ECLI:NL:RBOBR:2013:4268

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
29 juli 2013
Zaaknummer
845251-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van politieagenten tijdens achtervolging met auto

Op 30 juli 2013 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die tijdens een politieachtervolging op 11 april 2013 in Budel-Dorplein gevaarlijk verkeersgedrag vertoonde. De verdachte, die onder elektronisch toezicht stond, had zijn enkelband verwijderd en probeerde te ontsnappen aan de politie. Tijdens de achtervolging reed hij met hoge snelheid op de verbalisanten af, wat leidde tot ernstige bedreigingen voor hun leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet opzettelijk op de agenten is ingereden, waardoor hij werd vrijgesproken van poging tot doodslag en zware mishandeling. Wel werd hij schuldig bevonden aan bedreiging van de agenten, wat resulteerde in een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en een schadevergoeding aan de benadeelde agenten. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaarlijke gedrag van de verdachte, dat niet alleen de agenten, maar ook andere verkeersdeelnemers in gevaar bracht. De vorderingen van de benadeelde partijen werden volledig toegewezen, met een schadevergoeding van €350,- voor [verbalisant 1], €500,- voor [verbalisant 2] en €350,- voor [verbalisant 3].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01/845251-[verdachte]
Strafrecht
Parketnummer: 01/845251-13
Datum uitspraak: 30 juli 2013
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1991],
wonende te [adres],
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juli 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 10 juni 2013.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 april 2013 te Budel-Dorplein in elk geval in de gemeente Cranendonck, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem,verdachte, bestuurde personenauto, met (zeer) hoge, in elk geval aanmerkelijke snelheid is ingereden op voornoemde [verbalisant 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2013 te Budel-Dorplein, in elk geval in de gemeente Cranendonck, in elk geval in Nederland, [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met (zeer) hoge snelheid, in elk geval een aanmerkelijke snelheid, ingereden, in elk geval toegereden, op die [verbalisant 1];
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 11 april 2013 te Budel-Dorplein, in elk geval in de gemeente Cranendonck,in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 2] (agent van politie) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto met (zeer) hoge snelheid, in elk geval aanmerkelijke snelheid is ingereden op voornoemde [verbalisant 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2013 te Budel-Dorplein, in elk geval in de gemeente Cranendonck, in elk geval in Nederland, [verbalisant 2] (agent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met (zeer) hoge snelheid, in elk geval een aanmerkelijke snelheid ingereden, in elk geval toegereden, op die [verbalisant 2], die zich op dat moment op een motor, rijdende in de richting van de door verdachte bestuurde personenauto, bevond;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 11 april 2013 te Budel-Dorplein, in elk geval in de gemeente Cranendonck, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [verbalisant 3] (hoofdagent van politie), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met (zeer) hoge snelheid, in elk geval aanmerkelijke snelheid, is ingereden op de politieauto waarin voornoemde [verbalisant 3] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2013 te Budel-Dorplein, in elk geval in de gemeente Cranendonck, in elk geval in Nederland, [verbalisant 3] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met (zeer) hoge snelheid, in elk geval een aanmerkelijke snelheid, ingereden, in elk geval toegereden, op de politieauto waarin voornoemde [verbalisant 3] zich bevond;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De overwegingen ten aanzien van het bewijs.

Inleiding.
Op 11 april 2013 in de namiddag negeerde verdachte bij een verkeerscontrole in Budel-Dorplein een stopteken van de politie waarop door toedoen van verdachte een wilde achtervolging plaatsvond. Verdachte reed als bestuurder in een grijze Volkswagen Golf en werd achtervolgd door verschillende politieauto's en een motoragent. Van de achtervolging maakten onder meer [verbalisant 1] en [verbalisant 3] in een politieauto en [verbalisant 2] op een politiemotorfiets deel uit. Tijdens deze achtervolging negeerde verdachte meerdere stoptekens en voelde hij zich door optische noch geluidssignalen gedwongen te stoppen. Integendeel, verdachte vertoonde zeer gevaarlijk rijgedrag door (onder meer) met snelheden te rijden ver boven de maximum toegestane snelheid en onnodige risico's te nemen met verschillende stuur- en inhaalmanoeuvres teneinde koste wat het kost aan de politie te ontkomen. Dit alles omdat verdachte sinds een schorsing uit een voorlopige hechtenis thuis zat met een enkelband, hij deze zelfstandig had verwijderd en nu wilde voorkomen dat de politie hem zou aanhouden en hij terug moest naar de gevangenis. Verdachte reed zich uiteindelijk klem in een -in verband met werkzaamheden- opengebroken weg, de Sint Barbaraweg te Budel-Dorplein. Verdachte heeft aldaar nog getracht om met de Volkswagen Golf aan de politie te ontkomen en toen dat niet lukte, heeft hij de auto al rennend verlaten en is hij na een korte tijd in de buurt aangehouden.

Vrijspraakoverwegingen.

Ten aanzien van het onder 1 primair en 3 primair ten laste gelegde ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk op hoofdagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] is ingereden.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in onvoldoende mate is komen vast te staan dat verdachte opzettelijk (ook niet in voorwaardelijke zin) op de hoofdagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] is ingereden, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat zij geen reden heeft te twijfelen aan de juistheid van hetgeen de hoofdagenten [verbalisant 1]en [verbalisant 3] in hun proces-verbaal bevindingen en in hun aangiftes hebben verklaard over wat er precies is gebeurd bij de wegopbreking op de [straat 1] te Budel-Dorplein. De rechtbank tekent daar wel het volgende bij aan. Het proces-verbaal van bevindingen relateert dat [verbalisant 3] uit de dienstauto is gestapt, terwijl [verbalisant 3] zelf in zijn aangifte verklaart dat hij wel zijn benen uit de dienstauto heeft gestoken om uit te stappen, maar toen weer in de auto is gaan zitten om zichzelf te beschermen. De rechtbank gaat uit van de verklaring van [verbalisant 3] in zijn aangifte, temeer daar deze verklaring wordt bevestigd in zijn toelichting op de vordering benadeelde partij.
Uit de processtukken kan de rechtbank niet opmaken dat de verdachte de bedoeling had hoofdagent [verbalisant 1] van het leven te beroven en hoofdagent [verbalisant 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Ook voor opzet daartoe in voorwaardelijke zin komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring.
Verdachte ontkent stellig op de hoofdagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] te zijn ingereden.
De rechtbank is het met de verdediging eens dat het dossier onvoldoende onderzoeksgegevens bevat om tot een juiste beeldvorming te komen. Zo blijven de posities van de hoofdagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] op de verschillende momenten (zoals ten tijde dat zij zich nog in de auto bevonden, dat zij de auto wilden verlaten en dat [verbalisant 1]/zij zich op straat bevond en op een stapel stenen viel/moest springen) onduidelijk en is over de exacte snelheid waarmee en de richting waarin verdachte op die momenten achteruit gereden is, niets bekend. Plattegronden en situatieschetsen ontbreken in het dossier. De drie in het dossier aanwezige getuigenverklaringen verschaffen ook geen duidelijkheid over wat er nu exact is gebeurd. De foto's die in het dossier aanwezig zijn geven een situatie ter plaatse weer, maar naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat dit de eindsituatie betrof, daar deze in dat geval niet strookt met de verklaringen van genoemde verbalisanten.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk op motoragent
[verbalisant 2] is ingereden met de bedoeling [verbalisant 2] van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het primair ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Ook hier ontbreken voldoende onderzoeksgegevens om tot een juiste beeldvorming te komen. Er is onduidelijkheid over de exacte feitelijke situatie ter plaatse en wat er zich precies heeft afgespeeld op het moment dat verdachte volgens verbalisant [verbalisant 2] frontaal op hem af zou zijn gekomen. Zo blijkt bijvoorbeeld onvoldoende hoe groot de afstand was tussen de motorfiets van agent [verbalisant 2] en de personenauto waarin verdachte reed op het moment dat [verbalisant 2] zijn motorfiets naar rechts richting de berm stuurde, nadat hij verdachte op de weg een stopteken had gegeven Evenmin kan worden vastgesteld waar motoragent [verbalisant 2] zich op dat moment precies bevond en hoe hij zich verplaatste richting de berm en waar verdachte zich op die momenten bevond ten opzichte van [verbalisant 2].

Bijzondere overweging omtrent het bewijs.

De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde gedragingen van verdachte, bezien in samenhang met de overige feiten en omstandigheden, van dien aard zijn dat er wel een aanmerkelijke kans bestond dat door het handelen van verdachte bij hoofdagent [verbalisant 1] en motoragent [verbalisant 2] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden laten (een misdrijf tegen het leven gericht) en bij hoofdagent [verbalisant 3] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen (zware mishandeling). Deze aanmerkelijke kans heeft verdachte welbewust aanvaard en op de koop toe genomen door in die situatie op dat moment met zeer hoge snelheid op de [straat 2] te Budel-Dorplein op motoragent [verbalisant 2] af te rijden die met zijn motorfiets midden op straat stil stond en verdachte een stopteken gaf, hetgeen hij volledig negeerde, en door vervolgens bij de wegopbreking op de [straat 1] te Budel-Dorplein, nadat verdachte zich met de Volkswagen Golf had klemgereden, achteruit te rijden in de richting van hoofdagenten [verbalisant 1]
en [verbalisant 3] die zich in en buiten de politieauto bevonden, teneinde aan deze politieagenten te ontkomen. Deze gedragingen van verdachte leveren telkens een bedreiging op in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
op 11 april 2013 te Budel-Dorplein [verbalisant 1] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, toegereden, op die [verbalisant 1].
op 11 april 2013 te Budel-Dorplein [verbalisant 2] (agent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto, met zeer hoge snelheid toegereden op die [verbalisant 2].
op 11 april 2013 te Budel-Dorplein [verbalisant 3] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte toen daar opzettelijk dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto toegereden op de politieauto waarin voornoemde [verbalisant 3] zich bevond.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie acht verdachte niet schuldig aan het onder 3 primair ten laste gelegde en vordert verdachte daarvan vrij te spreken.
De officier van justitie acht verdachte schuldig aan:
  • de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van [verbalisant 1],
  • de onder 2 primair ten laste gelegde poging doodslag van [verbalisant 2] en
  • de onder 3 subsidiair ten laste gelegde bedreiging van [verbalisant 3], en
vordert verdachte daarvoor te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van
30
maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde
strafbare feiten en in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank acht het gedrag van verdachte zeer laakbaar. Verdachte heeft zich niets aangetrokken van de mogelijke gevolgen van zijn handelen, waarbij hij nog meer slachtoffers had kunnen maken, waaronder nietsvermoedende verkeersdeelnemers die toevallig ter plaatse waren waar verdachte met zijn dollemansrit trachtte te ontkomen aan de politie. Ook weegt de rechtbank mee dat de slachtoffers politieagenten zijn, die in dienst van de Staat onder meer tot taak hebben om de openbare orde te handhaven en in hun uitoefening van die functie niet belemmerd dienen te worden maar daarvoor respect en eerbied van een ieder verdient.
Ter zitting is het de rechtbank opgevallen dat verdachte geen berouw toont en er geen blijk van heeft gegeven dat hij zich bewust is van de ontoelaatbaarheid van zijn handelen. Deze houding verontrust de rechtbank zeer, te meer daar verdachte al eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, hetgeen hem er niet van weerhoudt opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet in de opstelling van verdachte geen enkele aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht in de vorm van bijzondere voorwaarde op te leggen, zoals de Reclassering in het advies van 23 mei 2013 adviseert, omdat verdachte bij de Reclassering reeds heeft laten blijken dat hij zich niet begeleidbaar opstelt. In een andere nog lopende strafzaak van verdachte, waarvan de voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht op 25 september 2012 is geschorst, heeft verdachte onder begeleiding gestaan van de Reclassering. Volgens de toezichthouder stelt verdachte zich beperkt begeleidbaar op door sociaal wenselijk te zijn en valse beloftes te maken.
Deze houding van verdachte wordt bevestigd door het feit dat verdachte de enkelband eigenhandig heeft verwijderd om zich te onttrekken aan zijn elektronisch toezicht.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem en anderen duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert.
De vordering van de benadeelde partijen
Door de benadeelde partij [verbalisant 1] is een voegingsformulier ingediend met een vordering voor immateriële schade van € 350,- ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste
gelegde en als subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit.
Door de benadeelde partij [verbalisant 2] is een voegingsformulier ingediend met een vordering voor immateriële schade van € 500,- ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde en als subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit.
Door de benadeelde partij [verbalisant 3] is een voegingsformulier ingediend met een vordering voor immateriële schade van € 350,- ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste
gelegde en als subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partijen volledig toe te wijzen, met daarbij de schadevergoedingsmaatregel ingevolge artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de vorderingen geheel toewijsbaar en begroot de gevorderde immateriële schade op genoemde bedragen. Deze komen de rechtbank redelijk voor, zodat geen aanleiding bestaat om over te gaan tot de door de verdediging verzochte matiging. Tevens acht de rechtbank de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar in alle gevallen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen ieder afzonderlijk tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.
De toegepaste wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 57, 36f en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank.
- Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde.
- Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 subsidiair laste gelegde bewezen zoals
hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
- ten aanzien van feit 1 subsidiair: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
- ten aanzien van feit 2 subsidiair: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
- ten aanzien van feit 3 subsidiair: bedreiging met zware mishandeling.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
- Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel
27
Wetboek van Strafrecht.
Legt op de volgende maatregelen.
- Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 1] van een bedrag van € 350,- immateriële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
- Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 2] van een bedrag van € 500,- immateriële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
- Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 3] van een bedrag van € 350,- immateriële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalings- verplichtingen niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partijen.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] toe en veroordeelt verdachte
daarom tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 350,- immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2] toe en veroordeelt verdachte
daarom tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 500,- immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
- Wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3] toe en veroordeelt verdachte
daarom tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 350,- immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden
begroot op nihil.
- Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.J.H. Van Dellen, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. W.T.A.M. Verheggen, leden,
in tegenwoordigheid van M.P.M. van Goethem, griffier,
en is uitgesproken op 30 juli 2013.
Mr. W.T.A.M. Verheggen is buiten staat dit vonnismede te ondertekenen.