ECLI:NL:RBOBR:2013:4618

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2013
Publicatiedatum
20 augustus 2013
Zaaknummer
01/845304-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en brandstichting in Uden

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en brandstichting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar, conform de eis van de officier van justitie, met aftrek van voorarrest. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 september 2012 in Uden, waar de verdachte een man, hierna te noemen [slachtoffer], met een mes heeft gestoken en vervolgens brand heeft gesticht in diens woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door hem meermalen met een mes in de hals, buik en billen te steken, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De verdachte heeft tijdens het proces geen medewerking verleend aan het onderzoek in het Pieter Baan Centrum, wat door de rechtbank als een negatieve factor werd beschouwd.

De rechtbank heeft de verklaringen van [slachtoffer] als consistent en verifieerbaar beoordeeld, terwijl de lezing van de verdachte als ongeloofwaardig werd afgewezen. De verdachte heeft verklaard dat hij zich niet bewust was van het steken, maar de rechtbank oordeelde dat de hoeveelheid en locatie van de verwondingen niet duiden op een aanval door [slachtoffer]. Daarnaast heeft de verdachte brand gesticht in de woning van [slachtoffer], wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding van €12.848,85 volledig toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht werd tot betaling aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/845304-[verdachte]
Strafrecht
Parketnummer: 01/845304-12
Datum uitspraak: 20 augustus 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [adres 1],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 januari 2013, 17 mei 2013 en 6 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 december 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 september 2012 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk
[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans éénmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de hals en/of de buikstreek en/of de bil(len), althans in het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 289/287 juncto 45 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 26 september 2012 in de gemeente Uden, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan [adres 2], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk vuur van een kaars, in elk
geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer
goed(eren), althans één of meer brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan brand
is ontstaan terwijl daarvan
-gemeen gevaar voor die woning en/of de in die woning en/of zich in de
nabijheid van die woning/belendende percelen aanwezige goederen, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen, en/of
-levensgevaar voor en/of zwaar lichamelijk letsel voor zich in die woning
en/of zich in de nabijheid van die woning/belendende percelen bevindende
personen, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een
ander of anderen, te duchten was;
(Artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de poging tot doodslag (feit 1) en het opzettelijk brandstichten met gevaar voor goederen en personen (feit 2) bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van het beroep op noodweer(-exces) met betrekking tot feit 1 stelt de officier van justitie dat uitgegaan moet worden van de consistente verklaringen van [slachtoffer] welke verklaringen op belangrijke punten juist zijn gebleken. Verdachte daarentegen heeft eerst bij de rechter-commissaris op 8 juli 2013 een verklaring afgelegd, nadat hem de inhoud van het gehele procesdossier bekend was geworden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich ten aanzien van feit 1 en 2 primair op het standpunt dat niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft begaan, zodat vrijspraak dient te volgen. Ten aanzien van feit 1 stelt de verdediging zich subsidiair op het standpunt dat sprake is van noodweer en ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. [slachtoffer] heeft telkens wisselend verklaard, onder meer over het vermeende cocaïnegebruik van verdachte. De verklaringen van [slachtoffer] zijn daarom niet betrouwbaar. De verklaring van verdachte is daarentegen wel geloofwaardig omdat deze op punten verifieerbaar is, met name gelet op de aard van het letsel dat verdachte heeft bekomen in de worsteling met het slachtoffer. Naar de mening van de verdediging betreft het hier overduidelijk afweerletsel.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 27 september 2012, omstreeks 00.10 uur en 00.14 uur krijgen verbalisanten het verzoek van de centralist van het Gemeenschappelijk Meldcentrum te ’s-Hertogenbosch om te gaan naar [adres 3] te Uden. Op dit adres gaat een brandalarm af en er zou een persoon op de grond liggen met steekwonden. Omstreeks 00.14 uur zijn verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] als eersten ter plaatse en zien een aantal personen hevig gebarend voor het appartementencomplex staan. Verbalisanten zien dat er rook uit de entreehal en de ramen van de bovenste woning komt. Aan de achterzijde van de entreehal treffen zij een hevig bloedende man, naar later blijkt [slachtoffer], aan. [slachtoffer] ligt voor de toegangsdeur van huisnummer [nr.]. Het appartementencomplex bestaat uit de huisnummers [nr.]. Verbalisant [verbalisant 2] ziet dat er hevige rookontwikkeling ontstaat bij de toegangsdeur van huisnummer [nr.].
Omstreeks 00.17 uur komen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] eveneens ter plaatse. Zij zien dat er meerdere personen op straat staan die in paniek zijn. [verbalisant 3] ziet [slachtoffer] in de hal in een plas met bloed liggen en ziet dat het lichaam van [slachtoffer] is besmeurd met bloed. Hij ziet dat [slachtoffer] meerdere steekwonden heeft in zijn onderbuik. Op zijn vraag wie dat gedaan heeft, vertelt [slachtoffer] dan dat ene [naam 1] uit Oss de dader is, 28 jaar oud en dat het telefoonnummer van de dader in een telefoon staat die op zijn bureau ligt. [verbalisant 3] ziet in de hal zwarte rook uit een woning komen. Dit blijkt later de woning van [slachtoffer] (huisnummer[nr.]) te zijn.
Gezien de hevige rookontwikkeling en de temperatuurstijging in de entreehal slepen verbalisanten [slachtoffer] naar buiten. Hierna zijn zij de naastgelegen appartementen binnengegaan om de bewoners te waarschuwen het appartementencomplex te verlaten. De brandweer heeft later de bewoners van huisnummers [nr.] in veiligheid gebracht door hen van het balkon te halen [1] . De ter plaatse gearriveerde medewerkers van de ambulance delen verbalisanten mede dat [slachtoffer] diverse steekwonden heeft en dat hij met spoed naar het Radboud ziekenhuis te Nijmegen wordt gebracht. [2] [3]
[slachtoffer] heeft verschillende verklaringen afgelegd over de gebeurtenissen op 26 september 2012. In grote lijnen heeft hij verklaard dat verdachte op 26 september 2012 bij hem thuis is gekomen aan de [adres 2] te Uden. Hij heeft verdachte omstreeks 21.30 uur ge-sms’t. Na deze sms was verdachte er binnen een kwartier. Verdachte en [slachtoffer] hebben seksueel contact met elkaar gehad, een filmpje gekeken en wat gedronken. [slachtoffer] zat achter zijn computer te chatten met een kennis, genaamd [persoon 1], toen verdachte achter hem kwam staan en vroeg of hij een massage wilde. Hij voelde toen plotseling een mes op zijn keel. Met het mes werd een snijbeweging van links naar rechts onder zijn keel door gemaakt. Hij heeft hierna de hand van verdachte met het mes geprobeerd te pakken. Ze raakten in een worsteling en op enig moment lagen ze tussen de bank en het eetkamerstel. Verdachte zat met een knie op zijn rechterschouder/borst en bleef op hem insteken met het mes. [slachtoffer] probeerde het steken af te wenden door onder andere weg te draaien. Hij had geen idee waarom verdachte op hem instak en hij vroeg dat aan verdachte. Hij voelde zich zwakker worden. Opeens stopte verdachte met steken en zei dat hij 112 ging bellen. Verdachte pakte een kaars die voor het raam in een stolp stond, is naar de slaapkamer gegaan en heeft daar iets gedaan dat [slachtoffer] niet kon zien. Toen verdachte in de slaapkamer was hoorde hij het klikken van een aansteker. Toen [slachtoffer] hoorde dat de centrale toegangsdeur dichtging en in het slot viel heeft hij zichzelf uit zijn appartement gesleept en is hij naar de buren gegaan. Op het moment dat hij zich naar buiten sleepte zag hij dat er in de slaapkamer brand was. De kleerkast stond in brand en ook een tas met dameskleding die daar bij stond. [4] [5]
Verdachte legt eerst op 8 juli 2013 bij de rechter-commissaris een inhoudelijke verklaring af. Bij de politie had verdachte tot dan toe op inhoudelijke vragen over het incident een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Bij de rechter-commissaris verklaart verdachte – in grote lijnen - dat hij op 26 september 2012 ongeveer om 22.00/22.15 uur bij [slachtoffer] in de woning kwam. Hij wilde pillen kopen van [slachtoffer]. Hij dacht dat hij zijn portemonnee bij zich had maar dit was niet het geval. Hij maakte [slachtoffer] duidelijk dat hij de pillen de volgende dag zou ophalen en dan het geld zou meebrengen. [slachtoffer] zei echter dat hij gerekend had op het geld en er ontstond een woordenwisseling. Het is toen uit de hand gelopen. [slachtoffer] zat op een stoel bij het bureau, stond op en kwam op hem af met een mes in zijn handen. Hij, verdachte, zat op de bank en stond op toen [slachtoffer] met een mes op hem afkwam en hij probeerde hem af te weren. Hij heeft daarbij de pols van [slachtoffer] vastgepakt. Hij weet niet of [slachtoffer] hem met het mes heeft geraakt. Er ontstond een worsteling en hij is bij de bank op de grond gevallen. [slachtoffer] stond boven hem en is met hem op de grond gevallen. [slachtoffer] zat met zijn bovenbenen op zijn borst. Ze worstelden een tijdje op de grond en hij probeerde het mes af te pakken. Uiteindelijk heeft hij het mes afgepakt. Hij weet niet meer hoe dat ging. [slachtoffer] zat nog steeds op hem en toen heeft hij hem een aantal keren gestoken. [slachtoffer] ging van hem af en ging naast hem zitten. Verdachte is toen weggegaan. Hij heeft [slachtoffer] gestoken omdat die hem op zijn borst drukte en [slachtoffer] niet meer van hem af ging. Verdachte verklaart dat hij zich er niet van bewust was dat hij [slachtoffer] heeft gestoken. Verdachte verklaart verder dat [slachtoffer] liegt over de manier waarop volgens hem gestoken zou zijn met het mes. Hij heeft niet eerder willen verklaren omdat dit moest van zijn vorige raadsman. [6] .
Ter zitting van 6 augustus 2013 heeft verdachte bij zijn verklaring bij de rechter-commissaris gepersisteerd. Op vragen over hoe, hoe vaak en waar hij [slachtoffer] heeft gestoken, heeft hij verklaard dat hij zich dat niet kan herinneren. Van brand in de woning van [slachtoffer] zegt verdachte ter zitting niets te weten. Hij was die avond alleen met [slachtoffer] in de woning en toen hij wegging zag hij geen brand. Hij heeft daar niets mee te maken, aldus verdachte. [7]

Feit 1

Uit de medische informatie volgt dat [slachtoffer] multiple steekverwondingen heeft opgelopen. Tijdens de operatie blijkt van een 4-tal letsels aan de dunne darm en 1 letsel aan de dikke darm. [8] Op de foto’s van de verwondingen van [slachtoffer] ziet de rechtbank tientallen steekverwondingen op de buik, billen, zij en onderrug van [slachtoffer]. [9] [slachtoffer] heeft van 27 september 2012 tot en met 10 oktober 2012 in het ziekenhuis gelegen [10] , waarvan 2 dagen op de intensive care.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] op hoofdlijnen verifieerbaar en consistent heeft verklaard en volgt [slachtoffer] in zijn lezing van de gebeurtenissen op 26 september 2012. Het grote aantal steekverwondingen op de buik, billen, zij en onderrug van [slachtoffer] en de door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] in het ziekenhuis waargenomen verwonding op de hals (kras) van [slachtoffer], ondersteunen de verklaringen van [slachtoffer]. [11] Dat de verklaringen van [slachtoffer] op sommige, naar het oordeel van de rechtbank ondergeschikte, punten enigszins kunnen afwijken doet hier niet aan af.
De lezing van verdachte dat [slachtoffer] hem met een mes heeft aangevallen acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Verdachte geeft geen enkele redelijke verklaring voor de vraag hoe [slachtoffer] aan het grote aantal steekverwondingen in buik, billen, zij en onderrug is gekomen. De locatie en hoeveelheid van de verwondingen bij [slachtoffer] duiden niet op een aanval door [slachtoffer] op verdachte, integendeel. Daar komt bij dat verdachte eerst na sluiting van de eindproces-verbaal op 8 juli 2013 een inhoudelijke verklaring heeft afgelegd. Uit zijn verhoor bij de rechter-commissaris blijkt dat verdachte de stukken in het dossier heeft gekregen van zijn vorige raadsman, evenals een afschrift van de verklaring van [slachtoffer], afgelegd bij de rechter-commissaris eind maart 2013. Dit betekent dat verdachte voor het afleggen van zijn verklaring bij de rechter-commissaris op de hoogte was van de inhoud van het procesdossier en dat hij pas daarna voor het eerst heeft gesteld dat [slachtoffer] hem heeft aangevallen en hij zich slechts verdedigd heeft. Aan een nader onderzoek door de politie na het verhoor bij de rechter-commissaris heeft verdachte niet meer willen meewerken. Dit alles sterkt de rechtbank verder in haar overtuiging dat de lezing van verdachte omtrent de gebeurtenissen omstreeks 26 september 2012 onaannemelijk is.
Ter onderbouwing van de verklaring van verdachte heeft de raadsman ter zitting nog gesteld dat op de armen van verdachte, zoals te zien op de foto’s op pagina’s 329 en 330 van het dossier, duidelijke afweerverwondingen zichtbaar zijn. De rechtbank ziet op voornoemde foto’s slechts krasjes op de buitenzijde van de armen van verdachte, zoals de voorzitter ter zitting ook aan verdachte heeft voorgehouden. Dergelijke geringe verwondingen gelokaliseerd op de buitenzijde van de armen, waarvan ook overigens niet is gebleken dat deze zijn ontstaan ten tijde van het incident, kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet worden geduid als onmiskenbaar afweerletsel. Ook overigens passen dergelijke geringe verwondingen aan de armen van verdachte niet in de lezing van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op of omstreeks 26 september 2012 te Uden opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door hem meermalen met een mes in de hals, buikstreek en billen te steken/snijden.

Feit 2

Op 27 september 2012 heeft onderzoek plaatsgevonden in de woning van [slachtoffer] naar onder meer de mogelijke oorzaak van de brand. Uit het onderzoek is gebleken dat in de gehele woning beroeting aanwezig was en dat alleen in de slaapkamer brandschade zichtbaar was. Door personeel van de brandweer is verklaard dat in de keuken de gaspitten uit het comfort waren verwijderd en dat de gaskranen van het comfort in geopende stand stonden. De brandweerman hoorde vanuit de branderopeningen gas stromen.
De voorlopige conclusie luidt dat gelet op:
  • de waarnemingen van de ontdekker en/of getuigen bij de ontdekking vande brand,
  • de waarnemingen van de plaatselijke brandweer en/of plaatselijke politie bij het ter plaatse komen van de brand en tijdens de bluswerkzaamheden,
  • de ligging en/of constructie van het object/pand,
  • het algeheel brandbeeld,
  • het brandbeeld in het object/pand,
  • het ontbreken van een relatie tussen het onstaan van de brand en een elektrische- en/of mechanische oorzaak
de brand het gevolg is geweest van het al dan niet met opzet inbrengen en/of achterlaten van open vuur in of nabij het matras en door de brand gemeen gevaar voor goederen en/of personen te duchten was/ontstaan was. [12]
De rechtbank neemt voormelde conclusie over en stelt op grond hiervan vast dat de brand is ontstaan in de slaapkamer van [slachtoffer] door het inbrengen en/of achterlaten van open vuur. Het gevaar voor personen dat hierdoor ontstond leidt de rechtbank naast de bevindingen van voormeld sporenonderzoek ook af uit de verklaring van de bevelvoerder van de brandweer [brandweerman 1] dat de overige bewoners van het complex niet meer gered konden worden via de reguliere in/uitgang van de woning. [13]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de brand gesticht heeft.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Bij de politie en bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] verklaard dat hij, nadat hij door verdachte meermalen gestoken was, liggend vanaf de grond gezien heeft dat verdachte een kaars pakte en naar de slaapkamer is gegaan. Hij heeft toen een paar keer het klikken van een aansteker gehoord, maar niet gezien wat verdachte op zijn slaapkamer deed. Op het moment dat verdachte zijn woning vervolgens verliet en hij, [slachtoffer], zich naar buiten sleepte zag hij dat er brand was in de slaapkamer. De kleerkast stond in brand en ook een tas met dameskleren die daar bij stond. Vervolgens heeft hij zich via de voordeur naar de voordeur van zijn buurman gesleept [14] .
Uit de MSN-chatlog tussen [slachtoffer] en [persoon 1] blijkt dat [slachtoffer] op 26 september 2012 om 23.48.29 uur voor het laatst heeft gechat met [persoon 1] met de woorden: “hihi ik wel” [15] . Gelet op dat tijdstip in onderling verband bezien met hetgeen hiervoor met betrekking tot feit 1 is overwogen alsmede gelet op de ernst van de verwondingen, stelt de rechtbank vast dat de steekverwondingen bij [slachtoffer] en de brand niet vóór het tijdstip van 23.48 uur zijn ontstaan. Het is immers niet aannemelijk dat [slachtoffer] na te zijn gestoken, een dergelijk chatbericht heeft verzonden.
Verdachte heeft erkend dat hij [slachtoffer] met een mes heeft gestoken. Dit betekent dat naast [slachtoffer]ook verdachte tot 23.48 uur in de woning aanwezig moet zijn geweest. De verklaring van verdachte dat hij omstreeks 00.00 uur thuis was en rond 23.15/23.30 uur de woning van [slachtoffer] heeft verlaten, wordt daarmee door de rechtbank als ongeloofwaardig ter zijde geschoven.
De rechtbank stelt verder vast dat nu de eerste melding van de brand plaatsvond op 27 september 2012 om 00.11 uur, de brand tussen 23.48 uur en 00.11 uur moet zijn ontstaan. Zowel [slachtoffer] als verdachte hebben verklaard dat die avond geen andere personen aanwezig waren in de woning van [slachtoffer]. Uit het ontbreken van bloedsporen in de slaapkamer, kan worden afgeleid dat [slachtoffer] niet de brand in de slaapkamer kan hebben gesticht.
De verklaring van [slachtoffer] met betrekking tot (de ontdekking van) de brand, vindt ondersteuning in de verklaring van medebewoner [getuige 1] van hetzelfde appartementencomplex. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij na het weggaan van verdachte gewacht heeft totdat hij de centrale toegangsdeur van het appartementencomplex hoorde dichtslaan, dat hij zich daarna naar de buren heeft gesleept om alarm te slaan en op weg naar zijn voordeur de brand in de slaapkamer ontdekte [16] . [getuige 1] heeft verklaard dat hij hoorde dat de voordeur van de woning van [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer]) werd dichtgetrokken en kort daarop de toegangsdeur van het complex en dat hij enkele minuten later zijn onderbuurman heel hard hoorde schreeuwen “[naam 2] eruit er is brand, eruit” [17] .
De rechtbank is, gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden, van oordeel dat het verdachte is geweest die opzettelijk brand heeft gesticht in de woning van het slachtoffer waarbij er gevaar is veroorzaakt voor personen en goederen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op of omstreeks 26 september 2012 te Uden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven,
met dat opzet meermalen met een mes in de buikstreek en de billen van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
op of omstreeks 26 september 2012 in de gemeente Uden, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan [adres 2], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een of meer goed(eren), ten gevolge waarvan brand is ontstaan terwijl daarvan
-gemeen gevaar voor die woning en de in die woning en zich in de
nabijheid van die woning/belendende percelen aanwezige goederen, en
-levensgevaar voor en zwaar lichamelijk letsel voor zich in die woning
en zich in de nabijheid van die woning/belendende percelen bevindende
personen, te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De raadsman heeft gesteld dat sprake was van noodweer. De rechtbank verwijst voor de vaststelling van de feiten en omstandigheden die aan het beroep op noodweer door de raadsman ter zitting ten grondslag worden gelegd naar hetgeen hiervoor is uiteengezet. Daaruit volgt dat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake was van een noodweersituatie ziet en daarmee de stelling van de raadsman dat verdachte zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, verwerpt.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
Een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek van voorarrest.
Gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
tot een bedrag van 12.848,85 euro, vermeerderd met de wettelijke rente met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafvordering.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte geen straf dient te worden opgelegd nu vrijspraak subsidiair ontslag van rechtsvervolging wordt bepleit, dan wel (meer subsidiair) een straf gelijk aan het voorarrest nu verdachte al ongeveer 1 jaar in voorlopige hechtenis verblijft en hij bovendien geen veroordelingen heeft ter zake feiten tengevolge van psychische uitspattingen.
Gelet op het standpunt van de verdediging dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden in het nadeel van verdachte:
  • de poging van verdachte om [slachtoffer] van het leven te beroven was zeer gewelddadig van aard, gelet op de tientallen messteken. Bovendien heeft verdachte zich niet bekommerd om zijn slachtoffer maar heeft hem als het ware voor dood achtergelaten in zijn appartement;
  • verdachte heeft daarna brand gesticht in het appartement van het slachtoffer;
  • bij de brandstichting heeft verdachte de levens in gevaar gebracht van in ieder
geval zes personen.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank merkt op dat een onderzoek naar de geestvermogens niet naar behoren heeft kunnen plaats vinden.
De psychiater en de psycholoog van het Pieter Baan Centrum hebben in hun rapport van 21 mei 2013 vastgesteld dat betrokkene niet tot nauwelijks heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat daardoor vanwege het tekort aan informatie het onderzoeksteam niet kan vaststellen of er op het moment waarop het ten laste gelegde –indien bewezen- gepleegd is, bij betrokkene sprake was van een gebrekkige ontwikkeling dan wel een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Derhalve kan er ook geen advies gegeven worden ten aanzien van de (mate van) toerekeningsvatbaarheid, het recidiverisico of een mogelijke maatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 36f, 45, 57, 157, 287.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
poging tot doodslag
T.a.v. feit 2:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Maatregel van schadevergoeding van EUR 12.848,85 subsidiair 99 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van EUR
12.848,85 euro (zegge: twaalfduizenachthonderdachtenveertig euro en
vijfentachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 99
dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 5.000 immateriële
schadevergoeding (post 7 en 8 ) en materiële schadevergoeding ten bedrage van
EUR 7.848,85 (post 2 en 3 ).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van
het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte
mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], van een
bedrag van EUR 12.848,85 (zegge: twaalfduizendachthonderdvijfentachtig euro en
vijfentachtig cent), te weten EUR 5.000 immateriële schadevergoeding (post 7 en
8 )
en materiële schadevergoeding ten bedrage van EUR 7.848,85 (post 2 en 3 ).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden
begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot
vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. H.H.E. Boomgaart en mr. A.B. Baumgarten, leden,
in tegenwoordigheid van L.D. Wittenberg, griffier,
en is uitgesproken op 20 augustus 2013.
Mr. A.B. Baumgarten voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Sporenonderzoek plaats delict/brand, pg. 431 van het einddossier
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], d.d. 27 september 2012, blz. 29-31.
3.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4], d.d. 27 september 2012, blz. 32-34.
4.Verklaring [slachtoffer], 112-113 van het einddossier.
5.Verklaring van [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 5 maart 2013.
6.Verklaring verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 8 juli 2013
7.Verklaring van verdachte ter zitting, d.d. 6 augustus 2013.
8.Aanvraagformulier medische informatie, ingevuld en ondertekend op 15 oktober 2012, blz. 130-131.
9.Foto’s van verwondingen, d.d. 23 oktober 2012, p. 121-124.
10.Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces, ingediend door [slachtoffer], onder Schadeonderbouwingsformulier “Fysiek letsel” .
11.Proces-verbaal van bevindingen betreffende verhoor van [slachtoffer], d.d. 27 september 2012, blz. 94
12.Sporenonderzoek plaats delict, pg 430-437 van het einddossier
13.Verklaring bevelvoerder brandweer [brandweerman 1], pg 164,165 van het einddossier
14.Verklaring [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 5 maart 2013
15.MSN-chatlog tussen [slachtoffer] en [persoon 1] op 26 september 2012, pg 184 van het einddossier
16.Verhoor [slachtoffer], pg. 113 van het einddossier
17.Verhoor [getuige 1], pg. 133 van het einddossier