Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
artikel 8 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens.(hierna: EVRM) en artikel 10 van de Grondwet. Inmenging op het recht op privé-leven door de overheid is slechts toegestaan voor zover noodzakelijk en door de wet voorzien.
Wet politiegegevens (hierna: Wpg)is bepaald dat in bijzondere gevallen, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend belang, kan worden besloten tot het verstrekken van politiegegevens aan derden voor onder meer het opsporen van strafbare feiten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de betreffende beelden van de toezichtcamera’s politiegegevens als bedoeld in de Wpg.
Aanwijzing opsporingsberichtgeving van het College van procureurs-generaal (hierna: Aanwijzing).
Het standpunt van de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging.
Vrijspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte weliswaar dicht op het geweldincident stond, maar zelf niets heeft gedaan. Ook niet is gebleken dat de verdachte verbaal een bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank is echter - met de raadsman - van oordeel dat verdachtes bijdrage aan het openlijk geweld onvoldoende significant is voor een bewezenverklaring van het in vereniging plegen van geweld. Het enkele zich dichtbij ophouden bij de groep van waaruit geweld plaatsvindt en het daarmee de groep getalsmatig versterken is onvoldoende om tot een dergelijke bijdrage te kunnen concluderen. In het onderhavige geval zijn geen gedragingen geconstateerd die, afhankelijk van de omstandigheden, een voldoende wezenlijke bijdrage kunnen opleveren. In het bijzonder kan niet worden geconcludeerd dat verdachte anderen heeft aangemoedigd tot het plegen van geweld of anderszins een versterkende rol heeft vervuld.
De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van al hetgeen hem ten laste is gelegd.