ECLI:NL:RBOBR:2013:4317

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2013
Publicatiedatum
5 augustus 2013
Zaaknummer
01/845117-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door het vervoeren van amfetamine en MDMA

Op 30 mei 2013 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk vervoeren van 10,6 kilogram amfetamine en 6,5 kilogram MDMA. De verdachte werd op 12 februari 2013 in Geldrop aangehouden, samen met een medeverdachte, na een politiecontrole waarbij in hun auto grote pakketten met drugs werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, welbewust en nauw samenwerkte met zijn medeverdachte en op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat de pakketten een verboden inhoud hadden. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte onaannemelijk, vooral gezien zijn gedrag en de omstandigheden van de aanhouding. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een lichtere straf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte, die als kleiner werd beschouwd dan die van zijn medeverdachte, en de ernst van het feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank en is openbaar gemaakt op 30 mei 2013.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01/845117-[verdachte]
Strafrecht
Parketnummer: 01/845117-13
Datum uitspraak: 30 mei 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
thans gedetineerd te: P.I. Breda - HvB De Boschpoort.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 mei 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 16 april 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 februari 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 10,6 kilogram amfetamine en/of 6,5 kilogram MDMA, in elk geval hoeveelheden of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
[artikel 2 onder B Opiumwet]
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van amfetamine en MDMA wettig en overtuigend bewezen. De tassen met drugs zijn aangetroffen in de auto waarin op dat moment verdachte en zijn medeverdachte zaten. Gelet op de stukken in het dossier kan het niet anders dan dat verdachte daarvan wist.
Het standpunt van de verdediging.
Volgens de raadsvrouwe is het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en dient verdachte te worden vrijgesproken. De raadsvrouwe stelt dat er geen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte een bepaalde rol in het geheel heeft gespeeld. Verdachte wist ook niets van de aanwezigheid van de tassen met drugs in de auto. Er is geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht bij de beoordeling van het ten laste gelegde de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
Op 12 februari 2013 omstreeks 02.10 uur zien verbalisanten een auto, Audi A4, rijden met daarin twee personen. Verbalisanten beschrijven dat zij deze auto gaan volgen, omdat zij zien dat de auto hen met zeer geringe snelheid passeerde, de beide inzittenden daarbij eerst bij hen naar binnen kijken, vervolgens naar elkaar kijken en dan wegrijden. [2] Verbalisanten besluiten de auto te controleren op grond van de Wegenverkeerswet 1994. In de gemeente Geldrop geven de verbalisanten de bestuurder van de auto een stopteken, waaraan gevolg wordt gegeven. Eén van de verbalisanten opent het portier van de bijrijder en ziet direct dat er op achterbank twee grote pakketten liggen. Ook ligt er een pakket onder de bijrijders- en de bestuurdersstoel. In de auto zitten verdachte als bijrijder en zijn medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte]) als bestuurder. Verbalisanten openen de pakketten en zien dat er een dikke witte substantie in de pakketten zit. Verdachte en [medeverdachte] worden aangehouden. [3] Verdachte wordt om 02.40 uur aangehouden in Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo. [4] De vier pakketten worden in beslag genomen. [5] In de vier pakketten blijken zich in totaal 10,6 kilogram amfetamine en 6,5 kilogram MDMA te bevinden. [6] De aanwezigheid van amfetamine en MDMA wordt bevestigd door het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut. [7]
Tijdens het onderzoek in de auto Audi A4, waarin verdachte en [medeverdachte] zijn aangetroffen, wordt een witte mobiele telefoon van het merk Blackberry gevonden. [8] Bij het uitlezen van deze telefoon worden onder andere de navolgende teksten aan een persoon [persoon 1] aangetroffen:
from [bijnaam], 12-2-2013, 0:48:16 “Hehe, true”
from [bijnaam], 12-2-2013, 0:49:44 [naam] is in gas station”
from [bijnaam], 12-2-2013, 0:50:40 “I ask”
from [bijnaam], 12-2-2013, 0:58:19 “2 cops” [9]
Verdachte verklaart ter terechtzitting op 12 februari 2013 laat in de avond met [medeverdachte] en een Engels sprekende vriend waarvan hij de naam niet weet naar de Mac Donalds te zijn geweest. Hij werd opgehaald met de Audi A4. Hij is op de achterbank gaan zitten en heeft toen niets gezien. Deze auto is vervolgens bij een autobedrijf omgeruild voor een busje. Verdachte weet niet waarom. Zij zijn daarna met zijn drieën naar de Mac Donalds gereden. Na gegeten te hebben, is verdachte samen met alleen [medeverdachte] weggereden om - volgens verdachte - naar huis te gaan. Zij zijn samen wederom naar het autobedrijf gereden en zijn weer terug in de Audi A4 gestapt. Verdachte verklaart dat hij toen in de auto op de bijrijdersstoel is gaan zitten en is gaan slapen. Hij heeft niets gezien. Bij het tankstation is hij even wakker geworden, omdat [medeverdachte] ging tanken en aan hem vroeg of hij wat wilde hebben, waarop verdachte hem zijn bestelling doorgaf. Toen [medeverdachte] daarvoor dus even weg was, bleef in de auto een telefoon volgens verdachte irritant piepen. Verdachte verklaart daarom deze telefoon te hebben gepakt en de tekst “[naam] is in gas station” te hebben getypt. Hij had gezien dat de oproep een tekst in het Engels was, maar had die om redenen van fatsoen niet gelezen aangezien het niet zijn telefoon is. Vervolgens is verdachte weer verder gaan slapen. Op een gegeven moment worden hij en [medeverdachte] aan de kant gezet door de verbalisanten en worden de pakketten gevonden in de auto. Verdachte ontkent ook maar iets te weten van de aangetroffen pakketten met drugs in de auto. Hij heeft deze niet in de auto zien liggen. Hij heeft liggen slapen. [10] In een eerdere verklaring verklaart verdachte dat hij en [medeverdachte] een beetje rond zouden gaan rijden, en even later verklaart hij dat zij naar Eindhoven zouden gaan. [11]
De rechtbank vindt de afgelegde verklaring van verdachte onaannemelijk. Verdachte zegt niet te weten waarom hij met anderen de auto heeft geruild en teruggeruild. Dat is vreemd. Niet aannemelijk is dat verdachte, als hij bij de “terugruil-actie” weer in de Audi A4 stapt, dit keer op de bijrijdersstoel, de aanwezige pakketten op de achterbank niet opmerkt, met name omdat een verbalisant verklaart dat hij deze pakketten bij het openen van het bijrijdersportier direct zag liggen. De rechtbank acht bewezen dat medeverdachte [medeverdachte] zelf betrokken was bij deze drugszaak, en acht in het geheel niet aannemelijk dat deze daarbij het risico zou nemen iemand die van niets wist mee te nemen bij het aldus ophalen van de drugs.
Verdachte verklaart verder alleen maar te hebben liggen slapen en enkel even te zijn ontwaakt bij het benzinestation. Vreemd is dat hij dan de tekst “[naam] is in gas station” typt op een telefoon die naar zijn zeggen niet van hem is. Verdachte geeft naar het oordeel van de rechtbank daarvoor een niet afdoende verklaring. Verdacht is ook dat verdachte en [medeverdachte] de auto waarin de verbalisanten zitten zeer langzaam voorbij rijden, hierbij allebei bij deze auto naar binnen kijken, dan onderling een blik wisselen en vervolgens wegrijden. Verdachte is dan dus actief en alert. Verdacht is verder dat er eerder die nacht met de telefoon die verdachte die nacht heeft gebruikt de tekst “2 cops” is verzonden. Daarbij komt dat verdachte niet consistent verklaart over waarheen zij op weg waren.
Gelet op al het vorenstaande - in onderling verband en samenhang gezien - is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte de wetenschap heeft gehad van de aanwezige pakketten in de auto en dat hij met zijn handelswijze - naar uiterlijke verschijningsvorm beschouwd - op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat deze pakketten een verboden inhoud zouden hebben. De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging bij gebreke van een door verdachte afdoende redelijke en aannemelijke verklaring.
Uit al het vorenstaande, te weten het medevervoeren, het deelnemen aan telefoonverkeer en het alert zijn op de aanwezigheid van verbalisanten - in onderling verband en samenhang gezien - vloeit naar het oordeel van de rechtbank ook voort dat verdachte welbewust en nauw met [medeverdachte] heeft samengewerkt, zodat verdachte ten aanzien van het vervoer van de pakketten met drugs kan worden beschouwd als medepleger. De rechtbank wordt ook hier in haar overtuiging gesterkt bij gebreke van een afdoende redelijke en aannemelijke verklaring van verdachte. Wel dient opgemerkt te worden dat verdachte een beduidend kleinere rol in het geheel speelt dan [medeverdachte]. Zo stelt de rechtbank bijvoorbeeld vast dat – naar valt te bewijzen – aan verdachte slechts eenmaal het gebruik van een telefoon in dit dossier kan worden toegerekend.
Gezien het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk vervoeren van amfetamine en MDMA.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 12 februari 2013 te Geldrop, gemeente Geldrop-Mierlo, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd 10,6 kilogram amfetamine en 6,5 kilogram MDMA, zijnde amfetamine en MDMA middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van het voorarrest, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat een ambulante behandeling inhoudt.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw bepleit de vrijspraak van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank voorts in het nadeel van verdachte rekening houden met de uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheid dat verdachte samen met een ander een grote hoeveelheid drugs in de auto vervoerde. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van de gebruikers ervan en dat die gebruikers hun drugsgebruik veelal door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte kennelijk een kleine rol heeft gespeeld in het mede door hem gepleegde strafbare feit. Niet is gebleken dat verdachte op enigerlei wijze initiatief heeft genomen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, ook al gaat het om een aanzienlijke hoeveelheid drugs, omdat verdachte een beduidend kleinere rol lijkt te hebben gespeeld dan zijn medeverdachte. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden.
De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank wijst af het verzoek van de raadsvrouwe tot schorsing van het onderzoek ter terechtzitting voor een nader onderzoek van de mobiele telefoon Blackberry, gelet op de eigen verklaring van verdachte. Hij verklaart zelf een tekst op de telefoon te hebben getypt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47
Opiumwet art. 2, 10.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en/of maatregel.
- Gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar
feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan
het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d,
tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
-dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften
en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
-dat de veroordeelde zal meewerken aan een intakegesprek c.q. zich zal laten
behandelen bij een Forensische behandelinstelling of soortgelijke ambulante
forensische zorg, hetgeen ter beoordeling is van de reclassering, en dat de
veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van
die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden
gegeven;
-dat de veroordeelde zich uiterlijk 1 week na zijn detentie zal melden bij de
Reclassering Nederland, Eekbrouwersweg 6 te Den Bosch. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6,
5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de
naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te
begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.Th. van Vliet, voorzitter,
mr. S.J.O. de Vries en mr. S. van Lokven, leden,
in tegenwoordigheid van mr. B.J. van Vugt-Jansen, griffier,
en is uitgesproken op 30 mei 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Landelijke politiediensten, genummerd PL26SO2013007708.
2.Los proces-verbaal verzoek OM d.d. 21 maart 2013
3.Proces-verbaal bevindingen d.d. 12 februari 2013 (blz. 45-46)
4.Proces-verbaal aanhouding d.d. 12 februari 2013 (blz. 37-38)
5.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 februari 2013 (blz. 14-15)
6.Los proces-verbaal forensische opsporing onderzoek aangetroffen verdovende middelen d.d. 16 mei 2013
7.Rapport Nederlands Forensisch Instituut d.d. 5 maart 2013 (blz. 56-57)
8.Proces-verbaal bevindingen d.d. 13 februari 2013 (blz. 47-48)
9.Proces-verbaal veiligstellen data mobiele telefoon d.d. 27 februari 2013 (blz. 93-94), bijlage chatberichten Blackberry (blz. 96-97)
10.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 16 mei 2013
11.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 februari 2013 (blz. 71-74)