ECLI:NL:RBOBR:2013:4938

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
3 september 2013
Zaaknummer
242175 / HA ZA 12-92
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake beschuldigingen van belangenverstrengeling en onrechtmatige publicaties door gedaagden tegen Bureau Integriteit B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant geoordeeld over de beschuldigingen die door gedaagden zijn geuit tegen Bureau Integriteit B.V. (BING) en haar onderzoekers, [eiser 2] en [eiser 3]. De gedaagden hebben BING beschuldigd van belangenverstrengeling, valsheid in geschrifte, cliëntelisme en manipulatie van de waarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze beschuldigingen ongefundeerd zijn en heeft de gedaagden veroordeeld tot het plaatsen van een rectificatie en het vergoeden van immateriële schade aan BING en de betrokken onderzoekers. De rechtbank heeft ook de tegenvordering van de gedaagden, waarin zij BING beschuldigden van onrechtmatig handelen, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van de gedaagden de eer en goede naam van BING, [eiser 2] en [eiser 3] op onrechtmatige wijze hebben aangetast. De rechtbank heeft de gedaagden ook verboden om nieuwe publicaties te doen die de eer en goede naam van de eisers aantasten, onder dreiging van dwangsommen. Dit vonnis is uitgesproken op 21 augustus 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/242175 / HA ZA 12-92
Vonnis van 21 augustus 2013
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUREAU INTEGRITEIT B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. C.W.J. Okkerse te Almere,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. C.J.M. Weebers-Vrenken te Eindhoven.
Partijen zullen hierna BING en [gedaagden] genoemd worden. Indien de natuurlijke personen afzonderlijk worden bedoeld, zullen zij bij hun achternaam worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 april 2012
  • het proces-verbaal van comparitie van 22 augustus 2012
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staan als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken en op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties de navolgende feiten vast.
2.2.
De gemeente Someren heeft in 2003 een wedstrijd uitgeschreven waarvan de winnaar in aanmerking zou komen om een toeristisch-recreatief bouwproject te ontwikkelen. (De gemeente Someren zal hierna worden aangeduid als de gemeente. Indien gemeente-organen worden genoemd worden hiermee telkens organen van de gemeente Someren bedoeld.) Onder meer [gedaagden] heeft ingeschreven op deze wedstrijd. In totaal waren er twaalf inschrijvers. Het college van B&W heeft op 19 december 2003 besloten alle plannen aan de gemeenteraad voor te leggen en heeft daarbij de voorkeur uitgesproken om de plannen van [A], [gedaagde 2], [B] en [C] verder uit te werken. De gemeenteraad heeft de selectie van het college niet overgenomen heeft op 29 januari 2004 besloten de selectie voort te zetten met Bosgroep Zuid Nederland (alleen in combinatie met een horeca-exploitant), [D], [C], [E] en [A]. Op 25 maart 2004 heeft de gemeenteraad besloten aan de combinatie van [F] en de Bosgroep Zuid Nederland de eerste voorkeur te geven en aan [gedaagden] de tweede voorkeur.
2.3.
De Bosgroep Zuid Nederland is een coöperatie met een groot aantal boseigenaren als leden, waaronder een groot aantal gemeenten en ook de gemeente Someren. De gemeente werd destijds door wethouder Thijs vertegenwoordigd in de algemene ledenvergadering. Op 3 december 2003 is wethouder Thijs benoemd tot bestuurslid van de Bosgroep Zuid Nederland. Vooraf heeft zij het college hierover informeel geïnformeerd. Met ingang van 19 februari 2004 is die functie vermeld in het ‘overzicht nevenfuncties wethouders’ van de gemeente.
2.4.
Een tegen (de rechtmatigheid van) de besluitvorming rond de wedstrijd gerichte klacht van [gedaagden] is op 16 november 2007 door de burgemeester ongegrond verklaard. Op 23 januari 2008 heeft [gedaagden] een verzoek tot onderzoek ingediend bij de Ombudscommissie Zuidoost-Brabant (verder OZOB), die de klachten van [gedaagden] op 1 december 2008 grotendeels gegrond heeft verklaard. Kort gezegd is OZOB van oordeel dat wethouder Thijs heeft gehandeld in strijd met de gemeentewet door haar benoeming niet vooraf aan de gemeenteraad te melden; dat de schijn van partijdigheid is opgewekt doordat de wethouder tijdens de wedstrijd tot een deelnemende partij is toegetreden; dat de wethouder zich had moeten onthouden van deelneming aan de beraadslaging over de wedstrijd; dat de burgemeester de wethouder hierop had moeten aanspreken en dat de gemeenteraad had moeten worden geïnformeerd. Naar aanleiding van het oordeel van OZOB heeft [gedaagden] het bestuur van de gemeente verzocht om het winnende plan te diskwalificeren. De gemeenteraad heeft op 21 januari 2009 besloten het besluit van 25 maart 2004 niet te heroverwegen.
2.5.
Naar aanleiding daarvan heeft [gedaagden] opnieuw een klacht ingediend bij de gemeente en na afwijzing van die klacht opnieuw een verzoek neergelegd bij OZOB. OZOB geeft de klachten van [gedaagden] als volgt weer:
De verzoekende partij is het oneens met het besluit van de gemeenteraad van 18 februari 2009 om de winnaar van de Keelvenwedstrijd niet alsnog te diskwalificeren. Hierdoor zou de gemeenteraad de wet en regelgeving niet hebben nageleefd.
De verzoekende partij is van mening dat de burgemeester zijn taken niet naar behoren uitoefent, omdat hij geen maatregelen heeft getroffen naar aanleiding van het door de gemeenteraad genomen besluit van 18 februari 2009 om de winnaar van de Keelvenwedstrijd niet alsnog te diskwalificeren. De burgemeester zou hierdoor wet en regelgeving niet hebben nageleefd.
De verzoekende partij is van mening dat wethouder Hanssen en het college van B en W niet integer hebben gehandeld en schuldig zijn aan belangenverstrengeling met betrekking tot een gewijzigd plan inzake onderliggende kwestie.
2.6. Bij de behandeling van het verzoek heeft OZOB in november 2009 BING ingeschakeld. Daarbij is aan BING opdracht verstrekt een uitspraak te doen over het al dan niet integer handelen van de gemeente in de Keelvenkwestie (conclusie van antwoord, productie 8).Tijdens het onderzoek van BING heeft [gedaagden] als verzoekende partij tevens gemeld dat zij in dit verband de bejegening door de gemeente Someren aan hun adres getoetst wil zien. BING heeft daar gehoor aan gegeven en tevens aanleiding gezien aandacht te schenken aan de bejegening van de gemeente door [gedaagden]. BING heeft op 17 juni 2010 haar rapport uitgebracht. BING adviseert OZOB om de klachten van [gedaagden] ongegrond te verklaren en geeft [gedaagden] in overweging tot het aangaan van een verontschuldigend en verzoenend gesprek met betrokkenen. Het rapport van BING is door OZOB op 18 juni 2010 per e-mail aan [gedaagden] toegezonden. Bij brief van 2 juli 2010 schrijft [gedaagden] aan OZOB dat de haar gegunde termijn van veertien dagen om op het rapport te reageren te kort is en zij verzoekt om uitstel. Dit uitstel is door OZOB niet verleend. Op 3 juli 2010 geeft [gedaagden] aan OZOB aan op welke punten het rapport van BING in haar ogen tekortschiet. Deze reactie wordt door OZOB voorgelegd aan BING, dat laat weten dat de door [gedaagden] genoemde punten geen aanleiding geven aanvullende werkzaamheden te verrichten. Op 30 augustus 2010 brengt OZOB haar rapport uit. OZOB neemt het advies van BING over, maar blijft bij haar eerder gegeven oordeel over het handelen en nalaten van de betrokken wethouder.
2.7.
[gedaagden] heeft [G](verder [G]) opdracht gegeven om de handelwijze van de gemeente rondom de wedstrijd te onderzoeken. [G] heeft op 3 september 2010 zijn rapport uitgebracht en dat nog aangevuld op 29 december 2010. [G] concludeert dat door de gemeente meerdere criteria van good governance zijn geschonden. Onder meer door functionele belangenverstrengeling was er o.a. sprake van schending van de ‘Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Someren’ uit 2004. Op 6 januari 2011 heeft [gedaagden] een verzoek ingediend bij OZOB om haar rapport van 30 augustus 2010 te herzien, wat door OZOB is geweigerd.
2.8.
Op 27 september 2011 heeft [gedaagden] strafrechtelijk aangifte gedaan tegen ondermeer [eiser 2] en [eiser 3], die beiden als medewerker zijn verbonden aan BING. Op 18 november 2011 heeft het Openbaar Ministerie besloten niet te vervolgen. Daarop heeft [gedaagden] een verzoekschrift ex artikel 12 Strafvordering ingediend bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Dat verzoek is afgewezen.
2.9.
Op de website van het tijdschrift Binnenlands Bestuur heeft [gedaagde 1] namens [gedaagden] in reacties op daar verschenen artikelen over een door de burgemeester van Schiedam opgesteld tegenrapport tegen een door BING over haar functioneren uitgebracht rapport en over de oratie van [eiser 3], meermalen uitlatingen gedaan over BING.
Op 2 november 2011 schrijft [gedaagden] (dagvaarding, productie 6) te kunnen
‘stellen en ook kunnen bewijzen dat moedwillige opzet vanuit cliëntelisme de oorzaak is geweest voor manipulatieve analyse en rapportage door de heer [eiser 2] c.s., omdat u daarbij de juridische en feitelijke waarheidsvinding en- rapportage geweld hebt aangedaan. Het feit dat ons dit ‘integriteitskunstje’ mede werd geflikt door een (internationaal) gerespecteerd docent/lector/hoogleraar op het vakgebied, waar de gemiddelde burger en leerling veelal zowat blind vertrouwen in moet kunnen stellen, is o.i. een verzwarende omstandigheid voor straf- of tuchtmaatregelen, en tenminste voor een verplichting tot rectificatie/intrekken van een rehabilitatie.’
Op 8 november 2011 (dagvaarding, productie 8):
‘Daarbij mag het verleden het BING best wat blijven achtervolgen van ons, gezien de kwaadaardige manipulatie van de waarheid en de schending van vertrouwen en respect. Hopelijk schamen de heren van BING zich flink over wat er nu allemaal op straat ligt en waar ze zich ondanks dreigementen toch niet inhoudelijk tegen verzetten (…) wij weten dat ons integriteitsrapport over BING vrij aardig klopt maar dat van BING over ons verre van dat. Zeker van dat rapport Someren hebben we nu al wettig en overtuigend bewezen dat dit een gemeen net rapport is van een stel bestuurslakeien.’
Verder zijn [eiser 2] en [eiser 3] door [gedaagden] (oktober/november 2011) publiekelijk verantwoordelijk gehouden voor het verschijnen van (dagvaarding, productie 5)
‘een gemanipuleerd rapport, waarin de waarheidsvinding en een eerlijke procesgang geweld zijn aangedaan’en spreekt [gedaagden] van
‘adviesfraude en obstructie van recht en van valse bekentenissen die buiten ede en zonder wederhoren voor waarheid zijn aangenomen.’[gedaagden] stelt in die publicatie dat BING
‘valsheid in geschrifte’pleegde en
‘belangrijke bewijsdocumenten in het onderzoek bewust heeft genegeerd over de belangenverstrengeling respectievelijk het bedrog en de leugens van de betrokkenen bij Bosgroep en gemeente over het precieze verloop van wedstrijd en lobby om de Bosgroep te laten winnen’en
‘dat BING verantwoordelijk is voor een valselijk opgesteld mislukt adviesproduct.’
Op 12 november 2011 schrijft [gedaagden] (dagvaarding, productie 3) dat
‘BING B.V. daaraan[belangenverstrengeling, bedrog en ontkenning van zaken]
heeft meegewerkt en er niet voor is teruggedeinsd om de waarheidsvinding geweld aan te doen in de rapportage, met berekende gevolgen van dien voor alle betrokkenen.’
Op 7 december 2011 schreef [gedaagden] (dagvaarding, productie 4):
‘Als je vervolgens als burger aangifte doet tegen zo’n bureau, wat wij hebben gedaan, vindt er binnen een paar weken al sepot plaats door een OvJ, zo leert de praktijk. Gelukkig bestaat er dan nog de mogelijkheid van een beklag bij het Gerechtshof. Die weg zijn we dan ook ingeslagen tegen het recente sepot van een formele aangifte wegens vermeend strafbaar handelen in de vorm van corruptie van betrokken bestuurders en onrechtmatige advisering door het BING.’
Op 8 december 2011 schrijft [gedaagden] (dagvaarding, productie 9) dat
‘hij([eiser 3])
en zijn team zich welbewust geleend hebben voor lakeienadvisering die niks te maken heeft met waarlijke onderzoeksintegriteit. Gewone burgers noemen dat óók een vorm van corruptie, witteboordencriminaliteit. Daar kun je tegenwoordig als integriteitsondernemer toch gewoon professor mee worden schijnt.’

3.Het geschil

in conventie

3.1.
BING vordert  samengevat - dat [gedaagden] hoofdelijk wordt veroordeeld tot
betaling binnen vijf dagen na het in deze te wijzen vonnis van € 15.000,00 aan BING, € 10.000,00 aan [eiser 2] en € 10.000,00 aan [eiser 3];
het plaatsen binnen acht dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis van een rectificatie op de website van Binnenlands Bestuur, met een afmeting van 10 cm breed en 5 cm hoog, met de tekst:
‘Overeenkomstig een veroordeling daartoe door de rechter van de Rechtbank 's-Hertogenbosch verklaart de heer [gedaagde 1] namens de [gedaagden] Someren over het in 2009/2010 door BING uitgevoerd extern onderzoek over de gang van zaken bij een ontwerpwedstrijd in de Gemeente Someren, dat de beschuldigingen ter zake cliëntelisme, belangenverstrengeling, adviesfraude, kwaadaardige manipulatie, niet integer handelen en beschuldigingen van gelijke strekking volstrekt ongefundeerd zijn. De rechter heeft tevens bepaald dat volstrekt ten onrechte daarbij ook de namen van de onderzoekers de heren [eiser 2] en [eiser 3] van BING zijn bezoedeld. De heren [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan BING en aan de heren [eiser 2] en [eiser 3] en tot het plaatsen van deze rectificatie.’Een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00;
het binnen acht dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis verzenden naar Binnenlands Bestuur van een brief met het dringende verzoek alle publicaties van gedaagden op de website van Binnenlands Bestuur waarin een of meer eisers worden genoemd omgaand te verwijderen, althans - als dat niet mogelijk is - bij elke publicatie op naam van [gedaagde 1] al dan niet namens [gedaagden] te verwijzen naar de onder 2 genoemde rectificatie, met afschrift op dezelfde dag als de verzending naar Binnenlands Bestuur aan BING, een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,00;
een verbod nieuwe publicaties, die de eer en goede naam van (een van de) eisers aantasten te doen, zulks op straffe van een dwangsom van 5.000,00 per overtreding en € 500,00 voor elke dag dat die overtreding niet in het zelfde medium in dezelfde omvang wordt herroepen;
de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente vanaf acht dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vordert  samengevat - dat de rechtbank
verklaart voor recht dat BING onrechtmatig heeft gehandeld door oplevering van de rapportage d.d. 17 juni 2010 aan OZOB
BING veroordeelt tot intrekking van het rapport d.d. 17 juni 2010 binnen 1 week na datum van de uitspraak op straffe van een dwangsom van € 100.000,00 middels schriftelijke bevestiging en tot het publiceren van de volgende tekst op www.binnenlandsbestuur.nl, in het Eindhovens Dagblad met als verspreidingsgebied Zuidoost-Brabant en in de huis-aan-huisbladen van de gemeente Someren en omstreken ‘het Contact’ en ‘het Peelbelang’, vetgedrukt en met een afmeting van minimaal 10 bij 5 cm, zonder enige toevoeging , bespreking of beschouwing van zodanige aard dat het doel of de strekking van onderhavig vonnis zou worden aangetast:
RECTIFICATIEOp last van de rechtbank 's-Hertogenbosch maakt BING B.V. hierdoor bekend dat BING B.V. haar rapport d.d. 17 juni 2010 over de integriteit van bestuurders van de gemeente Someren naar aanleiding van de gang van zaken bij een ontwerp-wedstrijd in de gemeente Someren heeft ingetrokken, vanwege het onrechtmatige karakter van de bevindingen in het rapport, in het bijzonder ten aanzien van ‘[gedaagden]’. De leden van de [gedaagden] zijn door de kwalificaties die BING in het rapport heeft gehanteerd, op onrechtmatige wijze in hun eer en goede naam aangetast. BING B.V. is veroordeeld tot vergoeding van schade die de leden van [gedaagden] als gevolg hiervan hebben geleden en tot onderhavige rectificatie.
BING B.V.[eiser 2] en [eiser 3]’
3. BING veroordeelt tot vergoeding van de schade aan [gedaagden], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
4. BING veroordeelt in de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente
3.5.
BING voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
BING stelt dat zij door de publicaties van [gedaagden] in haar eer en goede naam wordt aangetast en dat zij als gevolg van die publicaties schade lijdt. Zij wordt er door derden op aangesproken en loopt opdrachten mis.
4.2.
[gedaagden] voert als verweer dat BING niet ingaat op gemotiveerde verzoeken het rapport van 17 juni 2010 in te trekken en dat zij daarom genoodzaakt is andere kanalen aan te wenden. Gelet op de context waarin deze zijn gedaan zijn de uitlatingen niet onrechtmatig jegens BING, aldus [gedaagden].
4.3.
[gedaagden] beschuldigt BING in de gewraakte publicaties van belangenverstrengeling, valsheid in geschrifte, cliëntelisme en manipulatie van de waarheid. In haar verweer in conventie en ter onderbouwing van de vordering in reconventie heeft [gedaagden] grieven tegen het rapport van BING aangevoerd die als volgt zijn samen te vatten:
in het rapport is geen toetsingskader opgenomen, waardoor grondslag van de conclusies ontbreekt,
het oordeel van BING over het bestuurlijk handelen door de gemeente steunt uitsluitend op verklaringen van de bestuurders zelf, die kennelijk voetstoots voor waar zijn aangenomen,
[G] komt na gedegen onderzoek tot een tegengestelde conclusie,
BING is buiten de kaders van de opdracht getreden,
BING overschrijdt de eigen doelomschrijving,
BING handelt in strijd met eigen richtlijnen,
het rapport bevat onrechtmatige kwalificaties van het handelen van [gedaagden].
4.4.
Vooropgesteld wordt, dat bij de beoordeling van de hier aan de orde zijnde vraag in beginsel twee, ieder voor zich hoogwaardige, maatschappelijke belangen tegenover elkaar staan. Aan de ene kant het belang dat individuele burgers en organisaties niet door publicaties in de pers worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen en aan de andere kant, kort gezegd, het belang van de vrijheid van meningsuiting (zie in dit verband HR 24 juni 1983, NJ 1984 nr. 801). Bij deze belangenafweging komt gewicht toe aan de feitelijke juistheid van de in de publicaties geuite beschuldigingen.
4.5. De rechtbank is van oordeel dat het [gedaagden] op zichzelf genomen vrij staat kritiek te uiten op de bevindingen van BING in haar advies aan OZOB. BING is werkzaam op het gebied van de integriteit bij gemeenten en mag dan ook verwachten dat haar rapporten op dit terrein onderwerp kunnen worden van een publiek debat in of via de media. Dat daarbij stevige kwalificaties worden gebruikt, ligt gelet op het gevoelige terrein waarop BING zich begeeft, eveneens in de lijn der verwachtingen. Daaraan zijn echter grenzen. Die grens wordt naar het oordeel van de rechtbank overschreden als, zoals in het onderhavige geval, bij herhaling en stelselmatig publiekelijk kwalificaties worden gehanteerd die de eer en goede naam van BING, [eiser 2] en [eiser 3] op onrechtmatige wijze aantasten doordat ze onvoldoende grondslag vinden in de feiten. Aan de hiervoor samengevatte zeven grieven van [gedaagden] tegen het rapport van BING kan met uitzondering van grief 7 (waarover later meer) enige grondslag niet ontzegd worden. Ook als van de gefundeerdheid van de eerste zes grieven wordt uitgegaan, kan dit echter niet leiden tot de conclusie dat BING zich bij het opstellen van het rapport heeft schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling, valsheid in geschrifte, cliëntelisme en manipulatie van de waarheid. Daarbij is van belang dat [gedaagden] zich bij haar publicaties in belangrijke mate heeft laten leiden door het rapport dat [G]. In diens rapportage heeft [G] echter nergens de integriteit van het handelen van BING ter discussie gesteld. Dat heeft hij ook zelf verklaard in een email d.d. 19 januari 2012 die BING bij brief van 3 augustus 2012 voorafgaand aan de comparitie aan de rechtbank en de wederpartij heeft toegezonden. Daarin schrijft [G] onder meer:
‘In mijn rapport staat overigens nergens dat BING niet deugt. Ik heb een heel ander onderzoek gepresenteerd (inhoudelijk, via een andere methode van onderzoek).’Een en ander maakt dat het verweer van [gedaagden] dat de beschuldigende uitlatingen gerechtvaardigd zijn in verband met de ernst van de gemelde misstand en de mate waarin de verdenkingen ten tijde van de publicatie steun vinden in het bewijsmateriaal, niet opgaat. [gedaagden] is doorgeschoten in haar kritiek door op de man te gaan spelen en heeft zich daarbij bezondigd aan kwalificaties aan het adres van BING, [eiser 2] en [eiser 3] die zij niet hard heeft kunnen maken. De rechtbank is van oordeel dat BING, [eiser 2] en [eiser 3] door deze onterechte beschuldigingen in hun eer en goede naam worden aangetast waardoor deze beschuldigingen jegens hen onrechtmatig zijn. [gedaagden] zal zich in het vervolg dan ook dienen te onthouden van het publiceren van dergelijke beschuldigingen jegens BING, [eiser 2] en [eiser 3].
4.6.
BING vordert vergoeding van door haar geleden schade bestaande uit - zo begrijpt de rechtbank - vermogensschade wegens het mislopen van opdrachten en immateriële schade wegens de aantasting in de eer en goede naam.
4.7.
Ten aanzien van de gestelde vermogensschade overweegt de rechtbank als volgt. Dat BING als gevolg van de publicaties opdrachten is misgelopen, heeft zij onvoldoende onderbouwd. BING noemt één concrete opdracht die niet door zou zijn gegaan omdat BING teveel in de publiciteit was. Dat daarmee werd gedoeld op de publicaties door [gedaagden] is niet voldoende aannemelijk gemaakt. BING stond immers in dezelfde periode in de publiciteit in verband met het door de burgemeester van Schiedam uitgebrachte tegenrapport tegen het door BING in de betreffende kwestie uitgebrachte rapport.
4.8.
In de omstandigheid dat BING, [eiser 2] en [eiser 3] door de onrechtmatige publicaties in hun eer en goede naam zijn aangetast, ziet de rechtbank aanleiding tot toekenning van een immateriële schadevergoeding. Daarbij is meegewogen dat [gedaagden] zich blijkens de door haar gekozen methoden van publicatie (publicatie op de Website van Binnenlands Bestuur en gerichte aanschrijving van gemeenten) met name heeft willen richten op de groep waaruit BING haar klanten moet halen. Daaruit kan worden afgeleid dat [gedaagden] ook daadwerkelijk het oogmerk had BING c.s. nadeel toe te brengen. De schade wordt naar billijkheid begroot op € 500,00 voor elk van benadeelden. In zoverre komt vordering sub 1 voor toewijzing in aanmerking.
4.9.
Ten aanzien van vordering sub 2 overweegt de rechtbank, dat deze in licht gewijzigde vorm voor toewijzing in aanmerking komt. De rechtbank acht het wenselijk overbodige kwalificaties te schrappen. De vorderingen sub 3 en 4 komen eveneens voor toewijzing in aanmerking, met uitzondering van het tweede deel van vordering sub 4. Een verbod op nieuwe negatieve publiciteit moet toereikend worden geacht. De gevorderde dwangsommen zullen worden beperkt als hieronder volgt. Voorts acht de rechtbank het ter vermijding van executiegeschillen aangewezen de termijnen voor nakoming van de veroordelingen te verruimen.
4.10.
[gedaagden] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van BING worden (uitgaande van hetgeen toewijsbaar is) begroot op:
- dagvaarding €  85,02
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 1.789,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
904,00(2 punten × tarief € 452,00)
Totaal €  2.778,02
in reconventie
4.11.
BING heeft geen schriftelijke conclusie van antwoord in reconventie ingediend. De raadsman van BING heeft ter comparitie aangevoerd dat hij in een antwoordconclusie wil reageren op de vordering in reconventie. Zoals in het comparitievonnis is vermeld, moeten verweerders in reconventie een schriftelijke conclusie van antwoord uiterlijk twee weken voor aanvang van de comparitie worden toegezonden en kan deze conclusie na de comparitie niet meer genomen worden. Derhalve zal BING geen gelegenheid meer krijgen voor een schriftelijke reactie op de vordering in reconventie.
4.12.
Ter comparitie heeft BING mondeling geconcludeerd tot afwijzing van de vordering in reconventie. In de kern komt het verweer van BING er op neer, dat het door haar aan OZOB uitgebrachte rapport niet onrechtmatig is jegens [gedaagden]. Mede gelet op de samenhang tussen de conventie en de reconventie heeft BING hiermee de vordering in reconventie voldoende weersproken, zodat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil in reconventie toe kan komen.
4.13.
In de kern komen de stellingen van [gedaagden] er op neer, dat BING onrechtmatig jegens [gedaagden] heeft gehandeld door een ondeugdelijk rapport aan OZOB uit te brengen met onrechtmatige kwalificaties ten aanzien van [gedaagden]. Met haar vorderingen wil [gedaagden] vooral bereiken, dat BING veroordeeld wordt het rapport in te trekken. [gedaagden] voorziet dat OZOB in dat geval haar standpunt zal herzien en dat de gemeenteraad van Someren vervolgens haar besluit van 25 maart 2004 zal heroverwegen.
4.14.
[gedaagden] onderbouwt haar stelling dat BING een ondeugdelijk rapport heeft uitgebracht (net als in de procedure in conventie) met de volgende punten:
in het rapport is geen toetsingskader opgenomen, waardoor grondslag van de conclusies ontbreekt,
het oordeel van BING over het bestuurlijk handelen door de gemeente steunt uitsluitend steunt op verklaringen van de bestuurders zelf, die kennelijk voetstoots voor waar zijn aangenomen,
[G] komt na gedegen onderzoek tot een tegengestelde conclusie,
BING is buiten de kaders van de opdracht getreden,
BING overschrijdt de eigen doelomschrijving,
BING handelt in strijd met eigen richtlijnen,
het rapport bevat onrechtmatige kwalificaties van handelen [gedaagden].
4.15.
De rechtbank stelt voorop, dat de kritiek van [gedaagden] op het rapport, ook indien deze geheel of ten dele terecht zou zijn, niet zonder meer met zich brengt dat het rapport als onrechtmatig jegens [gedaagden] moet worden gekwalificeerd. Van onrechtmatigheid jegens [gedaagden] kan in het onderhavige geval slechts sprake zijn indien BING bij een juiste opzet en uitvoering van het onderzoek volgens de door haar gehanteerde methode en criteria geen andere conclusie had kunnen trekken dan dat de besluitvorming bij de gemeente niet integer is verlopen. Zij zou dan in feite bewust op een voor de gemeente welgevallige uitkomst aangestuurd moeten hebben. Hetgeen [gedaagden] heeft gesteld is echter onvoldoende om zodanige conclusie kunnen dragen. Voor zover [gedaagden] zich in dit verband heeft willen beroepen op het rapport van [G], volgt de rechtbank haar daarin niet. [G] komt in zijn rapport weliswaar tot negatieve conclusies over de besluitvorming bij de gemeente, maar heeft daarbij geheel andere criteria en een geheel andere onderzoeksmethode gehanteerd. Het is opmerkelijk dat de verschillende benaderingen van BING en [G] tot zulke verschillende uitkomsten leiden, maar het rapport van [G] is geen beoordeling van het rapport van BING en evenmin een second opinion. [G] schrijft ook zelf (conclusie van antwoord/eis, productie 16 blz. 5):
‘de inhoud van het (concept)rapport van BING en de wijze waarop dit bureau zich van zijn taak heeft gekweten zijn geen onderwerp van onderzoek of beschouwing’.
4.16.
Voor zover [gedaagden] heeft willen stellen, dat BING onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door het handelen van [gedaagden] in haar onderzoek te betrekken, overweegt de rechtbank het volgende. Zoals door [gedaagden] terecht naar voren is gebracht was de opdracht van OZOB aan BING een oordeel te geven over het al dan niet integer handelen van de gemeente. Die opdracht is - kennelijk met instemming van OZOB - op verzoek van [gedaagden] uitgebreid met de bejegening van [gedaagden] door de gemeente. Uit de rapportage van BING blijkt dat BING vervolgens zelfstandig de keuze heeft gemaakt ook de bejegening van de gemeente door [gedaagden] te beoordelen. BING schrijft immers in haar rapport (dagvaarding, productie 1 blz. 25 sub 10.3):
‘Daar bejegening tweezijdig en reactief is (gemeente-klagers) en de bejegening van klagers eveneens is behandeld, is er voor gekozen in deze rapportage ook aandacht te schenken aan de bejegening door de klagers.’BING heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken dat zij hiermee buiten de grenzen van de opdracht is getreden, zodat daar in rechte van uitgegaan dient te worden. De omstandigheid dat BING buiten de grenzen van de door OZOB verstrekte opdracht is getreden door het optreden van [gedaagden] in de beoordeling te betrekken, is niet zonder meer te kwalificeren als een onrechtmatige daad jegens [gedaagden] als bedoeld in artikel 6:162, lid 2, BW. BING heeft in haar rapport (blz.27) de bejegening van de gemeentelijke autoriteiten door [gedaagden] als ‘
onfatsoenlijk en disproportioneel’gekwalificeerd. Dat de door BING gebruikte kwalificaties in de publiciteit zijn gekomen, is door [gedaagden] echter op geen enkele wijze met perspublicaties of anderszins onderbouwd, zodat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat (leden van) [gedaagden] in hun eer en goede naam zijn aangetast. De enkele omstandigheid dat BING toestemming heeft gegeven tot openbaarmaking van het rapport is in dit verband niet toereikend. Daarbij komt dat de juistheid van de beschrijving die BING in paragraaf 10.3 van haar rapport heeft gegeven van de bejegening door [gedaagden] bestuurders van de gemeente als zodanig door [gedaagden] niet weersproken is. Die beschrijving kan de door BING gegeven kwalificatie van het optreden van [gedaagden] in voldoende mate dragen.
4.17.
De slotsom is dat niet is komen vast te staan, dat BING onrechtmatig jegens [gedaagden] heeft gehandeld. Reeds om die reden komen de vorderingen van [gedaagden] niet voor toewijzing in aanmerking. Derhalve komt de rechtbank niet toe aan de vraag of [gedaagden] voldoende heeft gesteld om de mogelijkheid aannemelijk te achten, dat zij door de door BING gebruikte kwalificaties schade heeft geleden.
4.18.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Vanwege de samenhang tussen de procedure in conventie en in reconventie en vanwege de omstandigheid dat BING heeft nagelaten een schriftelijke conclusie van antwoord in reconventie in het geding te brengen, zullen de kosten aan de zijde van BING worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk, om:
binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis € 500,00 aan BING, € 500,00 aan [eiser 2] en € 500,00 aan [eiser 3] te betalen;
binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis een rectificatie te (doen) plaatsen op de website van Binnenlands Bestuur, met een afmeting van 10 cm breed en 5 cm hoog, met de tekst:
Overeenkomstig een veroordeling daartoe door de rechter van de Rechtbank Oost-Brabant verklaart de heer [gedaagde 1] namens de [gedaagden] Someren over het in 2009/2010 door BING uitgevoerd extern onderzoek over de gang van zaken bij een ontwerpwerdstrijd in de Gemeente Someren, dat de beschuldigingen ter zake belangenverstrengeling, valsheid in geschrifte, cliëntelisme, manipulatie van de waarheid en beschuldigingen van gelijke strekking ongefundeerd zijn. De rechter heeft tevens bepaald dat door het gebruik van deze kwalificaties ten onrechte ook de namen van de onderzoekers de heren [eiser 2] en [eiser 3] van BING zijn bezoedeld. De heren [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens immateriële schade aan BING en aan de heren [eiser 2] en [eiser 3] en tot het plaatsen van deze rectificatie.Een en ander op straffe van verbeurte van een (éénmalige) dwangsom van € 10.000,--bij niet-leving van deze veroordeling;
3. binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis naar Binnenlands Bestuur van een brief te verzenden met het dringende verzoek alle publicaties van gedaagden op de website van Binnenlands Bestuur waarin een of meer eisers worden genoemd omgaand te verwijderen, althans - als dat niet mogelijk is - bij elke publicatie op naam van [gedaagde 1] al dan niet namens [gedaagden] te verwijzen naar de onder 2 genoemde rectificatie, met afschrift op dezelfde dag als de verzending naar Binnenlands Bestuur aan BING. Een en ander op straffe van verbeurte van een (éénmalige) dwangsom van € 10.000,--bij niet-naleving;
4. nieuwe publicaties, die de eer en goede naam van (een van de) eisers aantasten, achterwege te laten, zulks op straffe van een dwangsom van 5.000,- per overtreding;
5.2.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voor zover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van BING tot op heden begroot op € 2.778,02, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van acht dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van BING tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.B. van Daalen en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2013.