Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs.
. [2] / [3]
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van 255 kilogram apaan, een stof die gebruikt wordt voor de vervaardiging van amfetamine. De verdachte werd op 30 oktober 2012 in Waalre aangehouden na een politieonderzoek dat begon met een melding van een koerierszending. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij de ontvangst en opslag van de apaan, en dat hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat deze stof bestemd was voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en het verweer van de verdediging verworpen, waarbij werd gesteld dat de tenlastelegging onvoldoende feitelijk was. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging voldeed aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering. De bewijsvoering was gebaseerd op diverse proces-verbalen en getuigenverklaringen die de betrokkenheid van de verdachte bij de zending van apaan bevestigden. De rechtbank achtte de verklaringen van de medeverdachten en getuigen betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte. De uitspraak is gedaan op basis van artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 10 en 10a van de Opiumwet.