ECLI:NL:RBOBR:2013:4877

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
01/839351-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met psychische problematiek en ontoerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 30 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenote op 13 maart 2013 in Veldhoven met een honkbalknuppel heeft geslagen. De verdachte heeft verklaard dat hij ernstige financiële problemen had en dat hij in een psychische crisis verkeerde, waarbij hij stemmen hoorde van overleden familieleden. Hij heeft geprobeerd zijn echtgenote van het leven te beroven, maar de uitvoering van dit misdrijf is niet voltooid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict, op basis van rapporten van psychologen die een bipolaire stoornis en andere psychische problemen hebben vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en hem de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar opgelegd. De rechtbank heeft ook de onttrekking aan het verkeer van de honkbalknuppel bevolen, aangezien dit voorwerp is gebruikt bij het delict. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van het delict en de psychische toestand van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/839351-13
Datum uitspraak: 30 augustus 2013
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboorteplaats] op [1946],
wonende te [woonplaats],[adres],
thans gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 27 mei 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 maart 2013 te Veldhoven ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten
rade zijn echtgenote, genaamd[slachtoffer], van het leven te beroven, met
dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde
[slachtoffer] met een honkbalknuppel, althans een slagwapen, meermalen met kracht
tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 maart 2013 te Veldhoven aan zijn echtgenote, genaamd[slachtoffer]
, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel (te weten een of meerdere botbreuken), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk met een honkbalknuppel, althans een slagwapen, meermalen met
kracht tegen het lichaam te slaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijsoverweging.

Verdachte heeft verklaard dat hij ernstige financiële problemen had en dat hij dit niet aan zijn echtgenote had verteld. Op 13 maart 2013 te 09.00 uur had verdachte een afspraak over de naderende huisuitzetting door de gemeente. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij in de periode voor en op 13 maart 2013 veelvuldig stemmen hoorde van overleden familieleden. Deze vertelden hem dat hij en zijn vrouw naar hen toe moesten komen.
Tot wanhoop gedreven wilde verdachte een einde maken aan zijn leven. Hij heeft besloten dat hij zijn echtgenote niet alleen wilde achterlaten in de financiële malaise en wilde haar mee de dood in nemen. Verdachte heeft dat laatste tijdens de behandeling van de zaak ter terechtzitting van 16 augustus 2013 nog eens bevestigd.
Verdachte heeft vóór 13 maart 2013 een afscheidsbrief opgesteld, in de vorm van een e-mailbericht gericht aan de medewerker van de gemeente waarmee hij op 13 maart 2013 voornoemde afspraak zou hebben. Verdachte heeft het e-mailbericht niet daadwerkelijk verzonden, maar heeft dit bericht geopend en (zonder schermbeveiliging) op het scherm van zijn in werking zijnde laptop in de woonkamer van zijn woning laten staan. Hierdoor kon een ieder die de woning betrad dat bericht lezen.
Verdachte heeft in de nacht van 12 op 13 maart 2013 de honkbalknuppel gepakt die in zijn slaapkamer stond. Dit betreft een massief houten knuppel. Vervolgens is hij naar zijn echtgenote gegaan en heeft haar minstens tweemaal met de honkbalknuppel geslagen. Hij heeft zijn echtgenote hierdoor verwond aan haar hoofd en arm. Zij heeft als gevolg hiervan een hersenkneuzing en een gebroken arm opgelopen.
Verdachte heeft verklaard dat hij in een soort waan was en dat hij als het ware wakker werd toen zijn echtgenote hem toeschreeuwde dat hij moest stoppen met slaan. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren dat hij zijn vrouw daadwerkelijk heeft geslagen, maar dat hij wel wist dat hij de honkbalknuppel heeft gepakt. Op het moment dat hij uit zijn ‘waan’ kwam, stond hij met de honkbalknuppel in zijn hand naast het bed waarin zijn vrouw lag. Hij zag dat zijn vrouw gewond was. Ook heeft verdachte verklaard dat er geen andere personen in de woning aanwezig waren.
Met het slaan met de honkbalknuppel tegen het hoofd van zijn echtgenote heeft verdachte welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij hierdoor kon komen te overlijden. Hij heeft derhalve opzettelijk geprobeerd zijn echtgenote van het leven te beroven.
Verdachte heeft zijn daad tevoren bewust gepland. Verdachte heeft zichtbaar in de woning een afscheidsbrief achtergelaten. Daarin heeft hij onder meer verwoord dat hij zich, gelet op de (financiële) problemen, gedwongen voelde tot het beëindigen van zijn leven en dat van zijn echtgenote. Verdachte heeft voldoende tijd en gelegenheid gehad zich te bedenken wat de gevolgen waren van uitvoering van het door hem bedachte. Gelet hierop is er sprake van voorbedachten rade.
Het gegeven dat verdachte kampte met psychische problemen staat een bewezenverklaring ten aanzien van het opzet van verdachte en de voorbedachten rade niet in de weg. De rechtbank zal de (psychische) problemen van verdachte uiteraard wel meewegen in de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft geprobeerd zijn echtgenote van het leven te beroven.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 13 maart 2013 te Veldhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade zijn echtgenote, genaamd[slachtoffer], van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [slachtoffer] met een honkbalknuppel met kracht tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

De rechtbank komt wel tot een bewezen verklaring van het primair ten laste gelegde, maar acht de verdachte hiervoor niet strafbaar. De rechtbank baseert haar standpunt op de inhoud van onderstaande rapporten.
Op 3 juli 2013 heeft de psycholoog drs. B.Y. van Toorn een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:

Er is sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van fronto-subcorticaal disfunctioneren, en, mede als gevolg daarvan, een bipolaire stoornis NAO (organisch geïnduceerd). De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestaat uit afhankelijke, ontwijkende en enige borderline persoonlijkheidstrekken. Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde was zowel de ziekelijke stoornis als de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig en was betrokkene volledig ontregeld. Dat beïnvloedde betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. In aanloop tot het plegen van het ten laste gelegde was er sprake van een ernstig ontregelde stemming die gepaard ging met ontremming, verhoogde impulsiviteit, angst voor liefdesverlies, uitzichtloosheid, suïcidale ideatie, angsten en dissociatieve symptomen. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een verbroken realiteitscontact, waarbij het gedrag maximaal bepaald werd door de stoornis. Bij het advies aangaande de mate van toerekeningsvatbaarheid heeft rapporteur meegewogen dat het contact met de realiteit verbroken was. Op basis hiervan is het advies om betrokkene als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Op 16 juli 2013 heeft de psychiater J.L.M. Dinjens een rapport omtrent verdachte uitgebracht. De conclusie en het advies luiden:

Er is bij betrokkene sprake van een bipolaire stoornis NAO (met een organische oorsprong) met een depressieve stemming en psychotische en dissociatieve kenmerken. Er is sprake van een gedragsverandering als gevolg van fronto-subcorticale schade. In de persoonlijkheid zijn er narcistische, vermijdende en afhankelijke kenmerken, echter niet op het niveau van een stoornis. De stoornissen waren ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde aanwezig, zodanig dat dit mede daaruit kan worden verklaard. In de aanloop naar en ten tijde van het ten laste gelegde was er in toenemende mate sprake van een ernstig depressief toestandsbeeld, waarbij er sprake was van een verenging van het bewustzijn en betrokkene het contact met de realiteit in toenemende mate verloor. Betrokkene zag geen uitweg meer en er was geen alternatief dan samen met zijn vrouw uit het leven te stappen. Ten tijde van het ten laste gelegde ontkoppelde het bewustzijn zich en heeft hij gehandeld vanuit een dissociatie, wat ook het partiële geheugenverlies kan verklaren. Dat gebeurde in volledige mate. De psychiater adviseert betrokkene ten aanzien van het ten laste gelegde als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
Gelet op de inhoud van het dossier en de hiervoor aangehaalde rapporten is de rechtbank van oordeel dat er feiten en omstandigheden bestaan die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte dient ten tijde van het plegen van het feit als volledig ontoerekenbaar te worden aangemerkt ten aanzien van het bewezen verklaarde delict. Verdachte zal derhalve als niet strafbare dader worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie vordert de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar en verbeurd verklaring van het in beslag genomen goed.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de maatregelen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan,
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank komt wel tot een bewezen verklaring van het primair ten laste gelegde, maar acht de verdachte hiervoor niet strafbaar. De rechtbank zal verdachte naast de onttrekking aan het verkeer van de honkbalknuppel de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar opleggen. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de volgende rapportages die over verdachte zijn opgesteld.
Op 3 juli 2013 heeft de psycholoog drs. B.Y. van Toorn een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Het advies luidt:

De kans op recidive wordt grotendeels ingegeven door zowel factoren uit somatische, de psychiatrische, als uit de persoonlijkheidsproblematiek. Betrokkene beschikt echter ook over belangrijke beschermende factoren. Op basis hiervan komt rapporteur tot de inschatting dat de kans op recidive aanwezig is, maar teruggedrongen kan worden door een gepast behandel- en begeleidingstraject. Betrokkene zal gevoelig blijven voor spanningen in zijn leven die kunnen ontstaan door financiële problemen, gebrek aan huisvesting en dergelijke. Hierdoor zou de kans op recidive op kunnen lopen, zeker indien de relatie met de echtgenote hersteld zou worden.
De problematiek van betrokkene behoeft zowel psychiatrische als psychologische behandeling. De psychiatrische behandeling dient te bestaan uit het eventueel instellen op medicatie. Psychologische behandeling dient te bestaan uit een psychotherapeutisch traject waarbij er aandacht komt voor psycho-educatie, het ontwikkelen van meer aangepaste copingmechanismen, het op gang brengen van het rouwproces, het verstevigen van het zelfbeeld en eventueel relatietherapie mocht de relatie tussen betrokkene en zijn echtgenote zich hervatten. Begeleiding dient te bestaan uit hulp bij het vinden van gepaste woonruimte, het verkrijgen van inkomen en dergelijke. Een dergelijke behandeling kan gestalte krijgen bij de reguliere GGZ, zoals bijvoorbeeld de GGZ Eindhoven, dient klinisch te starten en vervolgens ambulant gecontinueerd te worden. De behandeling en begeleiding kunnen plaats vinden binnen het juridisch kader van een plaatsing conform artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
Op 16 juli 2013 heeft de psychiater J.L.M. Dinjens een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Het advies luidt:

Er is een zeer sterk en causaal verband tussen stoornis en delict. Het klinisch recidiverisico wordt onbehandeld als matig ingeschat. Behandeling en het monitoren van de stemming alsmede de neurologische en cardiovasculaire gesteldheid zijn van cardinaal belang om het recidiverisico te verminderen. Betrokkene staat open en is gemotiveerd voor behandeling. Onderzoeker adviseert betrokkene te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van maximaal een jaar. Gezien de atypische problematiek in de forensische populatie wordt geadviseerd betrokkene te plaatsen op een gesloten afdeling van een gespecialiseerde oudereninstelling. Hierbij is er een voorkeur voor de eigen regio vanwege familiebezoeken en eventuele resocialisatie in de toekomst.
De rapporteur van de reclassering heeft in zijn rapport van 24 juli 2013 opgenomen dat de reclassering zich kan vinden in het voornoemde advies van de pro justitia rapporteurs.
De rechtbank conformeert zich aan de bovenstaande conclusies en adviezen en neemt deze over. Met de psycholoog en de psychiater is de rechtbank van oordeel dat met het opleggen van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht het recidiverisico bij verdachte op het plegen van een soortgelijk strafbaar feit, alsmede de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen in voldoende mate kan worden beteugeld. De voorkeur van de rechtbank gaat, gelet ook op de adviezen van de deskundigen, uit naar een zo spoedig mogelijke plaatsing van verdachte binnen een GGZ-instelling nabij de eerdere woonplaats van verdachte, zoals GGZ Eindhoven.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht laten plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat het in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit een voorwerp is met behulp van welke het feit is begaan en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 36b, 36c, 37, 45, 289.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Ten aanzien van primair:
poging tot moord.
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor echter niet strafbaar.
Ten aanzien van primair:
Ontslag van alle rechtsvervolging;
De rechtbank legt op de volgende maatregelen.

Onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen goed, te weten:

een honkbalknuppel.
Ten aanzien van primair:
Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. van Lokven, voorzitter,
mr. drs. W.A.F. Damen en mr. E.M.J. Raeijmaekers, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 30 augustus 2013.
De voorzitter, mr. S. van Lokven, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.