Op 4 juli 2013 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 mei 2012 in Veghel met een gasdrukpistool kogeltjes op een bestelbus heeft afgevuurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft geprobeerd om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan de inzittenden van de bus, omdat ballistisch onderzoek heeft aangetoond dat de kogeltjes niet door de ruiten dringen. Hierdoor was er geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot zware mishandeling, maar heeft wel de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht bewezen verklaard. De bedreiging van een vijfjarige inzittende werd niet bewezen geacht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het delict ontoerekeningsvatbaar was, wat werd ondersteund door rapporten van psychologen en psychiaters. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging opgelegd. De rechtbank heeft ook een vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding voor materiële en immateriële schade. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor dat deel van de tenlastelegging werd vrijgesproken.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de verdachte lijdt aan een ernstige psychiatrische aandoening, wat zijn handelen ten tijde van het delict heeft beïnvloed. De rechtbank heeft de maatregel van tbs noodzakelijk geacht om de veiligheid van anderen te waarborgen, gezien het recidivegevaar en het gebrek aan ziektebesef bij de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, die de ernst van de zaak en de noodzaak van behandeling in een gestructureerde omgeving heeft onderstreept.