ECLI:NL:RBOBR:2013:4447

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
261862 / HA ZA 13-280
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot partiële verwijzing naar de kantonrechter in een civiele zaak betreffende gebreken aan een huurwoning

In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Oost-Brabant, is op 31 juli 2013 vonnis gewezen in een incident. De eiser, wonende te [woonplaats], had een vordering ingesteld tegen de gedaagden, te weten Stichting Woonpartners, Stichting Wocom en Vereniging Woningbouwvereniging Compaen. De eiser werd vertegenwoordigd door advocaat mr. J.L.M. van Gastel, terwijl de gedaagden werden bijgestaan door mr. M.J. Jeths. De gedaagden vorderden dat de rechtbank de vordering van de eiser, die betrekking had op gebreken aan de huurwoning, zou verwijzen naar de kantonrechter. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 94 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat de kantonrechter in beginsel over al het gevorderde een beslissing dient te nemen, tenzij de samenhang van de vorderingen zich daartegen verzet.

De rechtbank oordeelde dat de vordering van de eiser, die was ingesteld bij akte houdende vermeerdering van eis, een onderwerp betrof dat door de kantonrechter behandeld diende te worden, ongeacht de waarde van de vordering. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van samenhang tussen de vorderingen die bij dagvaarding waren ingesteld en de vordering die bij akte houdende vermeerdering van eis was ingesteld. Daarom werd de vordering van de eiser verwezen naar de kantonrechter van de rechtbank, locatie Eindhoven. De rechtbank veroordeelde de eiser in de proceskosten van het incident, omdat hij het incident nodeloos had veroorzaakt.

De beslissing van de rechtbank omvatte ook instructies voor de partijen over de verdere procedure, waaronder dat zij niet verplicht waren om op de rolzitting van de kantonrechter te verschijnen en dat zij ook persoonlijk of bij gemachtigde konden verschijnen. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en bepaalde dat de vorderingen die bij dagvaarding waren ingesteld, op 14 augustus 2013 zouden worden behandeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Handelsrecht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/261862 / HA ZA 13-280
Vonnis in incident van 31 juli 2013
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. J.L.M. van Gastel te Helmond,
tegen
1. de stichting
STICHTING WOONPARTNERS,
gevestigd te Helmond,
2. de stichting
STICHTING WOCOM,
gevestigd te Someren,
3. de vereniging
VERENIGING WONINGBOUWVERENIGING COMPAEN,
gevestigd te Helmond,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. M.J. Jeths te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiser] en Woonpartners c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte, houdende vermeerdering van eis van [eiser],
  • de conclusie van antwoord tevens houdende akte exceptie van onbevoegdheid
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Woonpartners c.s. vorderen dat de rechtbank de vordering in de akte houdende vermeerdering van eis verwijst naar de kantonrechter, aangezien deze vordering gebreken aan de huurwoning van [eiser] en derhalve een aardvordering betreft. Op grond van artikel 94 lid 2 Rv dient de kantonrechter in beginsel over al het gevorderde een beslissing te nemen, tenzij de samenhang van de vorderingen zich daartegen verzet, aldus Woonpartners c.s. Woonpartners c.s. zijn van mening dat de vorderingen in de dagvaarding ter zake de schade uit hoofde van blokkade van de inschrijving van [eiser] als woningzoekende en de vordering betreffende de gebreken aan de woning niets met elkaar te maken hebben en dat de aard van de verschillende vorderingen zich tegen gezamenlijke behandeling verzet.
2.2.
[eiser] refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank betreft de vordering die [eiser] bij akte houdende vermeerdering van eis heeft ingesteld een onderwerp dat op grond van art. 93 onder c Rv door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. Daarom zal deze vordering worden verwezen naar de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Eindhoven. Op grond van artikel 94 lid 2 Rv wordt een zaak die meer vorderingen betreft, waarvan tenminste één een aardvordering is, door de kantonrechter behandeld en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Van een zodanige samenhang tussen de vorderingen die zijn ingesteld bij dagvaarding en de vordering die is ingesteld bij de akte houdende vermeerdering van eis, is geen sprake. De vorderingen die zijn ingesteld bij dagvaarding zal de rechtbank (team Handelsrecht) daarom aan zich houden.
2.4.
[eiser] zal in de proceskosten van het incident worden veroordeeld, nu uit het voorgaande volgt dat hij dit incident nodeloos heeft veroorzaakt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst de vordering toe,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, aan de zijde van Woonpartners c.s. tot op heden begroot op € 452,00,
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de vordering die is ingesteld bij akte vermeerdering van eis in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Eindhoven, op
donderdag 29 augustus 2013om
09.00 uur,
3.4.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
3.5.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure bij de kamer voor kantonzaken niet vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.6.
wijst partijen erop dat de kantonrechter zal beslissen over de het door [eiser] en Woonpartners c.s. te betalen griffierecht in de verwezen zaak,
3.7.
verwijst de vorderingen die zijn ingesteld bij dagvaarding naar
naar de rol van
woensdag 14 augustus 2013voor
beraad comparitie
3.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2013.