ECLI:NL:RBOBR:2013:4510

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2013
Publicatiedatum
19 augustus 2013
Zaaknummer
845291-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval in vereniging op een 67-jarige man te Ravenstein met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 20 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een 67-jarige man in Ravenstein. De overval vond plaats op 22 april 2013, waarbij de verdachte en een medeverdachte het slachtoffer met een vuurwapen bedreigden, hem vastbonden en geld en sleutels ontvreemdden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan diefstal met geweld en bedreiging, gepleegd in vereniging. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie gevolgd en een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het vergoeden van de schade aan de benadeelde partij, die in totaal € 3.723,89 bedraagt, inclusief immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de Staat de schadevergoeding aan het slachtoffer kan bevorderen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer meegewogen in de strafmaat, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de betrokken rechters hebben de zaak zorgvuldig beoordeeld, waarbij zij rekening hebben gehouden met de aard van de gepleegde feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01/845291-[verdachte]
Strafrecht
Parketnummer: 01/845291-13
Datum uitspraak: 20 augustus 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [1991],
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 augustus 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 juli 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 april 2013 te Ravenstein, in elk geval in de gemeente
Oss, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
geld en/of (een) sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
heeft bestaan uit het tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans
alleen, meermalen, althans eenmaal:
- met een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in
elk geval een hard voorwerp, op het hoofd van voornoemde [slachtoffer]
slaan en/of
- aan voornoemde [slachtoffer] opzettelijk dreigend een vuurwapen, in elk
geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tonen en/of
  • vastbinden van de armen van voornoemde [slachtoffer] (met tie-wraps) en/of
  • vastbinden van de benen van voornoemde [slachtoffer] en/of
  • afplakken van de mond van voornoemde [slachtoffer] (met plakband) en/of
(vervolgens)
- vastbinden van de armen van voornoemde [slachtoffer] aan een tafelpoot
en/of (vervolgens)
  • met plakband vastbinden van de benen van voornoemde [slachtoffer] en/of
  • slaan en/of schoppen van voornoemde [slachtoffer] en/of (daarbij)
  • aan voornoemde [slachtoffer] opzettelijk dreigend toevoegen van de woorden:
"geld, geld" en/of "we weten zeker dat je geld in huis hebt liggen" en/of
en/of "we zien daar een slijptol liggen, we zullen je ledematen eraf
snijden" en/of "we steken je in brand" en/of "we gaan je helemaal kapot
maken, je overleeft het niet, we gaan je verminken" en/of "waar staat de
kluis" en/of "we blijven desnoods een paar dagen er zal wel eten in de
koelkast staan" en/of "er moet meer zijn, er moeten pakken geld zijn";
hij op of omstreeks 22 april 2013 te Ravenstein, gemeente Oss,, in elk geval in
Nederland, kentekenplaten ([kenteken 1] en [kenteken 2]) heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
Voor zover in de tenlastelegging omissies en/of taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring hersteld en/of verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het bewijs.

De gebezigde bewijsmiddelen zijn:
  • een dossier van politie Regio Brabant Noord, district Maasland, D2 – Districtelijke Opsporing, met registratienummer PL21YO 2013041014, afgesloten d.d. 19 juni 2013, aantal doorgenummerde bladzijden: 613 (hierna te noemen: eindpv);
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 augustus 2013.
Voor zover de in dit vonnis vermelde feiten en omstandigheden door de rechtbank redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde, wordt hierna verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan de rechtbank deze feiten en omstandigheden ontleent.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, op grond van:
(feit 1)
- het verhoor d.d. 22 april 2013 van [slachtoffer], respectievelijk de aangifte d.d. 23 april 2013 van [slachtoffer] (p. 242-247 van het eindpv)

(feit 1 en 2)

  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2013 en de bijlage (p. 292-297 van het eindpv)
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 april 2013 (p. 300-301 van het eindpv)
  • het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 7 mei 2013 (p. 140-160 van het eindpv)
  • de aangifte van [getuige 1] (p. 592-594 van het eindpv)
  • de aangifte van [getuige 2] (p. 596-598 van het eindpv)
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 augustus 2013.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 22 april 2013 te Ravenstein, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en een sleutel, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het, tezamen en in vereniging met zijn mededader:
  • met een vuurwapen op het hoofd van voornoemde [slachtoffer] slaan en
  • het aan voornoemde [slachtoffer] opzettelijk dreigend een vuurwapen tonen en
  • het vastbinden van de armen van voornoemde [slachtoffer] (met tiewraps) en
  • het vastbinden van de benen van voornoemde [slachtoffer] en
  • het afplakken van de mond van voornoemde [slachtoffer] (met plakband) en
  • het vastbinden van de armen van voornoemde [slachtoffer] aan een tafelpoot,
en
  • het met plakband vastbinden van de benen van voornoemde [slachtoffer] en
  • het schoppen van voornoemde [slachtoffer] en
  • het aan voornoemde [slachtoffer] opzettelijk dreigend toevoegen van de woorden:
"geld, geld" en "we weten zeker dat je geld in huis hebt liggen" en "we zien daar een slijptol liggen, we zullen je ledematen eraf snijden" en "we steken je in brand" en "we gaan je helemaal kapot maken, je overleeft het niet, we gaan je verminken" en "waar staat de kluis" en "we blijven desnoods een paar dagen er zal wel eten in de koelkast staan" en "er moet meer zijn, er moeten pakken geld zijn"
op 22 april 2013 te Ravenstein, gemeente Oss, kentekenplaten ([kenteken 1] en
[kenteken 2]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
- gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging is van oordeel dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf moet worden opgelegd. De verdediging stelt zich op het standpunt -kort samengevat- dat verdachte heeft gehandeld onder druk van (dreigementen van) de medeverdachte en dat het aandeel van verdachte bij de overval feitelijk kleiner is geweest dan dat van de medeverdachte, en dat zulks gevolgen dient te hebben bij het opleggen van een eventuele straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte waaronder de draagkracht.
De rechtbank zal voor de strafmaat in de eerste plaats aansluiting zoeken bij de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Volgens de landelijk gehanteerde “Oriëntatiepunten voor straftoemeting”, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, zou in geval van een voltooide overval/beroving in een woning waarbij meer dan licht geweld (een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel) of lichte bedreiging is toegepast, een gevangenisstraf voor de duur van drie tot vijf jaren als passend kunnen worden beschouwd. Bij het bepalen van de daadwerkelijke strafmaat spelen strafvermeerderende en strafverminderende factoren een rol. In het onderhavige geval is sprake van fors geweld met als gevolg aanzienlijk lichamelijk letsel en van forse emotionele schade bij het slachtoffer.
Ten bezware van verdachte zal de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening houden met de volgende omstandigheden.
Verdachte en de medeverdachte hebben gedurende geruime tijd plannen gemaakt om het slachtoffer te overvallen. Het 67-jarige slachtoffer was de vriend van zijn tante en verdachte had eerder van zijn moeder vernomen dat het slachtoffer zou beschikken over een aanzienlijke hoeveelheid geld die hij in de woning had liggen. Voor de uitvoering van de overval hebben verdachte en de medeverdachte wapens en tiewraps in Polen aangeschaft. Voorts hebben zij aan voorverkenning gedaan. Verdachte en de medeverdachte hebben onder meer met dat doel een oude tv gekocht en ter reparatie aan het slachtoffer aangeboden, teneinde de toegang te verkrijgen tot de woning en de werkplaats van het slachtoffer. Toen verdachte en de medeverdachte enkele dagen later in de werkplaats van het slachtoffer waren hebben zij hem (met een pistool) achter op het hoofd geslagen en vervolgens tegen de grond gewerkt, waarna het slachtoffer met de armen werd vastgebonden aan een tafelpoot, zijn mond werd afgeplakt en het hoofd werd omwikkeld met plakband. Ook de benen van het slachtoffer werden bij elkaar gebonden met plakband. Ondertussen riepen verdachte en de medeverdachte steeds om geld en werd het slachtoffer meermalen bedreigd en geschopt. Uiteindelijk hebben verdachte en de medeverdachte geld gevonden en de sleutel van de kluis waaruit zij geld hebben meegenomen.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich heeft laten leiden door geldelijk gewin en dat het initiatief tot het plegen van deze overval mede uitging van verdachte. Hij heeft de medeverdachte verteld dat er veel geld bij het slachtoffer in huis lag en hij is actief betrokken geweest bij de voorbereiding van de overval. Verdachte heeft met het plegen van de bewezen verklaarde overval blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van het slachtoffer, diens gezondheid, veiligheid en eigendom. Het slachtoffer was een man op leeftijd die zich niet kon verweren tegen de beide verdachten. Slachtoffers van dergelijke overvallen ondervinden daarvan vaak nog gedurende lange tijd de nadelige gevolgen. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Ter terechtzitting is bij het voordragen van de slachtofferverklaring van verdachte nog eens naar voren gekomen hoe zwaar het slachtoffer thans nog lijdt onder de psychische gevolgen van hetgeen hem is overkomen.
Als strafmatigende factor weegt de rechtbank mee dat verdachte ter terechtzitting er blijk van heeft gegeven de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer in te zien. Tot slot neemt de rechtbank de jeugdige leeftijd van verdachte in aanmerking.
Anders dan de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het aandeel van verdachte in de overval feitelijk niet kleiner is geweest dan dat van de medeverdachte. Verdachte heeft immers de tip gegeven dat in het huis van het slachtoffer veel geld te halen was, verdachte heeft het slachtoffer vastgebonden en verdachte heeft van het slachtoffer dat op de grond lag foto- en filmopnamen gemaakt. Bovendien is een deel van het geld en de sleutel die bij de overval waren weggenomen bij verdachte aangetroffen. Ten laste is gelegd en bewezen is verklaard dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader de overval heeft gepleegd. Verdachte en de medeverdachte zijn dan naar het oordeel van de rechtbank gelijkelijk verantwoordelijk.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Noch uit het onderzoek van de psycholoog drs. R.K.F. Lemmens van 25 juli 2013, noch uit dat van de reclassering van 11 juli 2013 is problematiek naar voren gekomen die behandeling of begeleiding door de reclassering noodzakelijk zou maken. De rechtbank zal derhalve een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer].
Het standpunt van de officier van justitie.
De gevorderde immateriële schade, te weten € 2.200,-, is geheel toewijsbaar.
De gevorderde reiskosten (€ 75,-), de kosten van de stofzuiger en de kleding
(€ 201,90), het eigen risico betreffende ziektekosten (€ 350,-), de prognosekosten
(€ 165,-), de gevorderde winstderving (€ 694,-) alsmede de nota van de huisarts
(€ 37,99), tezamen een bedrag van € 1.523,89, zijn eveneens toewijsbaar. De officier van justitie verzoekt het toe te wijzen bedrag hoofdelijk op te leggen, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter zake de kosten van beveiliging van de woning (€ 732,09) acht de officier van justitie de vordering niet-ontvankelijk.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft zich bereid verklaard de schade die aangever heeft geleden te vergoeden. De verdediging refereert zich ten aanzien van de vordering aan het oordeel van de rechtbank.
Het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel is daarentegen in deze zaak naar het oordeel van de verdediging niet in overeenstemming met het doel en de strekking van die maatregel. Het gebrek aan draagkracht van de verdachte kan reden zijn de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen. Bij verdachte is sprake van betalingsonmacht en niet betalingsonwil. Onder die omstandigheden is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in strijd met de bedoeling van die maatregel. De verdediging verzoekt primair tot afwijzing van de maatregel.
Subsidiair concludeert de verdediging tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel omdat -kort samengevat- toepassing van de schadevergoedingsmaatregel in dit specifieke geval in strijd is met artikel 6 EVRM omdat de verdediging onvoldoende voorbereidingstijd heeft gehad om verweer te kunnen voeren op de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 2.200,- en materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.523,89 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening. De materiële schadevergoeding betreft de posten reiskosten (€ 75,-), de kosten van de stofzuiger en de kleding (€ 201,90), het eigen risico betreffende ziektekosten (€ 350,-), de prognosekosten (€ 165,-), de gevorderde winstderving (€ 694,-) alsmede de nota van de huisarts (€ 37,99).
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het deel van de vordering betreffende de beveiligingskosten, aangezien in zoverre geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil terzake van kosten rechtsbijstand.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

Schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank ziet, anders dan de verdediging heeft aangevoerd, geen aanleiding om het opleggen van de maatregel van schadevergoeding achterwege te laten. Omdat verdachte een jonge man is die nog aan het begin staat van zijn werkzame leven en in de toekomst naar verwachting voldoende verdiencapaciteit heeft om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen, verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman. Voorts is de rechtbank van oordeel dat het tijdstip van indiening van de vordering van de benadeelde partij aan een eerlijk proces niet in de weg heeft gestaan.

Beslag.

De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht om teruggave aan verdachte van alle onder hem in beslag genomen goederen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de in het dictum nader te noemen I-phone en de muts van verdachte vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met behulp van welke de overval is begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van dat feit aan verdachte toebehoorden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 33, 33a, 57, 310, 312, 416.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
T.a.v. feit 2:
opzetheling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstrafvoor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.

Verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen, te weten:

  • Apple I-Phone, kleur zwart, goednr. 527388
  • muts, soort ijsmuts, kleur groen, goednr 527481.

Teruggave in beslag genomen goederen aan veroordeelde, te weten:

  • oorsetje, goednr. 527388
  • spijkerbroek, merk G-Star, kleur blauw, goednr. 527475
  • broekriem, merk Chasin, kleur bruin, goednr 527477
  • rechter)schoen, kleur blauw, goednr 527482
  • linker)schoen, kleur blauw, goednr 527488
  • jas, soort jack, merk Raw Jack, kleur blauw, goednr 527476
  • tas, merk Hugo Boss, kleur zwart, goednr 528354.
T.a.v. feit 1:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
EUR 3.723,89 (zegge: drieduizend zevenhonderddrieëntwintig euro en
negenentachtig cent), te weten EUR 2.200,- immateriële schade en EUR 1.523,89
materiële schade (post reiskosten, kleding en stofzuiger, eigen risico, prognosekosten, nota huisarts en winstderving).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet
ontvankelijk is.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 3.723,89 subsidiair 47 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten
behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van
EUR 3.723,89 (zegge: drieduizend zevenhonderddrieëntwintig euro en negenentachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 2.200,- immateriële
schade en EUR 1.523,89 materiële schade (post reiskosten, kleding en stofzuiger, eigenrisico, prognosekosten, nota huisarts en winstderving). Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde
betalingsverplichting niet op.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor
zover hij en/of zijn mededader heeft/hebben voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. A.B. Baumgarten, leden,
in tegenwoordigheid van L.F.M. Schulte, griffier,
en is uitgesproken op 20 augustus 2013.
Mr. A.B. Baumgarten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.