ECLI:NL:RBOBR:2013:2742

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2013
Publicatiedatum
5 juli 2013
Zaaknummer
891027 - EJ VERZ 13-330
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de gevolgen van arbeidsongeschiktheid tijdens reorganisatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 1 juli 2013 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Inkasso Unie B.V. en haar werknemer, aangeduid als [verweerder]. Inkasso Unie verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van gewichtige redenen, voortvloeiend uit een reorganisatie binnen het bedrijf. De reorganisatie, die werd uitgevoerd volgens de 'stoelendansmethode', leidde tot het vervallen van de functie van [verweerder], die sinds 1984 in dienst was bij Inkasso Unie en op dat moment arbeidsongeschikt was door rugklachten en psychische problemen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] door zijn arbeidsongeschiktheid geen eerlijke kans heeft gehad om te solliciteren naar de nieuwe functies die binnen de reorganisatie zijn gecreëerd. Ondanks de argumenten van Inkasso Unie dat [verweerder] onvoldoende gekwalificeerd was voor de nieuwe functies, oordeelde de kantonrechter dat de procedure rondom de reorganisatie niet correct was uitgevoerd. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moest worden afgewezen.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat Inkasso Unie in de proceskosten moest worden veroordeeld, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij reorganisaties, vooral wanneer werknemers arbeidsongeschikt zijn, en de noodzaak om hen een eerlijke kans te geven in het selectieproces voor nieuwe functies.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zaaknummer: 891027 \ EJ VERZ 13-330
Kanton Eindhoven
Zaaknummer: 891027 \ EJ VERZ 13-33
Beschikking van 1 juli 2013
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Inkasso Unie B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M. Ambags,
t e g e n:
[verweerder ],
wonende te [woonplaats],
verweerder,
gemachtigde: mr. G.E.M. van der Pijl-Groenestein,
heeft de kantonrechter de navolgende beschikking ex artikel 7:685 BW gegeven.
Partijen worden hierna “Inkasso Unie” en “[verweerder]” genoemd.

1.Het verloop van het geding

Dit blijkt uit het volgende:
het verzoekschrift ex artikel 7:685 BW, met producties 1 t/m 5;
het verweerschrift, met producties A t/m H;
de nagezonden producties 6 t/m 10 van de zijde van Inkasso Unie, ingekomen ter griffie op 3 mei 2013;
e nagezonden producties 11 en 12 van de zijde van Inkasso Unie, ingekomen ter griffie op 6 mei 2013;
de nagezonden productie 13 en 14 van de zijde van Inkasso Unie, ingekomen ter griffie op 7 mei 2013;
het besprokene tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2013 waarvan de griffier aantekening heeft gehouden;
de schriftelijke repliek van de zijde van Inkasso Unie, met producties 14A t/m 17;
de schriftelijke dupliek, met producties I t/m L;
de nagezonden productie 18 van de zijde van Inkasso Unie, ingekomen ter griffie op 3 juni 2013;
het besprokene tijdens de mondelinge behandeling op 10 juni 2013 waarvan de griffier aantekening heeft gehouden en bij welke gelegenheid beide gemachtigden een pleitnota hebben overgelegd.
Tot slot is een datum voor uitspraak bepaald.

2.Het verzoek en het verweer

2.1.
Inkasso Unie verzoekt de bestaande arbeidsovereenkomst tussen partijen op de kortst mogelijke termijn te ontbinden wegens gewichtige redenen, bestaande uit een verandering in de omstandigheden wegens bedrijfseconomische redenen, kosten rechtens.
2.2.
[verweerder] vraagt primair het verzoek van Inkasso Unie af te wijzen en subsidiair, voor het geval toch de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden uitgesproken:
  • dit tegen 1 oktober 2013 te doen onder toekenning van een vergoeding aan hem van € 257.384,40 bruto;
  • bij een eerdere beëindiging dan 1 oktober 2013 aan hem een vergoeding toe te kennen van € 257.384,40 bruto, te vermeerderen met het salaris (inclusief vakantietoeslag) gedurende de periode van toepassing van de fictieve opzegtermijn uit hoofde van de Gelijkstellingsregeling arbeidsuren en de Werkloosheidswet met ingang van de dag dat hij arbeidsgeschikt wordt geacht door het UWV;
een en ander als suppletie op een eventueel door hem in de toekomst te ontvangen uitkering krachtens de sociale verzekeringswetgeving, dan wel op een door hem elders te verdienen lager salaris, althans een in goede justitie te bepalen vergoeding, kosten rechtens.
2.3.
Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader worden ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1.
[verweerder], geboren op 13 juni 1956, is op 25 mei 1984 bij Inkasso Unie in dienst getreden. Laatstelijk vervulde [verweerder] bij Inkasso Unie de functie van adjunct-directeur tegen een salaris van € 7.332,89 bruto per maand exclusief 8 % vakantietoeslag en overige emolumenten op basis van een aanstelling van 100 % (productie 1 verzoekschrift).
3.1.2.
Inkasso Unie drijft een incassobureau dat gevestigd is in Eindhoven en gespecialiseerd is in
credit management.
3.1.3.
Op 14 januari 2013 heeft [verweerder] zich bij Inkasso Unie ziek gemeld wegens rugklachten en klachten van psychische aard. [verweerder] is tot en met de onderhavige procedure arbeidsongeschikt gebleven.
3.1.4.
Bij Inkasso Unie heeft een reorganisatie plaatsgevonden op basis van het “Reorganisatieplan Inkasso Unie 3.0; fit voor de toekomst” als gevolg waarvan 16,3 van de 86,6 arbeidsplaatsen zijn vervallen (productie 4 bijlage C verzoekschrift). Op 26 februari 2013 heeft Inkasso Unie een melding collectief ontslag gedaan bij de afdeling juridische dienstverlening van het UWV WERKbedrijf (productie 3 verzoekschrift). Op 28 maart 2013 zijn door Inkasso Unie bij het UWV WERKbedrijf voor 23 werknemers ontslagvergunningen aangevraagd (productie 4 verzoekschrift).
3.1.5.
Onderdeel van de reorganisatie bij Inkasso Unie maakt uit de inrichting van een nieuw functiehuis waarin de taken van de adjunct-directeur zijn verspreid over meerdere rollen binnen de organisatie. Als gevolg hiervan is de functie van [verweerder] komen te vervallen en is [verweerder] op 12 maart 2013 boventallig verklaard (productie D verweerschrift). [verweerder] heeft bij e-mailbericht van 15 maart 2013in het nieuwe functiehuis belangstelling getoond voor de functies van Manager Operatie, Consultant en contractmanager en Teamleider (productie E verweerschrift). [verweerder] heeft vanwege zijn ziekte aangegeven niet deel te kunnen nemen aan een door Inkasso Unie vastgestelde testprocedure
3.1.6.
Inkasso Unie heeft vervolgens op basis van ervaring, vaardigheden, competenties, capaciteiten en het laatstverdiende loon de geschiktheid van [verweerder] bepaald. [verweerder] is volgens Inkasso Unie onvoldoende gekwalificeerd voor één van de nieuwe functies. [verweerder] is hierdoor definitief boventallig geworden.
3.1.7.
Tussen Inkasso Unie en de vakorganisaties, CNV Dienstenbond en FNV Bondgenoten, is overleg geweest over een Sociaal Plan maar dit overleg heeft niet tot overeenstemming geleid. De directie van Inkasso Unie heeft het Sociaal Plan vervolgens eenzijdig vastgesteld en dit Sociaal Plan is van toepassing op [verweerder] en de beëindiging van zijn dienstverband (productie 5 verzoekschrift).
3.2.
Inkasso Unie heeft samengevat het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
Door de reorganisatie is een nieuw functiehuis ingericht waarin de taken van de adjunct-directeur zijn verspreid over meerdere rollen binnen de organisatie. De functie van [verweerder] is hierdoor komen te vervallen en [verweerder] is in beginsel boventallig verklaard. [verweerder] is onvoldoende gekwalificeerd voor één van de door hem aangegeven functies. De functie van Manager Incasso Operatie betrof een categorie 1 functie zoals beschreven in het Sociaal plan (mens volgt functie) waarmee deze automatisch vergeven was. Voor de functie van Consultant en Contractmanager zijn vaardigheden en competenties nodig die door Inkasso Unie onvoldoende worden teruggezien bij [verweerder] met name ten aanzien van de gebieden
business development
en commercieel relatiebeheer. De functie van Teamleider is volgens Inkasso Unie niet passend voor een functionaris die tot voor kort als adjunct-directeur heeft geopereerd.
Op basis van het Sociaal Plan hebben partijen herplaatsingsactiviteiten verricht en onderzocht of er een mogelijkheid bestaat voor een alternatieve, passende functie voor [verweerder]. Een dergelijke mogelijkheid doet zich helaas niet voor. Er is sprake van gewichtige redenen op grond waarvan het dienstverband op korte termijn dient te worden ontbonden. Gelet op de slechte financiële situatie die tot de reorganisatie heeft geleid is er naar de stellige overtuiging van Inkasso Unie geen aanleiding tot het toekennen van een vergoeding aan [verweerder].
3.3.
[verweerder] heeft samengevat het volgende verweer gevoerd.
Door Inkasso Unie is de noodzaak voor een reorganisatie en het verval van zijn functie onvoldoende onderbouwd. De prognose voor de toekomst wordt door Inkasso Unie onevenredig somber voorgesteld en de verwachte omzetterugval is op onjuiste uitgangspunten gebaseerd. Zelfs als men welwillend begrip zou kunnen opbrengen voor een reorganisatie om in te spelen op de huidige markomstandigheden dan nog is door Inkasso Unie niet aangegeven waarom het op deze wijze moet gebeuren en waarom dit noodzakelijkerwijs moet leiden tot een einde van zijn dienstverband. Inkasso Unie geeft niet aan waarom zijn functie moet vervallen laat staan dat zij heeft aangetoond dat daarvoor een economische noodzaak bestaat. Inkasso Unie houdt verder onvoldoende rekening met de omstandigheid dat hij thans nog ziek is. Van gewichtige redenen die een ontbinding tijdens ziekte rechtvaardigen is geen sprake. Herplaatsing zou aan de orde kunnen zijn als hij hersteld is.
Inkasso Unie handelt bovendien in strijd met haar eigen Sociaal Plan door hem niet in de gelegenheid te stellen daadwerkelijk in aanmerking te komen voor de functies waarvoor hij belangstelling heeft getoond terwijl andere, niet zieke, werknemers die mogelijk wel hebben gehad. Het getuigt niet van goed werkgeverschap, aldus [verweerder], dat het eenzijdig opgestelde Sociaal Plan zo onzorgvuldig wordt uitgevoerd en daarbij geen rekening wordt gehouden met de positie van zieke werknemers. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan volgens hem daarom niet aan de orde zijn. Voor het geval de kantonrechter mocht oordelen dat toch de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal worden uitgesproken dient daar een billijke vergoeding tegenover te staan. Het
habe-nichts-verweer van Inkasso Unie kan op grond van de door Inkasso Unie overgelegde cijfers en prognoses bezwaarlijk stand houden omdat daaruit niet blijkt dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden waaronder de toekenning van een vergoeding zal leiden tot faillissement of opheffing van de werkgever. In het geval de ontbinding onverhoopt mocht worden uitgesproken acht [verweerder] bij een ontbinding per 1 oktober 2013 een vergoeding van € 257.384,40 bruto gebaseerd op de kantonrechtersformule met C=1 redelijk.
3.4.
De kantonrechter overweegt als volgt.
3.4.1.
Vooropgesteld wordt dat een werkgever in beginsel vrij is zijn onderneming zo in te richten als hem het beste voorkomt. Die vrijheid vindt echter haar grens daar waar de belangen van de betrokken werknemers op ontoelaatbare wijze in het gedrang komen.
Inkasso Unie heeft in haar Reorganisatieplan Inkasso Unie 3.0; fit voor de toekomst gekozen voor een reorganisatie volgens de ‘stoelendansmethode’ of ‘Methode de Blécourt’ waarbij een functie(groep) of functiehuis geheel komt te vervallen en de boventallig verklaarde medewerkers kunnen solliciteren naar nieuw gecreëerde functies. Bij deze methode komt men in veel gevallen aan de toepassing van het afspiegelingsbeginsel uit het Ontslagbesluit bij het bepalen van de ontslagvolgorde niet toe. Of deze methode toelaatbaar kan worden geacht is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.
3.4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is op grond van de door Inkasso Unie overgelegde stukken voldoende aannemelijk geworden dat zij door haar bedrijfseconomische omstandigheden in redelijkheid het besluit tot reorganiseren heeft kunnen nemen. Zoals hiervoor al is overwogen is deze beslissing in beginsel aan Inkasso Unie voorbehouden; de kantonrechter toetst die beslissing slechts marginaal.
Het door Inkasso Unie gekozen type reorganisatie waarbij een nieuw functiehuis wordt gecreëerd met deels zwaardere functies is in beginsel ook toelaatbaar. Indien daarbij ontslagen aan de orde zijn dient echter wel naar objectieve maatstaven te kunnen worden getoetst of bij invulling van de nieuwe vacatures voldoende zorgvuldig is geselecteerd en geen sprake is geweest van willekeur.
3.4.3.
Inkasso Unie heeft in dit geval voldoende aannemelijk gemaakt dat de unieke functie van adjunct-directeur is komen te vervallen en de verschillende taken over meerdere rollen in de nieuwe organisatie zijn verdeeld (productie 6 Inkasso Unie). Gesteld door [verweerder] noch gebleken is dat één van de nieuwe functies onderling uitwisselbaar is met de oude functie van adjunct-directeur zodat aan de toepassing van het afspiegelingsbeginsel in dit geval niet wordt toegekomen. Dit betekent dat [verweerder] in beginsel in aanmerking komt voor herplaatsing in een passende functie in het nieuwe functiehuis.
3.4.4.
Vast staat dat [verweerder] op 14 maart 2013 van Inkasso Unie een brief met een aanzienlijke hoeveelheid bijlagen heeft ontvangen – waaronder het concept Sociaal Plan – waarin hij (definitief) boventallig werd verklaard en waarbij hij feitelijk één dag heeft gekregen om op de bijlagen te reageren en zijn belangstelling voor één van de nieuwe functies kenbaar te maken (productie E verweerschrift). Mede door de tijdsnood waarin [verweerder] stelt te zijn komen te verkeren heeft hij onder meer gekozen voor een categorie 1 functie die feitelijk niet vacant was. Vast staat eveneens dat [verweerder] – daarin ondersteund door de bedrijfsarts – van mening was dat hij door zijn ziekte niet voldoende in staat was de voorgeschreven testprocedure met assessment naar beste kunnen te doorlopen. Inkasso Unie stelt vervolgens zelf op basis van ervaring, vaardigheden en competenties te hebben bepaald dat voor [verweerder] geen passende functie in het nieuwe functiehuis voorhanden is, maar die stelling oordeelt de kantonrechter gelet op de staat van dienst van [verweerder] onvoldoende onderbouwd. Dit geldt temeer nu [verweerder] zich ten aanzien van de zwaarte en beloning van een nieuwe functie flexibel wenste op te stellen. [verweerder] stelt zelfs te hebben gesmeekt om een functie teneinde bij Inkasso unie te kunnen blijven werken
3.4.5.
Tegen de achtergrond van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat [verweerder] mede door zijn ziekte geen faire kans heeft gehad om mee te dingen naar één van de nieuwe functies. [verweerder] heeft terecht aangevoerd dat de in het reorganisatieplan beschreven procedure in zijn geval niet correct is uitgevoerd. Reeds daarom dient het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst te worden afgewezen. Aan hetgeen partijen overigens nog hebben aangevoerd met betrekking tot het door Inkasso Unie gevoerde
habe-nichts-verweer komt de kantonrechter niet toe.
3.4.6.
Inkasso Unie heeft tijdens de mondelinge behandeling nog aangevoerd dat [verweerder] getuige het e-mailbericht aan zijn advocaat (productie F verweerschrift) in werkelijkheid helemaal geen belangstelling heeft voor één van de door hem aangegeven functies en dat hij dus niets mist als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Gelet op hetgeen onder 3.4.4. is overwogen en op de omstandigheid dat in het geheel geen selectieprocedure heeft kunnen plaatsvinden kan aan die uitlating van [verweerder] niet al te veel gewicht worden toegekend. Invoelbaar is dat daarbij een zekere frustratie kan hebben meegespeeld. [verweerder] heeft immers ook aangevoerd in januari 2013 al een voorstel aan Inkasso Unie te hebben gedaan om een lagere functie te gaan bekleden waarop hij naar eigen zeggen geen reactie heeft mogen ontvangen.
3.4.7.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek tot ontbinding wordt afgewezen.
3.4.8.
Inkasso Unie heeft te gelden als de in het ongelijk gestelde partij zodat zij in de proceskosten wordt veroordeeld. Aan gemachtigdensalaris zal een bedrag van € 800,-- worden toegekend op basis van het gebruikelijke l 200 per procesiquidatietariefpunten0,- procesten).

4.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Inkasso Unie in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder] gevallen en tot op heden begroot op € 800,-- wegens bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast).
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. Kobussen en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2013.