Uitspraak
RECHTBANK OOST BRABANT
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 januari 2012
- het deskundigenbericht gedeponeerd ter griffie op 30 augustus 2012
- de conclusie na deskundigenbericht, tevens akte houdende vermeerdering van eis van [eisers]
- de conclusie na deskundigenbericht, tevens houdende antwoordakte na vermeerdering/wijziging van eis van [gedaagde] .
2.De verdere beoordeling in conventie en reconventie
primair
Herstel en oplevering1. [gedaagde] veroordeelt om de gebreken die door de rechtbank zijn genoemd in het tussenvonnis van 11 januari 2012 onder 3.1. onder a. binnen drie maanden na betekening van dit vonnis geheel voor eigen rekening en risico deugdelijk te herstellen – waaronder in ieder geval het verwijderen van alle buitengevels en de daarin opgenomen onderdelen, zoals kozijnen en bekledingen, en het opnieuw deugdelijk uitvoeren -, alsmede het werk te voltooien en op te leveren, met dien verstande dat [gedaagde] voor iedere dag of gedeelte van een dag dat niet aan het vonnis wordt voldaan een dwangsom zal zijn verschuldigd van € 5.000,- met een maximum van € 150.000,-;
Herstel2. [gedaagde] veroordeelt om aan [eisers] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen € 220.150,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te betalen bedrag, althans € 107.085,-, ter zake van de kosten van herstel;
Oplevering3. [gedaagde] veroordeelt tot nakoming van de verplichting tot oplevering van het werk, door het werk voor eigen rekening en risico te voltooien en op te leveren binnen drie maanden na betekening van dit vonnis, voor zover de vordering tot nakoming niet reeds is betrokken in de omzetting tot schadevergoeding waarvan onder 2. schadevergoeding wordt gevorderd, met dien verstande dat [gedaagde] voor iedere dag of gedeelte van een dag dat niet aan het vonnis wordt voldaan een dwangsom zal zijn verschuldigd van € 5.000,- met een maximum van € 150.000,-;
4. [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te voldoen een bedrag van € 15.000,- in verband met kosten van vervangende woonruimte, opslag en verhuizing;
De stelling van [eisers] dat de deskundige buiten de opdracht is getreden door met betrekking tot de onderzoeksvraag: “Zo, ja wat zijn de oorzaken van deze gebreken” bij verschillende onderdelen een redelijke sleutelverdeling aan te geven, wordt verworpen. De deskundige heeft nader geduid in welke mate het gebrek is toe te schrijven aan een uitvoeringsfout of een ontwerpfout. Hij heeft die verdeling gebaseerd op gronden die binnen zijn deskundigheid vallen en daarbij aangegeven dat het aan de rechter is om hierover een uiteindelijke beslissing te nemen. Daarmee is de deskundige, gelet op de vraagstelling onder sub b, c en g, binnen de grenzen van de opdracht gebleven en heeft de beoordelingsruimte van de rechter gerespecteerd om, als daartoe aanleiding zou zijn, op andere gronden tot een andere afweging te komen.
Met betrekking tot de eerste oorzaak en uitgaande van de hiervoor onder 2.5. genoemde verantwoordelijkheden, is de deskundige van mening dat zowel [eisers] (omdat het een wijziging in het ontwerp betreft) als [gedaagde] (omdat is nagelaten de aangereikte wijziging af te raden) in gelijke mate een verwijt is te maken.
1. Lekkages woonhuis
Met betrekking tot de tweede oorzaak wijst de deskundige op de verschillende verwachtingen die partijen van elkaar hadden: [eisers] verwachtte dat [gedaagde] de waterkeringen zou aanbrengen en [gedaagde] dacht dat [eisers] , die in dit geval zelf zorg heeft gedragen voor de levering en plaatsing van het kozijnwerk, hiervoor verantwoordelijk is. Omdat enerzijds niet duidelijk is geworden dat [eisers] adequate tekeningen ter zake aan [gedaagde] heeft verstrekt en de door [eisers] ingeschakelde kozijnleverancier/-monteur, [A] , niet tot plaatsing van het kozijnwerk had moeten overgaan zolang de in het werk gemaakte openingen niet als kwalitatief goed en deugdelijk konden worden beoordeeld en anderzijds [gedaagde] verweten kan worden onvoldoende te hebben gecommuniceerd en er niet zonder meer van uit had mogen gaan dat derden de waterkerende voorzieningen wel zou aanbrengen acht de deskundige (ook nadat partijen zich hierover hebben kunnen uitlaten) een sleutelverdeling 75% [eisers] en 25% [gedaagde] redelijk.
Bij akte stelt [eisers] dat de deskundige in p. 14 van het advies heeft geconstateerd dat er een te beperkt afschot is gerealiseerd en een onvoldoende waterkerende dan wel waterdichte aansluiting is aangebracht waardoor water slechts natuurlijk kan afvloeien, met de vochtproblematiek tot gevolg. [eisers] stelt dat van een professioneel aannemer verwacht mag worden dat deze een deugdelijk afschot aanbrengt en dat dus sprake is van een uitvoeringsfout door [gedaagde] .
Bij akte stelt [gedaagde] dat de verantwoordelijkheid juist geheel of grotendeels bij [eisers] moet worden gelegd omdat [gedaagde] [eisers] zou hebben voorgehouden het niet eens te zijn met de door [eisers] gekozen detaillering.
De rechtbank passeert de door [eisers] uitgesproken twijfel of [gedaagde] drainagematten heeft aangebracht, nu deze stelling door [gedaagde] wordt betwist en [eisers] niet nader heeft toegelicht waarop deze twijfel is gebaseerd, hetgeen wel van hem verwacht had mogen worden.
Bij akte geeft [eisers] aan dat hij voor het plaatsen van de aluminium pui leverancier [A] heeft ingeschakeld en dat de levering van deze puien niet in de opdracht van [gedaagde] was inbegrepen. [eisers] meent echter dat in de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst de verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van stelkozijnen en waterkeringen geheel bij [gedaagde] wordt gelegd, in welk verband [eisers] onder meer verwijst naar het bepaalde in blad 14/23 van de werkomschrijving behorend bij de aannemingsovereenkomst:
“De aluminium kozijnen worden gemonteerd in houten stelkozijnen voorzien van vochtkerende, U.V.-bestendige, folies.”
nietdoor [A] worden aangebracht, heeft ontvangen. De tekeningen die [gedaagde] wel bekend zouden zijn, geven volgens de deskundige onvoldoende beeld om op basis daarvan te kunnen aangeven of deze daadwerkelijk door de aannemer, en niet door de kozijnleverancier/ -monteur diende te worden aangebracht,
Verder blijkt uit de advies van de deskundige dat de leverancier en monteur, [A] , vanuit haar specifieke deskundigheid de kozijnen in die situatie niet had moeten plaatsen alvorens de in het werk gemaakte openingen als kwalitatief goed en deugdelijk konden worden beoordeeld. De rechtbank volgt deze redenering van de deskundige en is van oordeel dat deze omissie van [A] aan [eisers] als opdrachtgever toe te rekenen.
Tegelijkertijd is de rechtbank van oordeel dat van [gedaagde] een groter verwijt is te maken dan in het deskundigenadvies naar voren komt. Waar de deskundige in p. 16 van zijn advies aangeeft dat [gedaagde] er niet zonder meer vanuit had mogen gaan dat derden de waterkerende voorzieningen wel zouden aanbrengen wordt miskend dat [gedaagde] zich, zoals [eisers] ook terecht heeft aangevoerd, zich contractueel verbonden heeft de houten stelkozijnen te voorzien van vochtkerende, U.V.- bestendige folies. Hieraan heeft [gedaagde] geen uitvoering gegeven.
2. Lekkages atelier
Nu [eisers] is aan te rekenen dat het ontwerp ter zake van de waterkerende voorzieningen onvoldoende duidelijk is maar [gedaagde] heeft verzuimd [eisers] op dit gebrek te wijzen en vervolgens een niet waterdichte betonconstructie heeft aangebracht hebben de fouten van [gedaagde] het meeste bijgedragen aan het ontstaan van de schade en acht de rechtbank een sleutelverdeling van 25% [eisers] en 75% [gedaagde] juist.
3. Niet waterdichte pompput en 4. Geluidsoverlast pompput
[gedaagde] stelt dat het hier om een ondergeschikt gebrek gaat.
De rechtbank stelt voorts vast dat de door de deskundige gekozen oplossing leidt tot een aanvaardbaar herstel van het gebrek. Onder de gegeven omstandigheden kan [eisers] redelijkerwijs niet meer verlangen dan opheffing van het geconstateerde gebrek.
5. Lange duur warm tapwater
6. Slecht voegwerk
7. Overmatige witte uitslag
De deskundige is op grond hiervan van mening dat zowel [eisers] als [gedaagde] in gelijke mate een verwijt is te maken.
8. Knallende kapconstructie
Deze vordering zal worden afgewezen nu uit het voorgaande volgt dat waar sprake is van een gebrek er grotendeels sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid.
Het gaat dan om de volgende kosten (exclusief btw):
1. lekkage woonhuis
- herstructureren hemelwaterafvoer galerijvloer:
€ 22.000 x 50% = € 11.000,-
€ 8.000,- x 50% = € 4.000,-
- herstellen waterkering gevelopeningen
- aanpak terrein/kimaansluiting
- aanpak interieur
5. lange duur warm tapwater € 0,-
- open stootvoegen + reinigen gevel € 2.000,- vervangen metselwerk
€ 12.500,- x 50% = € 6.250,-
In het tussenvonnis van 12 oktober 2012 onder r.o. 7.2. is overwogen dat nog geen oplevering heeft plaatsgevonden en de rechtbank blijft daarbij.
- de balustraden ter plaatse van de omloop zijn onveilig;
- de afvoerkanalen van de afzuiginstallatie in de keuken zijn onjuist gedimensioneerd;
- leidingen van het buitenwatertappunt zitten los;
- leidingen bevriezen in de winter (terwijl dat bij deugdelijke realisatie niet mag gebeuren)
- verwarmingsleidingen zijn niet of nauwelijks geïsoleerd zodat de energierekening hoog oploopt
- de buitenpomp dient iedere maand gecontroleerd te worden;
- de thermostaat van de garage zit in het atelier waardoor de temperatuur te hoog ligt;
- er is een onbruikbare ruimte onder het hoge terras gerealiseerd, terwijl [gedaagde] volgens de overeenkomst een ruimte dient aan te brengen zodat er in een later stadium een bruikbare ruimte kan worden gecreëerd.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank zich nog geen oordeel kan vormen over dit onderdeel van de vordering.
[eisers] zal in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten welke opleverpunten volgens hem nu nog aanwezig zijn. Van hem wordt verwacht dat hij ten aanzien van productie 10 aangeeft welke van de in die productie genoemde punten nu nog aanwezig zijn en daarbij dient hij opleverpunten buiten beschouwing te laten waarvoor thans een vervangende schadevergoeding is toegekend. Bovendien dient [eisers] ook concreet te benoemen welke opleverpunten in de bovenstaande opsomming niet zijn benoemd.
Daarna zal een volgende comparitie van partijen zal worden gelast om deze door [eisers] aan te dragen opleverpunten en de reactie daarop van [gedaagde] nader te bespreken en waar mogelijk daarover afspraken te maken.
Uit het voorgaande blijkt dat de vordering uit schadevergoeding van [eisers] tot een bedrag van ruim € 50.000 zal worden toegewezen zodat hiervoor wel degelijk een grondslag bestaat. Verder heeft [eisers] in de inleidende dagvaarding gesteld dat de werkzaamheden betrekking hebben op onder andere het verzenden van inhoudelijke (sommatie)brieven en pogingen om in der minne tot een regeling te komen. Deze stelling is door [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd weersproken waarbij de rechtbank betrekt dat [gedaagde] bij antwoord de stelling heeft betrokken dat [eisers] geen enkele (serieuze) poging heeft gedaan om tot een minnelijke regeling te komen. Hieruit leidt de rechtbank af dat wel enig overleg tussen partijen heeft plaatsgevonden.
De rechtbank ziet wel aanleiding de gevorderde buitengerechtelijke kosten conform Voorwerk II te beperken tot een bedrag van € 1.788,- (exclusief btw).
Ook dit bedrag zal de rechtbank in een deelvonnis toewijzen.
De vordering in reconventie onder 2 (kosten bankgarantie) worden afgewezen. Op de vordering in reconventie onder 3 hoeft niet meer te worden beslist.
Met betrekking tot de vorderingen in reconventie onder 1 en 4 zal iedere beslissing worden aangehouden.