ECLI:NL:RBOBR:2013:4890
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- F.M. Tadic
- Rechtspraak.nl
Verzoek voorlopige voorziening inzake huurtoeslag en terugvordering
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst Toeslagen, waarin werd meegedeeld dat een voorschot huurtoeslag van €1.288,00 zou worden verrekend met een openstaande terugvordering van huurtoeslag uit 2008. Verzoekster stelde dat deze verrekening in strijd was met de beslagvrije voet en verzocht de voorzieningenrechter om schorsing van het besluit.
Tijdens de zitting op 27 augustus 2013 was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de Belastingdienst Toeslagen zonder bericht van verhindering niet verscheen. De voorzieningenrechter heeft onmiddellijk na de zitting uitspraak gedaan. In zijn beslissing schorste hij het besluit van 17 juli 2013 tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd de Belastingdienst Toeslagen veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van €160,00 en de proceskosten van verzoekster, die in totaal €948,88 bedroegen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de Belastingdienst Toeslagen in strijd met artikel 8:83, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht had gehandeld door de op de zaak betrekking hebbende stukken niet tijdig te overleggen. Dit werd gezien als minachting voor de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft de stellingen van verzoekster voorlopig als juist aanvaard en de voorlopige voorziening toegewezen, waarbij het belang van verzoekster bij een onverwijlde voorziening zwaarder woog dan het belang van de Belastingdienst bij onmiddellijke uitvoering van het besluit. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.