In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 16 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar (eiseres) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven (verweerder) over het recht op uitbetaling van niet opgenomen vakantiedagen. Eiseres, die sinds 2009 ziek was, had in 2009 recht op vier weken vakantie, maar had deze niet kunnen opnemen. De rechtbank oordeelde dat eiseres recht had op uitbetaling van de resterende vakantiedagen, ondanks het standpunt van verweerder dat eiseres in 2009 in de gelegenheid was geweest om vakantie op te nemen. De rechtbank baseerde haar oordeel op het arrest Schultz-Hoff van het Hof van Justitie, waarin werd gesteld dat het recht op jaarlijkse vakantie niet vervalt als de werknemer door ziekte niet in staat is geweest om deze op te nemen. De rechtbank vernietigde het besluit van verweerder en droeg hen op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.