009) voor vele honderdduizenden euro’s vlees is blijven leveren aan Weyl BV. Deze gang van zaken duidt er niet op dat partijen in die periode in een kwaliteitsdispuut waren verwikkeld. Indien de gehele bijlage 7 van het rapport Mirus in ogenschouw wordt genomen dan blijkt dat Weyl B.V. over de gehele periode vanaf 15 oktober 2008 tot haar faillissement op 20 mei 2010 de standaard betaaltermijn van 30 dagen die Trading Rijen hanteert telkens ruimschoots overschrijdt, waarbij deze overschrijdingen nog groter zijn voor de leveringen in de periode 25 mei 2009 tot en met 26 november 2009. Niet gebleken is dat deze steeds grotere overschrijdingen van de betaaltermijnen in die periode enig verband houden met betwistingen door Weyl B.V. Uit voornoemde door ABN Amro overgelegde correspondentie blijkt ook niet dat Weyl B.V. ten aanzien van de vorderingen uit deze periode enige vordering daadwerkelijk betwist, dan wel de betaling daarvan in verband met een kwaliteitsdispuut opschort.
4.16
Ervan uitgaande dat geen sprake is geweest van een betwisting van vorderingen ten gevolge van een kwaliteitsdispuut tussen Trading Rijen en Weyl B.V., geldt dat Trading Rijen als verzekerde op grond van artikel 4.2 aanhef en onder e van de polisvoorwaarden gehouden was om
“uiterlijk bij het bereiken van de (…) incassotermijn”van 105 dagen na factuurdatum de vorderingen ter incasso over te dragen aan Euler. Uit de gegevens in bijlage 7 bij het rapport Mirus volgt dat vanaf omstreeks half september 2009 voor Trading Rijen de verplichting ontstond om in verband met overschrijding van de incassotermijn voor de facturen vanaf 25 mei 2009 deze vorderingen ter incasso aan Euler over te dragen. Deze verplichting duurde onverminderd voort tot 12 maart 2010, de dag waarop betaling van de factuur van 26 november 2009 werd ontvangen. Door het nalaten daarvan is Trading Rijen in de periode half september 2009 tot 12 maart 2010 tekortgeschoten jegens Euler in haar uit artikel 4.2 aanhef en onder e van de polisvoorwaarden voortvloeiende verplichtingen.
4.17
Ook voor zover met ABN Amro zou worden aangenomen dat wel sprake is geweest van een kwaliteitsdispuut en daarmee samenhangende door Weyl B.V. betwiste vorderingen ten aanzien van de vleesleveringen in de periode van voorjaar 2009 tot en met eind november 2009, dan geldt dat Trading Rijen hiervan zonder meer melding diende te maken bij Euler. Trading Rijen is immers volgens artikel 4.2 polis
“te allen tijde jegens Euler (…) verplicht om (…) c. maandelijks een schriftelijke opgave te verstrekken aan Euler (…) van de vorderingen waarvan de op het polisvoorblad vermelde achterstalligheidstermijn is verstreken, indien op de achterstallige vordering een betwisting van toepassing is”en
“d. Euler (…), zo spoedig mogelijk als redelijkerwijs mogelijk is, schriftelijk te informeren ingeval van schadedreiging als bedoeld in artikel 7.4.b t/m 7.4.f.Van schadedreiging in de zin van artikel 7.4 sub b van de polis is sprake indien
“op enigerlei wijze duidelijk is of ervan dient te worden uitgegaan dat de debiteur de overeenkomst niet kan of wenst na te komen”. Ingeval van een betwisting is zonder meer duidelijk dat de debiteur de overeenkomst niet wenst na te komen. Vast staat dat Trading Rijen niet jegens Euler heeft voldaan aan haar verplichting om (ervan uitgaande dat de facturen in de periode 25 mei 2009 tot en met 26 november 2009 betwiste vorderingen betreffen) om na het verstrijken van de achterstalligheidstermijn (90 dagen na factuurdatum) hiervan melding te maken bij Euler. Aldus is Trading Rijen in deze verplichting tekortgeschoten in de periode van 23 augustus 2009 (90 dagen na 25 mei 2009) tot en met 12 maart 2010.
4.18
Aan deze verplichting van Trading Rijen om betwiste vorderingen tijdig te melden doet niet af – zoals ABN Amro op zichzelf terecht opmerkt – dat voor een betwiste vordering geen dekking bestaat onder de polis (art. 2.4 sub d van de polis). Niet in te zien valt waarom dit Trading Rijen zou ontslaan van de uit voornoemde polisbepalingen voortvloeiende verplichting. Uit de tekst van de hiervoor geciteerde polisbepalingen blijkt duidelijk dat Trading Rijen verplicht was om betwiste vorderingen tijdig te melden. Het tijdig melden van een (niet-gedekte) betwiste vordering is ook niet zonder belang voor Euler. Uit de in zoverre onbetwiste stelling van Euler (conclusie van antwoord, onder 41) blijkt dat debiteuren regelmatig betwistingen opvoeren enkel om de betalingstermijnen op te rekken. Bovendien kan een aanvankelijk betwiste vordering op een later moment (als de debiteur zijn betwisting niet handhaaft) alsnog een niet-betwiste en daarmee een onder de polis gedekte vordering worden. In dit licht is alleszins begrijpelijk dat Euler op de hoogte wil worden gehouden van het betaalgedrag van debiteuren waarvoor zij een kredietlimiet heeft verstrekt, ook als het gaat om betwiste en in beginsel niet gedekte vorderingen.
4.19
De rechtbank verwerpt het betoog van ABN Amro dat artikel 4.2 aanhef en sub d polisvoorwaarden dat de verzekerde verplicht om melding te maken van schadedreiging in strijd is met het dwingendrechtelijke artikel 7:941 lid 1 BW. Volgens laatstgenoemde bepaling is de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde verplicht om – zodra hij van de verwezenlijking van het risico op de hoogte is, of behoort te zijn – dit zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is te melden bij de verzekeraar. Op grond van artikel 7:943 lid 2 BW kan van deze bepaling niet ten nadele van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde worden afgeweken. Artikel 7:941 lid 1 BW heeft betrekking op
“de verwezenlijking van het risico”en beoogt de verzekerde te beschermen tegen onredelijke polisvoorwaarden door te bepalen dat een verzekerde niet eerder melding hoeft te maken dan zodra hij daarvan op de hoogte is of behoort te zijn. Voornoemde polisbepalingen zien echter niet op melding van de verwezenlijking van het risico, maar op melding van feiten en omstandigheden ter zake van schadedreiging, dus voorafgaand aan de verwezenlijking van het risico. Artikel 7:941 lid 1 BW laat onverlet dat het een verzekeraar vrijstaat om in de polisvoorwaarden te bedingen dat de verzekerde verplicht is om de verzekeraar te informeren omtrent dergelijke risicoverhogende omstandigheden. Dit geldt te meer in het geval van een kredietverzekering zoals de onderhavige. De kredietverzekeraar kan in geval van tijdige melding van risicoverhogende omstandigheden (de debiteur wenst de overeenkomst niet na te komen, dan wel de vordering is na het verstrijken van de achterstalligheidstermijn nog niet voldaan) maatregelen nemen om de verwezenlijking van het risico te voorkomen (bijvoorbeeld incassomaatregelen om gedekte vorderingen te innen), dan wel de kredietlimiet ten aanzien van deze debiteur beperken of intrekken met als gevolg dat nieuwe leveringen niet meer gedekt zijn onder de kredietverzekering en het verder oplopen van schade wordt voorkomen.
4.2
Vervolgens is de vraag welk rechtsgevolg is verbonden aan het niet naleven door Trading Rijen van de verplichtingen zoals neergelegd in artikel 4.2 aanhef en onder e, dan wel artikel 4.2 aanhef en onder c en d van de polisvoorwaarden.
4.21
Op grond van artikel 2.1 aanhef en sub e polisvoorwaarden kan door Euler geen dekking worden ontzegd voor de vanaf 13 maart 2010 tot 17 mei 2010 ontstane vorderingen (in totaal € 4.704.756,40) omdat ten tijde van de schademelding op 24 mei 2010 de achterstalligheidstermijn voor de in die periode openstaande vorderingen nog niet was verstreken (zie bijlage 8 bij rapport Mirus). De rechtbank volgt Euler niet in haar betoog dat ten aanzien van deze vorderingen evenmin dekking bestaat omdat na het moment van ontstaan van achterstallige vorderingen geldt dat nieuwe leveringen en daaruit voortvloeiende vorderingen niet meer gedekt zijn (conclusie van antwoord, onder 80). Uit voornoemd artikel 2.1 aanhef en sub e polisvoorwaarden volgt weliswaar dat geen dekking bestaat voor vorderingen ontstaan tijdens schadedreiging (na het verstrijken van de achterstalligheidstermijn), maar niet dat ook dekking ontbreekt in het geval dat geen sprake meer is van achterstalligheid en in de periode nadien nieuwe vorderingen zijn ontstaan. In de polisvoorwaarden is dit nergens met zoveel woorden bepaald. Anders dan Euler betoogt, kan dit evenmin voldoende duidelijk uit de klantenmanual of de incassovoorwaarden worden afgeleid. In de eerste plaats omdat voor het bepalen van de dekkingsomvang de polisvoorwaarden primair leidend zijn en de klantenmanual (of de incassovoorwaarden) hierop weliswaar een nadere toelichting kunnen geven, maar niet op zichzelf een geheel nieuwe uitzondering op de dekking tot stand kunnen brengen die in de polisvoorwaarden zelf niet valt te lezen. Afgezien daarvan geldt dat de tekst van klantenmanual en incassovoorwaarden ook niet dwingt tot deze door Euler voorgestane beperking van de dekkingsomvang. In de klantenmanual staat enkel dat het niet tijdig overdragen ter incasso, gevolgen heeft voor dekking onder de polis. Het niet tijdig overdragen ter incasso (na 105 dagen) kan niet zonder meer worden gelijkgesteld aan het ontstaan van achterstalligheid (na 90 dagen). Verder maakt de klantenmanual niet duidelijk welke gevolgen hieraan zijn verbonden voor de dekking onder de polis. In de klantenmanual (evenals in de incassovoorwaarden) staat enkel dat het
“Tijdens een incassoprocedure (…) niet [is] toegestaan aan de betreffende klant te leveren”, maar daaruit blijkt niet wat de gevolgen zijn voor de dekking onder de polis als de verzekerde dat toch doet.
4.22
Uit de polisvoorwaarden (gelezen in samenhang met de klantenmanual en de incassovoorwaarden) volgt niet wat de rechtsgevolgen zijn van het niet naleven door Trading Rijen van de verplichtingen zoals neergelegd in artikel 4.2 aanhef en onder e, dan wel artikel 4.2 aanhef en onder c en d van de polisvoorwaarden. In de polis staat ook geen vervalbeding inhoudend dat bij niet naleving van voornoemde bepalingen het recht op uitkering vervalt. De gevolgen van de tekortkoming van Trading Rijen om tijdig achterstalligheid te melden, dient dan ook beoordeeld te worden aan hand van de algemene regels voor schade van de verzekeraar ten gevolge van een tekortkoming van de verzekerde (artikel 6:74 BW e.v.). Voor het vaststellen van de omvang van de door Euler geleden schade dient de huidige feitelijke situatie te worden vergeleken met de hypothetische situatie waarin Euler verkeerd zou hebben indien Trading Rijen voldaan zou hebben aan de bedoelde polisbepalingen.
4.23
Euler stelt dat zij in geval Trading haar vanaf september 2009 tijdig had geïnformeerd over het slechte betaalgedrag van Weyl B.V., de kredietlimiet ten aanzien van deze debiteur direct zou hebben ingetrokken op de voet van artikel 6.5 polisvoorwaarden, waardoor de dekking voor toekomstige leveringen zou hebben ontbroken. Volgens Euler is het binnen haar organisatie een vaste procedure om ingeval van de incasso van een aanzienlijke vordering op een debiteur waarvoor zij een kredietlimiet heeft afgegeven, tevens over te gaan tot intrekking van de kredietlimiet voor de betreffende debiteur. Euler heeft hiervan bewijs aangeboden.
4.24
ABN Amro betwist dat Euler (in geval van tijdige melding door Trading Rijen) tot intrekking van de kredietlimiet zou zijn overgegaan. Volgens ABN Amro is dit niet aannemelijk omdat er destijds geen aanknopingspunten waren voor een precaire financiële situatie van Weyl B.V.
4.25
De rechtbank acht het op zichzelf aannemelijk dat indien Euler destijds via melding door Trading tijdig bekend zou zijn geraakt met het betaalgedrag van Weyl B.V. (zoals dat blijkt uit bijlage 7 bij het rapport Mirus), Euler hieraan mogelijk gevolgen zou hebben verbonden voor de dekking van toekomstige vorderingen, dan wel de omvang van de kredietlimiet ten aanzien van deze debiteur. Immers, uit voornoemde bijlage 7 blijkt bijvoorbeeld immers dat voor de leveringen aan Weyl B.V. in de periode van 10 juli 2010 tot en met 10 augustus 2010 Trading Rijen eerst betaling verkreeg na verloop van circa 160 tot 185 dagen (18 december 2009 tot 22 januari 2010), dus met overschrijding van de achterstalligheids- en incassotermijn van 55 tot 80 dagen. De rechtbank zal wegens gebrek aan belang op dit punt geen nadere bewijsopdracht aan één der partijen verstrekken aangezien zoals hiervoor in de rechtsoverwegingen 4.12-4.13 overwogen uit artikel 2.1 aanhef en sub a en artikel 2.4 aanhef en sub g van de polisvoorwaarden reeds voortvloeit dat geen dekking bestaat onder de polis.
4.26
Uit het voorgaande volgt dat de vordering in conventie van ABN Amro zal worden afgewezen. ABN Amro zal in conventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Euler worden begroot op:
vast recht: € 3.621,00
salaris advocaat: € 6.422,00 (2,0 punt x tarief VIII € 3.211,00 per punt)
totaal: € 10.043,00.
in voorwaardelijke reconventie
4.27
De voorwaardelijke vordering in reconventie is ingesteld door Euler
“voor het geval Euler enig bedrag aan ABN Amro zou moeten uitkeren en haar beroep op verrekening in conventie niet zou slagen”(conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie, onder 161). Nu uit de beoordeling in conventie volgt dat Euler geen uitkering onder de kredietverzekering verschuldigd is aan ABN Amro (of Trading Rijen), behoeft deze vordering van Euler in beginsel inhoudelijk geen beoordeling meer.
4.28
De omstandigheid dat (vanwege de afwijzing van de vorderingen in conventie) de voorwaardelijke reconventionele vordering niet wordt beoordeeld, laat onverlet dat beslist moet worden omtrent de proceskosten in voorwaardelijke reconventie. Daartoe dient onderzocht te worden of de eis in voorwaardelijke reconventie ondeugdelijk is, in welk geval de kosten voor rekening van de eiser in reconventie moeten worden gebracht, dan wel of de kosten daarvan nodeloos gemaakt of veroorzaakt zijn, in welk geval de kosten voor rekening van de eiser in reconventie kunnen worden gelaten, onderscheidenlijk of, gelet op de samenhang van de gedingen in conventie en reconventie, de eis in (voorwaardelijke) reconventie een redelijke vorm van verdediging vormt en de kosten daarvan op die grond ten laste van de in conventie in het ongelijk gestelde partij dienen te komen, dan wel of geen van beide partijen als in reconventie in het ongelijk gestelde partij kan worden beschouwd en een proceskostenveroordeling in reconventie achterwege moet blijven (vgl. HR 11 februari 2011, LJN BO9673, NJ 2012, 73, rov. 5.2).
4.29
Euler vordert in voorwaardelijke reconventie vergoeding van schade die zij stelt te hebben geleden op polissen van een aantal van haar andere verzekerden waarvoor zij eveneens ten aanzien van Weyl B.V. een kredietlimiet heeft afgegeven. Volgens Euler zou zij – ingeval Trading Rijen tijdig melding zou hebben gemaakt van het slechte betaalgedrag van Weyl B.V. – zijn overgegaan tot het tijdig intrekken van de kredietlimieten voor debiteur Weyl B.V. voor al deze verzekeringen en zou door deze verzekerden niet zijn doorgeleverd aan Weyl B.V. voor risico van Euler. Euler stelt ten gevolge van de tekortkoming van Trading Rijen een schade te hebben geleden van € 564.523,56 omdat zij voor dit bedrag aan uitkeringen onder deze verzekeringen heeft uitbetaald in verband met onbetaald gebleven vorderingen op Weyl B.V.
ABN Amro betwist dat Euler in geval van tijdige melding door Trading Rijen zou zijn overgegaan tot intrekking van de kredietlimieten voor Weyl B.V. op alle polissen (spreekaantekeningen ABN Amro ten behoeve van de comparitie van partijen, onder 77-78).
4.3
De rechtbank is van oordeel dat deze door Euler gestelde schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. In de eerste plaats omdat ABN Amro als pandhouder (van de uitkeringsaanspraken van Trading Rijen onder de kredietverzekering) niet aansprakelijk is voor de schade die Euler lijdt ten gevolge van een tekortkoming van Trading Rijen jegens Euler. Uit de stellingen van Euler blijkt ook niet welke rechtsgrond bestaat om de schade die Euler lijdt door de gestelde tekortkoming van Trading Rijen te verhalen op ABN Amro als pandhouder.
Daarnaast geldt dat de door Euler gevorderde schadevergoeding ook niet toewijsbaar is op grond van artikel 6:98 BW. Uit de beoordeling in conventie volgt dat Trading Rijen jegens Euler is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen zoals neergelegd in artikel 4.2 aanhef en onder c., d., en e. van de polisvoorwaarden en dat de gevolgen van deze tekortkomingen beoordeeld dienen te worden aan hand van de algemene regels voor schade ten gevolge van een tekortkoming (artikel 6:74 BW e.v.). Een verzekerde (zoals Euler) die tekortschiet in de op grond van de polisvoorwaarden op haar rustende verplichtingen om bepaalde gebeurtenissen tijdig te melden bij de verzekeraar, dient er rekening mee houden dat zij onder omstandigheden haar recht op uitkering onder deze polis geheel of gedeeltelijk verspeelt. Ook kan ingeval de verzekeringnemer is tekortgeschoten maar een derde recht op uitkering heeft, uitkering door de verzekeraar aan deze derde plaatsvinden en de verzekeraar op grond van de tekortkoming mogelijk verhaal nemen op de verzekeringnemer (vgl. Clausing c.s., Asser 7-IX, De verzekering, 2012, nr. 308, slot). In beide laatstgenoemde situaties gaat het om een tekortkoming en een uitkeringsverplichting ten aanzien van telkens
een en dezelfde polis. In het onderhavige geval gaat het echter om tekortkomingen van Trading Rijen onder de door Trading Rijen afgesloten polis, terwijl Euler vergoeding wenst van schade die zij lijdt op
andere polissenwaar Trading Rijen geheel buiten staat. Gesteld noch gebleken is dat Trading Rijen ervan op de hoogte was dat Euler kredietverzekeringen had afgesloten met de door Euler genoemde derden en/of dat Euler aan andere verzekerden kredietlimieten had verstrekt ten aanzien van Weyl B.V. Aldus is ook niet gebleken dat de gestelde schade van Euler voor Trading Rijen voorzienbaar was. Euler hoefde onder deze omstandigheden er dan ook geen rekening mee te houden dat haar tekortkomingen onder haar eigen polis zouden leiden tot verplichtingen tot vergoeding van (mogelijk zeer omvangrijke) schade die verzekeraar Euler lijdt op andere polissen. De gestelde schade van Euler op deze andere polissen staat dan ook in een te ver verwijderd verband van de tekortkomingen van Trading Rijen om op grond van (de redelijke toerekening van) artikel 6:98 BW als een gevolg daarvan te kunnen worden toegerekend aan Trading Rijen.
Uit het voorgaande volgt dat de beoordeling of in geval van tijdige melding door Trading Rijen Euler zou zijn overgegaan tot intrekking van de kredietlimieten voor Weyl B.V. op alle polissen (zoals Euler stelt en Trading Rijen betwist), geen nadere beoordeling behoeft.
4.31
De slotsom is dat de voorwaardelijke eis in reconventie ondeugdelijk is, zodat de kosten daarvan voor rekening van Euler moeten worden gebracht. ABN Amro heeft geen conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie genomen en heeft enkel tijdens de comparitie hiertegen verweer gevoerd. De proceskosten in voorwaardelijke reconventie aan de zijde van ABN Amro worden begroot op:
salaris advocaat: € 1.290,00 (1,0 punt x 0,5 x tarief VII € 2.580,00 per punt).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1
wijst de vorderingen af,
5.2
veroordeelt ABN Amro in de proceskosten, aan de zijde van Euler tot op heden begroot op € 10.043,00,
5.3
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in voorwaardelijke reconventie
5.4
veroordeelt Euler in de proceskosten, aan de zijde van ABN Amro tot op heden begroot op € 1.290,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L.A. Boer, mr. J.F. Beens en mr. J.J.A. Donkersloot en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2013.