5.De stukken van de rechter-commissaris in deze zaak, onder meer inhoudende:
- de verklaring van [slachtoffer 1], d.d. 13 juni 2013, afgelegd in aanwezigheid van de rechter-commissaris en een Hongaarse rechter, pag. 1 tot en met 15
(hierna dossier 5)
Inleiding.
In de ten laste gelegde periode heeft [slachtoffer 1] als prostituee gewerkt op het[plein] te Eindhoven.
Verdachte staat terecht op de verdenking van mensenhandel omdat hij [slachtoffer 1] zou hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutiewerkzaamheden en hem, verdachte, uit de opbrengst daarvan te bevoordelen. Verdachte zou de aldus verkregen gelden voor zichzelf hebben gebruikt en zich daarmee ook schuldig hebben gemaakt aan witwassen.
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij met een ander of anderen [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft meegenomen naar een ander land met het oogmerk hen ertoe te brengen in de prostitutie werkzaam te zijn.
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de feiten 1 en 2.
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde (mensenhandel) en onder 2 ten laste gelegde (witwassen) wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht - kort gezegd - het meenemen naar Nederland van [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 3] met de bedoeling hen in de prostitutie werkzaam te laten zijn, niet bewezen.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van de feiten 1 en 2.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman geconcludeerd tot vrijspraak van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde [slachtoffer 1] dwingen/bewegen zich beschikbaar testellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde en zich bevoordelen uit de opbrengst) en het onder 2 ten laste gelegde (witwassen).
[slachtoffer 1], geboren [1989], (hierna: [slachtoffer 1]) heeft bij de politie verklaard dat zij geen Nederlands spreekt. Zij was, zo’n drie jaar geleden, heel arm en had niet voldoende geld om te eten. Sinds juni/juli 2009 is zij in Nederland en heeft zij in de prostitutie gewerkt. Zij werkt 5 dagen per week. Buiten haar kamerhuur verdiende zij zo’n € 50,-- tot
€ 80,-- per dag. Als het echt goed liep € 300,-- tot € 400,-- per dag.
Zij had geen vriendinnen in Nederland.
Toen zij ongeveer twee maanden in Nederland was, heeft zij [verdachte] (verdachte) leren kennen. Sinds die tijd hebben zij een relatie. Zij stuurt regelmatig geld, dat zij heeft verdiend met de prostitutie, naar haar vriend [verdachte].
Zij heeft aan de auto van [verdachte] meebetaald. [verdachte] is soms een week in Nederland. Hij huurt dan een kamer in een hotel of ergens anders. Tijdens de relatie met [verdachte] heeft zij alleen in Eindhoven gewerkt. Als [verdachte] er niet was, woonde zij op het[plein]. Per dag heeft zij, nadat ze haar kamerhuur heeft terugverdiend, nog vier of vijf klanten.
In aanwezigheid van de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] op 13 juni 2013 in Hongarije verklaard dat het wel eens voorkwam dat zij op haar werkplek heeft overnacht.
Op 9 augustus 2011 heeft [slachtoffer 1] bij een controle op het[plein] te Eindhoven tegenover de verbalisanten verklaard dat zij op de werkplek slaapt en dat zij 7 dagen per week werkt van 11.00 uur tot 02.00 uur.
Op 15 november 2010 heeft [persoon 1], vervangend beheerder[plein] 8,
verklaard dat[slachtoffer 1] de laatste tijd van 10.00 uur tot 02.00 uur op het[plein] werkte.
Op 21 mei 2012 heeft [persoon 2], kamerverhuurder[plein], verklaard dat [slachtoffer 1] 7 dagen per week werkte. Ze begon tussen 14.00 uur en 15.00 uur en stopte rond 01.00 uur.
Verdachte, wonende in Hongarije, heeft op 11 april 2012 bij de politie verklaard dat hij[slachtoffer 1] in Nederland heeft ontmoet. In juni wordt het drie jaren dat ze een relatie hebben. Tijdens de relatie heeft[slachtoffer 1] gewerkt als prostituee. In Nederland verbleef verdachte in een woonpark, waar hij een woning huurde.
Verdachte kwam een keer per maand voor [slachtoffer 1] naar Nederland, waarbij hij soms een week, soms tien dagen en maximaal twee weken in Nederland bleef.
Als hij in Nederland was, stonden ze in de ochtend samen op en daarna nam verdachte [slachtoffer 1] mee naar haar werk.
[slachtoffer 1] begon dan ’s middags met werken tot twee uur ’s nachts.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 1] in de prostitutie werkte en dat hij met [slachtoffer 1] over haar verdiensten heeft gesproken. [slachtoffer 1] heeft een keer € 600,-- naar hem overgemaakt op zijn verzoek. Hij gelooft dat dit was omdat zijn auto stuk was.
Uit gegevens van de Belastingdienst is op 13 augustus 2012 gebleken dat [slachtoffer 1] in 2009 84 dagen heeft gewerkt op het[plein], in 2010 218 dagen en in 2011 214 dagen. Van 2012 waren nog geen gegevens bekend.
In september 2009 heeft de politie een voorlichting aan prostituees gegeven. Naar aanleiding van deze voorlichting heeft [slachtoffer 1], geboren op [1989] en werkzaam op het[plein], zich op het politiebureau gemeld. Zij deelde mede dat zij gedwongen werd te werken en dat ze wilde stoppen. Haar pooier was onderweg naar Nederland. Er is een vervolgafspraak met haar gemaakt, waarna ze niet meer is verschenen.
De rechtbank gaat ervan uit dat met ‘haar pooier’ verdachte wordt bedoeld, nu het dossier geen enkel aanknopingspunt geeft, dat het hier om een ander dan verdachte zou gaan en verdachte en [slachtoffer 1] in die periode al een relatie hadden.
Vanaf 8 maart 2012 is het gsm-nummer in gebruik bij [slachtoffer 1] getapt.
Deze getapte telefoongesprekken of delen daarvan zijn in het eindproces-verbaal, in het BOB-dossier en in een nagekomen stuk weergegeven.
De rechtbank zal de integrale vertaling van de telefoongesprekken, zoals opgenomen in het nagekomen stuk (dossier 3), gebruiken voor het bewijs.
Deze tapverslagen houden onder meer het volgende in:
(m.b.t. het onder druk zetten en/of dreigende/agressieve houding)
Tap nr. 825
Op 18 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met haar moeder.
[slachtoffer 1] vertelt aan moeder dat ze die dag goed heeft verdiend. Moeder vraagt aan [slachtoffer 1]: ‘Weet je waarom je kan verdienen? Dit zou [slachtoffer 2] (
de rechtbank begrijpt uit het dossier dat hier [slachtoffer 2] wordt bedoeld)ook nodig hebben. Want [verdachte] houdt je hier wel kort. Want als je het geld dat hij nodig heeft niet verdient, slaat hij je.’ [slachtoffer 1] zegt vervolgens dat hij haar niet slaat als ze niets verdient, maar schreeuwt.
Tap nr. 715
Op 17 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met haar moeder.
- [slachtoffer 1] zegt dat [slachtoffer 2] niet verdient. [slachtoffer 1] heeft tegen [slachtoffer 2]gezegd dat ze zichzelf beter bij elkaar kan rapen, want [slachtoffer 1] is geen bank. [slachtoffer 1] zegt: ‘En [verdachte] maakt me af. Als ik niet tenminste 200,-- naar [verdachte] naar huis kan sturen, maakt hij me af.’ Moeder zegt dat hij gelijk heeft. Anderen kan ze wel steunen en dan juist voor hem is er niet genoeg. Daar komen dus de problemen van.
- [verdachte] heeft tegen [slachtoffer 1] gezegd, dat zij toch eindelijk moest begrijpen dat hij van haar hield. Waarom [slachtoffer 1] het toch niet snapt. Hij is al drie jaar met haar. Hij spaart nu het geld voor haar voor een huis. Hij heeft nu een woning van 300.000,-- Forint voor haar uitgezocht. Ze had op internet gekeken en in de buurt is er een woning voor 300.000 Forint. Hij zei dat hij die voor haar ging kopen. Dat ze niet altijd gaat zeuren. Hij zal hiermee bewijzen dat hij echt van haar houdt.
(m.b.t. de werkzaamheden controleren, althans de verdiensten)
Tap nr. 82
Op 9 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met verdachte.
Verdachte vraagt of [slachtoffer 1] een beetje werkt. [slachtoffer 1] zegt dat ze alleen kamergeld heeft. Verdachte zegt dat het negen uur is. Het zal nog van start gaan. Hij zegt ‘sprokkel 300 op een of andere manier bij elkaar, mijn baby’.
Tap nr. 681
Op 17 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met verdachte.
[slachtoffer 1] zegt dat ze beter is dan [slachtoffer 2], want zij heeft helemaal geen plus gemaakt. Verdachte vraagt wat [slachtoffer 1] heeft gemaakt. Ze gelooft € 150,--. Verdachte zegt: ‘Maar wat heb ik je gezegd? Maak maar 300, toch?’. [slachtoffer 1] zegt: ‘Speel toch niet de pooier over mij’. Verdachte zegt: ‘Ik moet een beetje ruzie maken met jou zodat je een beetje houding hebt, want jij bent verluierd’.
Verderop zegt verdachte: ‘Stuur maar dinsdag geld voor mij’. [slachtoffer 1] zegt dat ze geld zal sturen als ze geld heeft. Verdachte zegt hierop: ‘Je zal het hebben. Waarom zou je het niet hebben?’. Verdachte zegt: ‘Ik moet geld aan de advocaat geven, dit, dat, mijn kleine’. [slachtoffer 1] zegt dat ze het op dinsdag zal sturen.
(m.b.t. afdracht inkomsten)
Tap nr. 611
Op 16 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met [slachtoffer 3] (
de rechtbank begrijpt uit het dossier dat het hier [slachtoffer 3] betreft).
[slachtoffer 1] zegt dat ze helemaal nerveus is omdat haar man hierheen komt. Hij komt alleen maar hierheen om haar haar geld af te nemen en zij blijft hier zonder geld. Zij heeft niet eens haar cabinegeld. [slachtoffer 3] zegt dat hij toch niet hoeft te weten hoeveel zij gisteren heeft gemaakt. [slachtoffer 1] zegt: ‘Het is een schande. Ik heb hem geschreven dat als hij nu naar huis gaat hij mooi naar een vrouw moet zoeken want ik ga niet voor hem werken want naast hem zal ik nooit iets hebben’. [slachtoffer 3] zegt vervolgens: ‘Zie je, daar heb ik het over gehad dat je het hem niet moet vertellen. Ook gisteren heb je 370 gemaakt en heb je 300 gezegd. Had je maar 150 gezegd. Dan had je meteen 150.’ [slachtoffer 3] vraag of hij hierheen komt. [slachtoffer 1] zegt dat hij al is vertrokken. Hij komt niet naar de straat. Ze moet naar buiten. Hij weet hoeveel ze heeft gemaakt. [slachtoffer 3] vraagt waarom ze het hem toch heeft verteld. [slachtoffer 1] zegt omdat ze dacht dat hij niet vandaag naar huis zou gaan.
- [slachtoffer 1] belt op 18 maart 2012 met verdachte.
Verdachte zegt dat [slachtoffer 1] morgen geld naar hem stuurt. [slachtoffer 1] vraagt hoeveel. Verdachte zegt: ‘zo dat het goed zal zijn. Want ik moet nu een beetje aan mijn auto uitgeven, daarom zeg ik, zodat er ook wat over zal blijven.’. [slachtoffer 1] zegt dat ze 300 euro stuurt. Verdachte zegt: ‘Nou iets van 600’. [slachtoffer 1] zegt: ‘maar mijn kleine, je bent met geld naar huis gegaan, wat doe je toch met de gelden?’. Verdachte zegt dat hij het nu nodig heeft voor dit en dat.
[slachtoffer 1] zegt dat hij de gelden altijd uitgeeft. Waar neukt ze dan voor?
Ze vraagt of ze voor de sier neukt.
- Verdachte zegt dat zij hem dat klote geld misgunt.
[slachtoffer 1] zegt dat hij niet zoiets moet zeggen en vraagt schreeuwend wie het hem misgunt.
[slachtoffer 1] zegt: ‘Maar wie misgunt dan het geld, zeg het maar. Denk niet dat ik het helemaal naar jou zal sturen. Morgen zal ik 600 euro naar jou sturen …’.
- even later zegt [slachtoffer 1] dat ze niet belt en stiekem naar het feest gaat. Verdachte zegt dat ze nergens heen gaat nou. [slachtoffer 1] zegt dat hij haar nooit ergens heen laat gaan.
Verdachte zegt dat hij haar laat gaan.
Tap nr. 847
Op 18 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met [slachtoffer 3].
[slachtoffer 1] zegt dat ze boos is, omdat ze ruzie had met [verdachte].
Hij zegt stuur maar morgen geld. Ik zeg goed, ik stuur 300 euro. Dat is niet genoeg, hij heeft 600 euro nodig. Ik zeg: ‘Wat heb je toch? Je bent naar huis gegaan, je hebt dat veel geld mee naar huis genomen, wat heb je met het geld gedaan, zeg ik, je bent eigenlijk een dag thuis en heb je nu al geen geld?’. [slachtoffer 3] vraagt hoeveel hij mee naar huis heeft genomen. [slachtoffer 1] zegt dat hij een paar duizend euro mee naar huis heeft genomen.
[slachtoffer 1] zegt: ‘Het zou goed zijn als je een beetje terugnam want neuk ik alleen maar voor de grap? Ik zeg, niet alles moet jij hebben…, het zou lekker zijn als ik ook iets had, want ik ben al twee jaar hier en buiten mijn kleren heb ik niets’. Hij zei dat ik hem het geld misgun.
Tap nr. 1030
Op 20 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met een onbekend gebleven vrouw.
De vrouw heeft de man van [slachtoffer 1] gezien. [slachtoffer 1] weet het, want hij is thuis.
De vrouw zegt dat hij in de stad rijdt met een zwarte BMW.
[slachtoffer 1] zegt dat het een Mercedes is. De flikker heeft hem net gekocht. Hier heeft zij voor gewerkt. [slachtoffer 1] zei dat ze had gezegd dat hij zijn verstand liever daarvoor moet gebruiken, om een woning te kopen voor haar. Hij zei, mijn kleine, ik heb net een huis voor je uitgezocht. [slachtoffer 1] zegt dat ze daar op kan wachten.
Tap nr. 357
Op 13 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met verdachte.
[slachtoffer 1] zegt: ‘Je houdt niet van mij en je zegt alleen maar daarom tegen mij, ik hou van jou en mijn kleine, zodat ik geen argwaan heb, want zo heb ik ook al argwaan en je wilt niet dat het aan het licht komt dat [naam 1] van jou zwanger is want dan zul je geen geldbron hebben en je kan nu niet nog een meisje voor jezelf gaan zoeken.’
Uit het dossier blijkt dat met de in de tapgesprekken genoemde ‘[verdachte]’ en ‘[verdachte]’ verdachte wordt bedoeld.Tevens heeft er een stemherkenning plaatsgevonden waaruit blijkt dat verdachte de gebruiker is van de nummers [nummer 1] en [nummer 2].
Uit gegevens van [bank 1] is gebleken dat in de periode van 2 november 2010 tot en met 19 maart 2012 door [slachtoffer 1] vanuit Eindhoven 15 keer geld is overgeboekt naar [verdachte], voor in totaal een bedrag van € 5.729,50, waarvan op 19 maart 2013 een bedrag van € 600,--.
Ook heeft zij in de periode 1 maart 2009 tot 6 april 2012 vanuit Eindhoven zes stortingen gedaan naar[persoon 3], wonende te [woonplaats] voor een totaalbedrag van € 1.904,50.[persoon 3] is de nicht van verdachte en de verzorgster van zijn kinderen.
Er zijn diverse tapgesprekken van [slachtoffer 1] met verdachte of een andere persoon, waaruit de rechtbank concludeert dat sprake is van mensenhandel.
De rechtbank heeft opgemerkt dat er tijdens de gesprekken tussen [slachtoffer 1] en verdachte over en weer liefdesbetuigingen zijn geuit en er regelmatig op een vrolijke/lacherige toon wordt gesproken. Deze liefdesbetuigingen staan – anders dan de raadsman heeft betoogd - een bewezenverklaring niet in de weg. Zij bevestigen, mede gelet op de inhoud van de overige tapgesprekken, de afhankelijke relatie van [slachtoffer 1] met verdachte.
De liefdesbetuigingen en de (soms) vrolijke intonatie van de gesprekken doen niet af aan de inhoud van de hiervoor vermelde tapgesprekken, die tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde leiden.
[slachtoffer 1] was een kwetsbare jonge vrouw uit Hongarije. Zij sprak geen Nederlands en had in Nederland geen sociaal netwerk. Daardoor bevond zij zich in een kwetsbare positie, waarvan verdachte misbruik heeft gemaakt.
In de tenlastelegging zijn de feitelijke handelingen waar de mensenhandel op is gebaseerd omschreven. De rechtbank zal daar hierna op ingaan.
De liefdesrelatie en het vervoer naar de werkplek.
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 1] vanaf 1 september 2009 tot en met maart 2013 een liefdesrelatie met verdachte heeft gehad. Verdachte kwam maandelijks één week tot maximaal 14 dagen naar Nederland. Uit de verklaring van verdachte bij de politie blijkt dat verdachte, wanneer hij in Nederland was, [slachtoffer 1] meermalen naar de prostitutieplek op het[plein] heeft gebracht.
Het onder druk zetten en/of de dreigende/agressieve houding.
De rechtbank heeft hiervoor een aantal tapgesprekken weergegeven.
Uit de gesprekken met de nummers 825 en 715 leidt de rechtbank af dat er sprake was van druk en dreiging door verdachte als [slachtoffer 1] niet genoeg geld met de prostitutiewerk-zaamheden verdiende.
De werkzaamheden controleren, althans de verdiensten.
Verdachte bemoeide zich met de werkzaamheden of de verdiensten van [slachtoffer 1] en drong er bij haar op aan minimaal een bedrag van € 300,-- te verdienen (taps 82, 681 en 727). Verdachte heeft ter terechtzitting erkend met [slachtoffer 1] over haar inkomsten te hebben gesproken.
Het bewegen om 15 uren, althans een groot aantal uren te werken.
[slachtoffer 1] werkte 5 tot 7 dagen per week, waarbij de werkzaamheden aanvingen tussen 11.00 uur en 14.00 uur en tot 02.00 uur werd gewerkt. Uit de diverse tapgesprekken blijkt dat verdachte bepaalde hoeveel geld [slachtoffer 1] moest verdienen. Daarmee bepaalde hij ook de duur van haar werkdag.
Het overnachten op de werkplek.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze op haar werkplek overnachtte.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat overnachten op de werkplek een indicatie is voor mensenhandel. De prostituee heeft dan alleen maar contact met haar klanten en met haar collega’s en is bovendien gemakkelijk te controleren.
Het bewegen initialen op haar lichaam te laten taoeëren.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bewogen een tatoeage met zijn initialen te nemen. Verdachte heeft verklaard pas achteraf op de hoogte te zijn gesteld van de tatoeage. Er zijn geen aanwijzingen voor het tegendeel. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Beperken bewegingsvrijheid.
In de gesprekken 715 en 727 ziet de rechtbank aanwijzingen dat [slachtoffer 1] in haar doen en laten wordt beperkt door verdachte, echter is niet vast komen staan dat zij haar werkplek niet mocht verlaten van verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Afdracht inkomsten.
Zowel [slachtoffer 1] als verdachte bevestigen dat er geldbedragen naar verdachte zijn overgemaakt. Uit de gesprekken met de nummers 611, 829, 847, 1030 en 357 blijkt dat [slachtoffer 1] een groot deel van haar verdiensten contant en via overboekingen aan verdachte afdroeg en dat verdachte haar daar ook toe bewoog. Zo zegt [slachtoffer 1] tijdens een gesprek met verdachte, waarbij verdachte wederom om geld vraagt, dat ze al twee jaar hier zit en niets heeft, behalve haar kleren.
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat zij aan de auto van verdachte heeft meebetaald en op zijn verzoek op 19 maart 2012 € 600,-- naar hem heeft overgemaakt.
Dat er geld is overgemaakt naar verdachte wordt ook bevestigd door de overboekingen van geldbedragen naar verdachte via [bank 1]. Tevens zijn er geldbedragen overgemaakt naar[persoon 3], zijnde een familielid van verdachte en de verzorgster van zijn kinderen. De rechtbank gaat ervan uit dat de bedragen die zijn verstuurd naar[persoon 3] ook ten goede zijn gekomen aan verdachte, nu er uit het dossier geen andere reden voor de stortingen naar[persoon 3] aannemelijk is geworden.
Zowel verdachte als [slachtoffer 1] hebben verklaard dat de naar verdachte overgemaakte geldbedragen bestemd waren voor de moeder van [slachtoffer 1]. De reden voor de overboekingen naar verdachte zou zijn gelegen in de omstandigheid dat in het dorp waar moeder woont geen kantoor van [bank 1] is.
De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat het overgemaakte geld ten goede is gekomen aan een derde. Uit de tapgesprekken blijkt immers dat [slachtoffer 1] een groot deel van haar inkomsten aan verdachte heeft afgedragen en dat verdachte[slachtoffer 1] om geld vroeg.
Overigens blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 1] in de periode van 22 januari 2010 tot 24 april 2012 via [bank 1] 29 keer rechtstreeks naar haar moeder ([persoon 4]) geld heeft overgemaakt.Blijkbaar was het rechtstreeks overboeken van geldbedragen naar haar moeder via [bank 1] toen geen enkel probleem.
Uit tapgesprek nummer 715 blijkt dat verdachte bij [slachtoffer 1] de indruk heeft gewekt dat hij van het door [slachtoffer 1] verdiende geld een huis voor haar wilde kopen. Dat er daadwerkelijk een huis is gekocht of geld hiervoor is gespaard, is niet gebleken. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van misleiding.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door feitelijkheden, door dreiging met feitelijkheden, door misleiding en door het maken van misbruik van een kwetsbare positie [slachtoffer 1] heeft bewogen tot - kort gezegd - het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en zich uit de opbrengst daarvan heeft bevoordeeld.
Ondanks het feit dat [slachtoffer 1] geen aangifte heeft gedaan en zij meerdere keren heeft verklaard zich geen slachtoffer te voelen, vindt de rechtbank voldoende bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van mensenhandel te komen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde; het meenemen van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] met het oogmerk zich in een ander land beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].
De rechtbank is het met de officier van justitie en de verdediging eens dat er ten aanzien van
het meenemen naar een ander land van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], met het oogmerk deze personen ertoe te brengen werkzaam te zijn in de prostitutie, geen wettig en overtuigend bewijs is. De rechtbank zal verdachte dan ook ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van [slachtoffer 2].