ECLI:NL:RBOBR:2013:2697

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2013
Publicatiedatum
2 juli 2013
Zaaknummer
01-889018-12
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en witwassen door verdachte in relatie tot prostitutie van slachtoffer

Op 4 juli 2013 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en witwassen. De verdachte, een man zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd ervan beschuldigd gedurende een periode van meer dan twee jaar een Hongaarse vrouw, aangeduid als [slachtoffer 1], te hebben gedwongen tot prostitutie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw onder druk zette om haar inkomsten uit prostitutie aan hem af te staan. De vrouw, die in Nederland werkte, verklaarde dat zij geen Nederlands sprak en geen sociaal netwerk had, waardoor zij zich in een kwetsbare positie bevond. De verdachte heeft haar misbruikt door haar te dwingen tot lange werkdagen en haar verdiensten te controleren. De rechtbank heeft ook bewijs gevonden in de vorm van tapgesprekken waarin de verdachte de vrouw aanmoedigde om geld te verdienen en haar onder druk zette als ze niet genoeg verdiende.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het meenemen van andere vrouwen naar Nederland met de bedoeling hen in de prostitutie te laten werken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging, maar dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan mensenhandel en witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 42 maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de verdachte had gehandeld uit winstbejag zonder rekening te houden met de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de kwetsbare positie van de slachtoffers, wat leidde tot de beslissing om een substantiële gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01/889018-12]
Strafrecht
Parketnummer: 01/889018-12
Datum uitspraak: 04 juli 2013
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [1981],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 juni 2012, 14 september 2012, 11 december 2012, 25 februari 2013, 23 mei 2013 en 19 en 20 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 mei 2012.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 14 september 2012 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 maart 2009
tot en met 26 maart 2012 te Eindhoven en/of elders in Nederland en/of
Hongarije,
[slachtoffer 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te
weten het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen
betaling (sub 4)
en/of
[slachtoffer 1] door dwang, geweld of één of meer andere feitelijkheden,
door dreiging met geweld of één of meer andere feitelijkheden, door misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht
en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft gedwongen dan wel bewogen
hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handeling(en)
van [slachtoffer 1] met of voor een derde,(sub 9)
Immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode:
  • een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde[slachtoffer 1] en/of
  • voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) naar een prostitutieplek vervoerd en/of
  • die [slachtoffer 1] onder druk gezet en/of dreigende/agressieve taal jegens die [slachtoffer 1]
geuit en/of gedreigd die [slachtoffer 1] te slaan en/of
- (de werkzaamheden van) die [slachtoffer 1] gecontroleerd, althans haar
verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen om 15 uur per dag, althans een groot aantal uren
per dag, prostitutiewerkzaamheden te verrichten en/of
- die[slachtoffer 1], indien er niet genoeg inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden
binnen kwam, gedwongen/bewogen om op haar (prostitutie)werkplek te overnachten
en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] bewogen om zijn, verdachtes, initialen op haar lichaam te
laten tatoeëren en/of
- de bewegingsvrijheid van die [slachtoffer 1] beperkt door haar op te dragen dat zij
niet zonder zijn, verdachtes, toestemming, haar prostitutiewerkplek mocht
verlaten en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen/bewogen (een groot deel van) haar
verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan/af te dragen;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 maart 2009
tot en met 23 maart 2012, te Eindhoven en/of elders in Nederland en/of te
Hongarije en/of elders in Europa, tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen,
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben medegenomen met het oogmerk
die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] in een ander land, te weten Nederland, ertoe
te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met of voor een derde tegen betaling (sub 3);
(artikel 273f lid 1 sub 4, 9 en 3 Wetboek van Strafrecht)
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart
2009 tot en met 26 maart 2012, te Eindhoven en/of een of meer plaatsen in
Nederland en/of Hongarije, (telkens)
(een) voorwerp(en), te weten een of meer hoeveelheid/hoeveelheden (contant)
geld zijnde de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1], heeft
verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans
van dat/die voorwerp(en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
(artikel 420bis/quater van het Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Bronnen.
1.
Een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche, met dossiernummer 2012023943, afgesloten d.d. 29 augustus 2012, aantal doorgenummerde bladzijden: 1 tot en met 1055. Dit dossier bevat een verzameling opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventuele) andere bescheiden (hierna dossier 1);
2.
Een BOB-dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche
Eindhoven, met dossiernummer 2012023943, afgesloten d.d. 28 augustus 2012,
aantal doorgenummerde bladzijden: 1 tot en met 1173. Dit dossier bevat een
verzameling opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader
van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventuele) andere
bescheiden (hierna dossier 2);
3.
Een aantal integraal vertaalde tapgesprekken met betrekking tot de periode van 9 maart 2012 tot en met 24 maart 2012, pag. 1 tot en met 162 (hierna dossier 3).
4.
Een dossier van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche, met dossiernummer 2233120307, met betrekking tot [medeverdachte 1]. Dit dossier bevat een verzameling opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventuele) andere bescheiden (hierna dossier 4);
5.
De stukken van de rechter-commissaris in deze zaak, onder meer inhoudende:
- de verklaring van [slachtoffer 1], d.d. 13 juni 2013, afgelegd in aanwezigheid van de rechter-commissaris en een Hongaarse rechter, pag. 1 tot en met 15
(hierna dossier 5)
Inleiding.
In de ten laste gelegde periode heeft [slachtoffer 1] als prostituee gewerkt op het[plein] te Eindhoven.
Verdachte staat terecht op de verdenking van mensenhandel omdat hij [slachtoffer 1] zou hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutiewerkzaamheden en hem, verdachte, uit de opbrengst daarvan te bevoordelen. Verdachte zou de aldus verkregen gelden voor zichzelf hebben gebruikt en zich daarmee ook schuldig hebben gemaakt aan witwassen.
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij met een ander of anderen [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft meegenomen naar een ander land met het oogmerk hen ertoe te brengen in de prostitutie werkzaam te zijn.
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de feiten 1 en 2.
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde (mensenhandel) en onder 2 ten laste gelegde (witwassen) wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht - kort gezegd - het meenemen naar Nederland van [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 3] met de bedoeling hen in de prostitutie werkzaam te laten zijn, niet bewezen.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van de feiten 1 en 2.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman geconcludeerd tot vrijspraak van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde [slachtoffer 1] dwingen/bewegen zich beschikbaar testellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde en zich bevoordelen uit de opbrengst) en het onder 2 ten laste gelegde (witwassen).
[slachtoffer 1], geboren [1989], (hierna: [slachtoffer 1]) heeft bij de politie verklaard dat zij geen Nederlands spreekt. Zij was, zo’n drie jaar geleden, heel arm en had niet voldoende geld om te eten. Sinds juni/juli 2009 is zij in Nederland en heeft zij in de prostitutie gewerkt. Zij werkt 5 dagen per week. Buiten haar kamerhuur verdiende zij zo’n € 50,-- tot
€ 80,-- per dag. Als het echt goed liep € 300,-- tot € 400,-- per dag. [1]
Zij had geen vriendinnen in Nederland. [2]
Toen zij ongeveer twee maanden in Nederland was, heeft zij [verdachte] (verdachte) leren kennen. Sinds die tijd hebben zij een relatie. Zij stuurt regelmatig geld, dat zij heeft verdiend met de prostitutie, naar haar vriend [verdachte]. [3]
Zij heeft aan de auto van [verdachte] meebetaald. [verdachte] is soms een week in Nederland. Hij huurt dan een kamer in een hotel of ergens anders. Tijdens de relatie met [verdachte] heeft zij alleen in Eindhoven gewerkt. Als [verdachte] er niet was, woonde zij op het[plein]. Per dag heeft zij, nadat ze haar kamerhuur heeft terugverdiend, nog vier of vijf klanten. [4]
In aanwezigheid van de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] op 13 juni 2013 in Hongarije verklaard dat het wel eens voorkwam dat zij op haar werkplek heeft overnacht. [5]
Op 9 augustus 2011 heeft [slachtoffer 1] bij een controle op het[plein] te Eindhoven tegenover de verbalisanten verklaard dat zij op de werkplek slaapt en dat zij 7 dagen per week werkt van 11.00 uur tot 02.00 uur. [6]
Op 15 november 2010 heeft [persoon 1], vervangend beheerder[plein] 8,
verklaard dat[slachtoffer 1] de laatste tijd van 10.00 uur tot 02.00 uur op het[plein] werkte. [7]
Op 21 mei 2012 heeft [persoon 2], kamerverhuurder[plein], verklaard dat [slachtoffer 1] 7 dagen per week werkte. Ze begon tussen 14.00 uur en 15.00 uur en stopte rond 01.00 uur. [8]
Verdachte, wonende in Hongarije, heeft op 11 april 2012 bij de politie verklaard dat hij[slachtoffer 1] in Nederland heeft ontmoet. In juni wordt het drie jaren dat ze een relatie hebben. Tijdens de relatie heeft[slachtoffer 1] gewerkt als prostituee. In Nederland verbleef verdachte in een woonpark, waar hij een woning huurde. [9]
Verdachte kwam een keer per maand voor [slachtoffer 1] naar Nederland, waarbij hij soms een week, soms tien dagen en maximaal twee weken in Nederland bleef.
Als hij in Nederland was, stonden ze in de ochtend samen op en daarna nam verdachte [slachtoffer 1] mee naar haar werk.
[slachtoffer 1] begon dan ’s middags met werken tot twee uur ’s nachts. [10]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 1] in de prostitutie werkte en dat hij met [slachtoffer 1] over haar verdiensten heeft gesproken. [slachtoffer 1] heeft een keer € 600,-- naar hem overgemaakt op zijn verzoek. Hij gelooft dat dit was omdat zijn auto stuk was. [11]
Uit gegevens van de Belastingdienst is op 13 augustus 2012 gebleken dat [slachtoffer 1] in 2009 84 dagen heeft gewerkt op het[plein], in 2010 218 dagen en in 2011 214 dagen. Van 2012 waren nog geen gegevens bekend. [12]
In september 2009 heeft de politie een voorlichting aan prostituees gegeven. Naar aanleiding van deze voorlichting heeft [slachtoffer 1], geboren op [1989] en werkzaam op het[plein], zich op het politiebureau gemeld. Zij deelde mede dat zij gedwongen werd te werken en dat ze wilde stoppen. Haar pooier was onderweg naar Nederland. Er is een vervolgafspraak met haar gemaakt, waarna ze niet meer is verschenen. [13] [14]
De rechtbank gaat ervan uit dat met ‘haar pooier’ verdachte wordt bedoeld, nu het dossier geen enkel aanknopingspunt geeft, dat het hier om een ander dan verdachte zou gaan en verdachte en [slachtoffer 1] in die periode al een relatie hadden.
Vanaf 8 maart 2012 is het gsm-nummer in gebruik bij [slachtoffer 1] getapt. [15]
Deze getapte telefoongesprekken of delen daarvan zijn in het eindproces-verbaal, in het BOB-dossier en in een nagekomen stuk weergegeven.
De rechtbank zal de integrale vertaling van de telefoongesprekken, zoals opgenomen in het nagekomen stuk (dossier 3), gebruiken voor het bewijs.
Deze tapverslagen houden onder meer het volgende in:
(m.b.t. het onder druk zetten en/of dreigende/agressieve houding)
Tap nr. 825 [16]
Op 18 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met haar moeder.
[slachtoffer 1] vertelt aan moeder dat ze die dag goed heeft verdiend. Moeder vraagt aan [slachtoffer 1]: ‘Weet je waarom je kan verdienen? Dit zou [slachtoffer 2] (
de rechtbank begrijpt uit het dossier dat hier [slachtoffer 2] wordt bedoeld)ook nodig hebben. Want [verdachte] houdt je hier wel kort. Want als je het geld dat hij nodig heeft niet verdient, slaat hij je.’ [slachtoffer 1] zegt vervolgens dat hij haar niet slaat als ze niets verdient, maar schreeuwt.
Tap nr. 715
Op 17 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met haar moeder.
- [slachtoffer 1] zegt dat [slachtoffer 2] niet verdient. [slachtoffer 1] heeft tegen [slachtoffer 2]gezegd dat ze zichzelf beter bij elkaar kan rapen, want [slachtoffer 1] is geen bank. [slachtoffer 1] zegt: ‘En [verdachte] maakt me af. Als ik niet tenminste 200,-- naar [verdachte] naar huis kan sturen, maakt hij me af.’ Moeder zegt dat hij gelijk heeft. Anderen kan ze wel steunen en dan juist voor hem is er niet genoeg. Daar komen dus de problemen van. [17]
- [verdachte] heeft tegen [slachtoffer 1] gezegd, dat zij toch eindelijk moest begrijpen dat hij van haar hield. Waarom [slachtoffer 1] het toch niet snapt. Hij is al drie jaar met haar. Hij spaart nu het geld voor haar voor een huis. Hij heeft nu een woning van 300.000,-- Forint voor haar uitgezocht. Ze had op internet gekeken en in de buurt is er een woning voor 300.000 Forint. Hij zei dat hij die voor haar ging kopen. Dat ze niet altijd gaat zeuren. Hij zal hiermee bewijzen dat hij echt van haar houdt. [18]
(m.b.t. de werkzaamheden controleren, althans de verdiensten)
Tap nr. 82
Op 9 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met verdachte.
Verdachte vraagt of [slachtoffer 1] een beetje werkt. [slachtoffer 1] zegt dat ze alleen kamergeld heeft. Verdachte zegt dat het negen uur is. Het zal nog van start gaan. Hij zegt ‘sprokkel 300 op een of andere manier bij elkaar, mijn baby’. [19]
Tap nr. 681 [20]
Op 17 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met verdachte.
[slachtoffer 1] zegt dat ze beter is dan [slachtoffer 2], want zij heeft helemaal geen plus gemaakt. Verdachte vraagt wat [slachtoffer 1] heeft gemaakt. Ze gelooft € 150,--. Verdachte zegt: ‘Maar wat heb ik je gezegd? Maak maar 300, toch?’. [slachtoffer 1] zegt: ‘Speel toch niet de pooier over mij’. Verdachte zegt: ‘Ik moet een beetje ruzie maken met jou zodat je een beetje houding hebt, want jij bent verluierd’.
Verderop zegt verdachte: ‘Stuur maar dinsdag geld voor mij’. [slachtoffer 1] zegt dat ze geld zal sturen als ze geld heeft. Verdachte zegt hierop: ‘Je zal het hebben. Waarom zou je het niet hebben?’. Verdachte zegt: ‘Ik moet geld aan de advocaat geven, dit, dat, mijn kleine’. [slachtoffer 1] zegt dat ze het op dinsdag zal sturen.
(m.b.t. afdracht inkomsten)
Tap nr. 611 [21]
Op 16 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met [slachtoffer 3] (
de rechtbank begrijpt uit het dossier dat het hier [slachtoffer 3] betreft).
[slachtoffer 1] zegt dat ze helemaal nerveus is omdat haar man hierheen komt. Hij komt alleen maar hierheen om haar haar geld af te nemen en zij blijft hier zonder geld. Zij heeft niet eens haar cabinegeld. [slachtoffer 3] zegt dat hij toch niet hoeft te weten hoeveel zij gisteren heeft gemaakt. [slachtoffer 1] zegt: ‘Het is een schande. Ik heb hem geschreven dat als hij nu naar huis gaat hij mooi naar een vrouw moet zoeken want ik ga niet voor hem werken want naast hem zal ik nooit iets hebben’. [slachtoffer 3] zegt vervolgens: ‘Zie je, daar heb ik het over gehad dat je het hem niet moet vertellen. Ook gisteren heb je 370 gemaakt en heb je 300 gezegd. Had je maar 150 gezegd. Dan had je meteen 150.’ [slachtoffer 3] vraag of hij hierheen komt. [slachtoffer 1] zegt dat hij al is vertrokken. Hij komt niet naar de straat. Ze moet naar buiten. Hij weet hoeveel ze heeft gemaakt. [slachtoffer 3] vraagt waarom ze het hem toch heeft verteld. [slachtoffer 1] zegt omdat ze dacht dat hij niet vandaag naar huis zou gaan.
Tap nr. 829
- [slachtoffer 1] belt op 18 maart 2012 met verdachte.
Verdachte zegt dat [slachtoffer 1] morgen geld naar hem stuurt. [slachtoffer 1] vraagt hoeveel. Verdachte zegt: ‘zo dat het goed zal zijn. Want ik moet nu een beetje aan mijn auto uitgeven, daarom zeg ik, zodat er ook wat over zal blijven.’. [slachtoffer 1] zegt dat ze 300 euro stuurt. Verdachte zegt: ‘Nou iets van 600’. [slachtoffer 1] zegt: ‘maar mijn kleine, je bent met geld naar huis gegaan, wat doe je toch met de gelden?’. Verdachte zegt dat hij het nu nodig heeft voor dit en dat.
[slachtoffer 1] zegt dat hij de gelden altijd uitgeeft. Waar neukt ze dan voor?
Ze vraagt of ze voor de sier neukt. [22]
- Verdachte zegt dat zij hem dat klote geld misgunt.
[slachtoffer 1] zegt dat hij niet zoiets moet zeggen en vraagt schreeuwend wie het hem misgunt.
[slachtoffer 1] zegt: ‘Maar wie misgunt dan het geld, zeg het maar. Denk niet dat ik het helemaal naar jou zal sturen. Morgen zal ik 600 euro naar jou sturen …’.
- even later zegt [slachtoffer 1] dat ze niet belt en stiekem naar het feest gaat. Verdachte zegt dat ze nergens heen gaat nou. [slachtoffer 1] zegt dat hij haar nooit ergens heen laat gaan.
Verdachte zegt dat hij haar laat gaan. [23]
Tap nr. 847 [24]
Op 18 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met [slachtoffer 3].
[slachtoffer 1] zegt dat ze boos is, omdat ze ruzie had met [verdachte].
Hij zegt stuur maar morgen geld. Ik zeg goed, ik stuur 300 euro. Dat is niet genoeg, hij heeft 600 euro nodig. Ik zeg: ‘Wat heb je toch? Je bent naar huis gegaan, je hebt dat veel geld mee naar huis genomen, wat heb je met het geld gedaan, zeg ik, je bent eigenlijk een dag thuis en heb je nu al geen geld?’. [slachtoffer 3] vraagt hoeveel hij mee naar huis heeft genomen. [slachtoffer 1] zegt dat hij een paar duizend euro mee naar huis heeft genomen.
[slachtoffer 1] zegt: ‘Het zou goed zijn als je een beetje terugnam want neuk ik alleen maar voor de grap? Ik zeg, niet alles moet jij hebben…, het zou lekker zijn als ik ook iets had, want ik ben al twee jaar hier en buiten mijn kleren heb ik niets’. Hij zei dat ik hem het geld misgun.
Tap nr. 1030 [25]
Op 20 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met een onbekend gebleven vrouw.
De vrouw heeft de man van [slachtoffer 1] gezien. [slachtoffer 1] weet het, want hij is thuis.
De vrouw zegt dat hij in de stad rijdt met een zwarte BMW.
[slachtoffer 1] zegt dat het een Mercedes is. De flikker heeft hem net gekocht. Hier heeft zij voor gewerkt. [slachtoffer 1] zei dat ze had gezegd dat hij zijn verstand liever daarvoor moet gebruiken, om een woning te kopen voor haar. Hij zei, mijn kleine, ik heb net een huis voor je uitgezocht. [slachtoffer 1] zegt dat ze daar op kan wachten.
Tap nr. 357 [26]
Op 13 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met verdachte.
[slachtoffer 1] zegt: ‘Je houdt niet van mij en je zegt alleen maar daarom tegen mij, ik hou van jou en mijn kleine, zodat ik geen argwaan heb, want zo heb ik ook al argwaan en je wilt niet dat het aan het licht komt dat [naam 1] van jou zwanger is want dan zul je geen geldbron hebben en je kan nu niet nog een meisje voor jezelf gaan zoeken.’
Uit het dossier blijkt dat met de in de tapgesprekken genoemde ‘[verdachte]’ en ‘[verdachte]’ verdachte wordt bedoeld. [27] Tevens heeft er een stemherkenning plaatsgevonden waaruit blijkt dat verdachte de gebruiker is van de nummers [nummer 1] en [nummer 2]. [28]
Uit gegevens van [bank 1] is gebleken dat in de periode van 2 november 2010 tot en met 19 maart 2012 door [slachtoffer 1] vanuit Eindhoven 15 keer geld is overgeboekt naar [verdachte], voor in totaal een bedrag van € 5.729,50, waarvan op 19 maart 2013 een bedrag van € 600,--.
Ook heeft zij in de periode 1 maart 2009 tot 6 april 2012 vanuit Eindhoven zes stortingen gedaan naar[persoon 3], wonende te [woonplaats] voor een totaalbedrag van € 1.904,50. [29] [persoon 3] is de nicht van verdachte en de verzorgster van zijn kinderen. [30]
Er zijn diverse tapgesprekken van [slachtoffer 1] met verdachte of een andere persoon, waaruit de rechtbank concludeert dat sprake is van mensenhandel.
De rechtbank heeft opgemerkt dat er tijdens de gesprekken tussen [slachtoffer 1] en verdachte over en weer liefdesbetuigingen zijn geuit en er regelmatig op een vrolijke/lacherige toon wordt gesproken. Deze liefdesbetuigingen staan – anders dan de raadsman heeft betoogd - een bewezenverklaring niet in de weg. Zij bevestigen, mede gelet op de inhoud van de overige tapgesprekken, de afhankelijke relatie van [slachtoffer 1] met verdachte.
De liefdesbetuigingen en de (soms) vrolijke intonatie van de gesprekken doen niet af aan de inhoud van de hiervoor vermelde tapgesprekken, die tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde leiden.
[slachtoffer 1] was een kwetsbare jonge vrouw uit Hongarije. Zij sprak geen Nederlands en had in Nederland geen sociaal netwerk. Daardoor bevond zij zich in een kwetsbare positie, waarvan verdachte misbruik heeft gemaakt.
In de tenlastelegging zijn de feitelijke handelingen waar de mensenhandel op is gebaseerd omschreven. De rechtbank zal daar hierna op ingaan.
De liefdesrelatie en het vervoer naar de werkplek.
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 1] vanaf 1 september 2009 tot en met maart 2013 een liefdesrelatie met verdachte heeft gehad. Verdachte kwam maandelijks één week tot maximaal 14 dagen naar Nederland. Uit de verklaring van verdachte bij de politie blijkt dat verdachte, wanneer hij in Nederland was, [slachtoffer 1] meermalen naar de prostitutieplek op het[plein] heeft gebracht.
Het onder druk zetten en/of de dreigende/agressieve houding.
De rechtbank heeft hiervoor een aantal tapgesprekken weergegeven.
Uit de gesprekken met de nummers 825 en 715 leidt de rechtbank af dat er sprake was van druk en dreiging door verdachte als [slachtoffer 1] niet genoeg geld met de prostitutiewerk-zaamheden verdiende.
De werkzaamheden controleren, althans de verdiensten.
Verdachte bemoeide zich met de werkzaamheden of de verdiensten van [slachtoffer 1] en drong er bij haar op aan minimaal een bedrag van € 300,-- te verdienen (taps 82, 681 en 727). Verdachte heeft ter terechtzitting erkend met [slachtoffer 1] over haar inkomsten te hebben gesproken.
Het bewegen om 15 uren, althans een groot aantal uren te werken.
[slachtoffer 1] werkte 5 tot 7 dagen per week, waarbij de werkzaamheden aanvingen tussen 11.00 uur en 14.00 uur en tot 02.00 uur werd gewerkt. Uit de diverse tapgesprekken blijkt dat verdachte bepaalde hoeveel geld [slachtoffer 1] moest verdienen. Daarmee bepaalde hij ook de duur van haar werkdag.
Het overnachten op de werkplek.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze op haar werkplek overnachtte.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat overnachten op de werkplek een indicatie is voor mensenhandel. De prostituee heeft dan alleen maar contact met haar klanten en met haar collega’s en is bovendien gemakkelijk te controleren.
Het bewegen initialen op haar lichaam te laten taoeëren.
Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bewogen een tatoeage met zijn initialen te nemen. Verdachte heeft verklaard pas achteraf op de hoogte te zijn gesteld van de tatoeage. Er zijn geen aanwijzingen voor het tegendeel. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Beperken bewegingsvrijheid.
In de gesprekken 715 en 727 ziet de rechtbank aanwijzingen dat [slachtoffer 1] in haar doen en laten wordt beperkt door verdachte, echter is niet vast komen staan dat zij haar werkplek niet mocht verlaten van verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Afdracht inkomsten.
Zowel [slachtoffer 1] als verdachte bevestigen dat er geldbedragen naar verdachte zijn overgemaakt. Uit de gesprekken met de nummers 611, 829, 847, 1030 en 357 blijkt dat [slachtoffer 1] een groot deel van haar verdiensten contant en via overboekingen aan verdachte afdroeg en dat verdachte haar daar ook toe bewoog. Zo zegt [slachtoffer 1] tijdens een gesprek met verdachte, waarbij verdachte wederom om geld vraagt, dat ze al twee jaar hier zit en niets heeft, behalve haar kleren.
[slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat zij aan de auto van verdachte heeft meebetaald en op zijn verzoek op 19 maart 2012 € 600,-- naar hem heeft overgemaakt.
Dat er geld is overgemaakt naar verdachte wordt ook bevestigd door de overboekingen van geldbedragen naar verdachte via [bank 1]. Tevens zijn er geldbedragen overgemaakt naar[persoon 3], zijnde een familielid van verdachte en de verzorgster van zijn kinderen. De rechtbank gaat ervan uit dat de bedragen die zijn verstuurd naar[persoon 3] ook ten goede zijn gekomen aan verdachte, nu er uit het dossier geen andere reden voor de stortingen naar[persoon 3] aannemelijk is geworden.
Zowel verdachte als [slachtoffer 1] hebben verklaard dat de naar verdachte overgemaakte geldbedragen bestemd waren voor de moeder van [slachtoffer 1]. De reden voor de overboekingen naar verdachte zou zijn gelegen in de omstandigheid dat in het dorp waar moeder woont geen kantoor van [bank 1] is.
De rechtbank acht niet aannemelijk geworden dat het overgemaakte geld ten goede is gekomen aan een derde. Uit de tapgesprekken blijkt immers dat [slachtoffer 1] een groot deel van haar inkomsten aan verdachte heeft afgedragen en dat verdachte[slachtoffer 1] om geld vroeg.
Overigens blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 1] in de periode van 22 januari 2010 tot 24 april 2012 via [bank 1] 29 keer rechtstreeks naar haar moeder ([persoon 4]) geld heeft overgemaakt. [31] Blijkbaar was het rechtstreeks overboeken van geldbedragen naar haar moeder via [bank 1] toen geen enkel probleem.
Uit tapgesprek nummer 715 blijkt dat verdachte bij [slachtoffer 1] de indruk heeft gewekt dat hij van het door [slachtoffer 1] verdiende geld een huis voor haar wilde kopen. Dat er daadwerkelijk een huis is gekocht of geld hiervoor is gespaard, is niet gebleken. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat sprake is van misleiding.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door feitelijkheden, door dreiging met feitelijkheden, door misleiding en door het maken van misbruik van een kwetsbare positie [slachtoffer 1] heeft bewogen tot - kort gezegd - het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en zich uit de opbrengst daarvan heeft bevoordeeld.
Ondanks het feit dat [slachtoffer 1] geen aangifte heeft gedaan en zij meerdere keren heeft verklaard zich geen slachtoffer te voelen, vindt de rechtbank voldoende bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van mensenhandel te komen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde; het meenemen van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] met het oogmerk zich in een ander land beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].
De rechtbank is het met de officier van justitie en de verdediging eens dat er ten aanzien van
het meenemen naar een ander land van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], met het oogmerk deze personen ertoe te brengen werkzaam te zijn in de prostitutie, geen wettig en overtuigend bewijs is. De rechtbank zal verdachte dan ook ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van [slachtoffer 2].

Tap nr. 201

Op 11 maart 2012 belt [slachtoffer 1] met [slachtoffer 2]. [slachtoffer 1] verheugt zich dat [slachtoffer 2] hier komt. Zij zegt dat [verdachte] en [persoon 5] hen tweeën op het vliegveld ophalen. [verdachte] brengt haar hierheen.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij als prostituee werkzaam was op het[plein] te
Eindhoven. [33]
Op 12 maart 2012 wordt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op Airport Eindhoven een observatie uitgevoerd op de passagiersstromen van vlucht W6 2273 vanuit Boedapest (Hongarije). Zij controleerden [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1], die kort daarvoor met de vlucht uit Boedapest waren gearriveerd. [34]
Uit de vluchtgegevens blijkt dat op de vlucht Boedapest-Eindhoven op 12 maart 2012 vertrektijd 15.35 uur en aankomsttijd 17.40 uur [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] als passagiers staan geregistreerd
. [35]
Op 12 maart 2012 voerden verbalisanten observaties uit. Zij zagen omstreeks 17.37 uur een personenauto merk Mercedes, kenteken [kenteken 1], geparkeerd ter hoogte van Eindhoven Airport. Twee mannen waren in de auto aanwezig. Een man, met een koffer, en een vrouw verlieten omstreeks 17.45 uur de aankomsthal. De auto reed omstreeks 17.50 uur in de richting van de Airport en stopte bij de man en vrouw. De man en de vrouw stapten in de Mercedes. Hiervan zijn foto’s gemaakt. [36]
De auto met voornoemd kenteken staat op naam van [eigenaar] (eigenaar) en [verdachte] (bezitter). [37]
Op beelden van het[plein] te Eindhoven is te zien dat op 12 maart 2012 omstreeks 18.08 uur een vrouw met een koffer het[plein] op loopt. Ze leek erg op de vrouw die door het observatieteam was gefotografeerd, zijnde [slachtoffer 2]. Ze wordt begroet door een vrouw. [38]
Verdachte heeft op 12 april 2012 bij de politie verklaard dat hij[slachtoffer 2] vanaf
Eindhoven Airport heeft opgehaald. Daarbij waren [medeverdachte 1] en zijn neef [persoon 5]. [39]
[slachtoffer 2] heeft op 23 maart 2012 bij de politie verklaard dat zij met [medeverdachte 1] hier naartoe is gereisd. [40] Zij woont op het[plein] 10 en werkt daar als prostituee. [41]
[medeverdachte 1] heeft op 3 september 2012 bij de politie verklaard dat [slachtoffer 2] geld wilde verdienen. Hij is met haar naar Nederland gegaan om werk te zoeken. Hij heeft de tickets voor [slachtoffer 2] en hem betaald. In Nederland heeft [slachtoffer 2] in de prostitutie gewerkt. [42]
Het meenemen van een persoon naar een ander land voor prostitutie is strafbaar, ook al stemt die persoon ermee in. Uit het hiervoor vermelde tapgesprek blijkt dat het tevoren vaststond dat verdachte en [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] zouden ophalen op het vliegveld in Eindhoven, met de bedoeling dat [slachtoffer 2] als prostituee op het[plein] zou gaan werken. Verdachte en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer 2] en [medeverdachte 1] op het vliegveld opgehaald. Na aankomst is [slachtoffer 2] meteen naar het[plein] gebracht, alwaar zij in de prostitutie is gaan werken.
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het meenemen naar Nederland van [slachtoffer 2], met het oogmerk haar ertoe te brengen werkzaam te zijn in de prostitutie, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Daarmee heeft verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan het misdrijf van mensenhandel.
Ten aanzien van feit 2 voorts.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van de door haar verrichte seksuele handelingen met derden in de periode van 1 september 2009 tot en met 26 maart 2012. [slachtoffer 1] heeft (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan verdachte afgestaan.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat [slachtoffer 1] 5 tot 7 dagen per week in de prostitutie werkte. Buiten haar kamerhuur verdiende ze zo’n € 50,-- tot € 80,-- per dag en als het echt goed liep € 300,-- tot € 400,-- per dag.
Uit gegevens van de Belastingdienst is op 13 augustus 2012 gebleken dat [slachtoffer 1] in 2009 84 dagen heeft gewerkt op het[plein], in 2010 218 dagen en in 2011 214 dagen. Van 2012 waren nog geen gegevens bekend.
Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de door verdachte verkregen geldbedragen in het geheel niet door verdachte zijn uitgegeven. Uit de bewijsmiddelen, met name de tapgesprekken, blijkt dat het verkregen geld door verdachte in ieder geval deels is uitgegeven en dus in het economisch verkeer is gebracht.
Zo blijkt uit tap nummer 681 dat verdachte geld van [slachtoffer 1] nodig heeft voor het betalen van een advocaat. In tap nummer 1030 zegt [slachtoffer 1] dat zij voor de Mercedes van verdachte heeft gewerkt. Deze Mercedes had verdachte kort daarvoor gekocht.
Een soortgelijke Mercedes S400 CDI, bouwjaar 2004 vertegenwoordigt in Nederland, afhankelijk van de kilometerstand, een verkoopwaarde tussen € 9.999,00 en € 17.950,--. [43]
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij gelooft dat de overboeking van
€ 600,-- op 19 maart 2012 in verband met pech aan zijn auto was.
Verder blijkt uit de verklaring van verdachte dat hij maandelijks een periode van één week tot maximaal 14 dagen in Nederland in een hotel of een bungalowpark verbleef.
Tijdens dit verblijf in Nederland heeft verdachte meerdere malen weed gebruikt. [44]
Dit alles brengt uitgaven met zich mee.
Op grond van het hiervoor overwogene is naar het oordeel van de rechtbank sprake van ‘verhullen’ van de criminele herkomst van de gelden en heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 01 september 2009 tot en met 26 maart 2012 te Eindhoven,
[slachtoffer 1] door feitelijkheden, door dreiging met feitelijkheden, door misleiding en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, te weten het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling
en
[slachtoffer 1] door feitelijkheden, door dreiging met feitelijkheden, door misleiding en door misbruik van een kwetsbare positie heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van [slachtoffer 1] met een derde,
Immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode:
  • een liefdesrelatie aangegaan/onderhouden met voornoemde [slachtoffer 1] en
  • voornoemde [slachtoffer 1] meermalen naar een prostitutieplek vervoerd en
  • die [slachtoffer 1] onder druk gezet en/of dreigende/agressieve taal jegens die [slachtoffer 1]
geuit en
- de werkzaamheden van die [slachtoffer 1] gecontroleerd, althans haar
verdiensten uit haar prostitutiewerkzaamheden gecontroleerd en
- die [slachtoffer 1] bewogen om 15 uur per dag, althans een groot aantal uren
per dag, prostitutiewerkzaamheden te verrichten en
- die [slachtoffer 1] bewogen om op haar (prostitutie)werkplek te overnachten
en
- die [slachtoffer 1] bewogen (een groot deel van) haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, af te staan;
en
op 12 maart 2012 in Europa, tezamen en in vereniging met anderen,
[slachtoffer 2] heeft medegenomen met het oogmerk die [slachtoffer 2] in een ander land, te weten Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met een derde tegen betaling.
hij op tijdstippen in de periode van 01 september 2009 tot en met 26 maart 2012, in Nederland en/of Hongarije, telkens voorwerpen, te weten (contant) geld zijnde de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1], heeft verworven, voorhanden heeft gehad en omgezet, terwijl hij telkens wist, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
- een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek van voorarrest.
Bij het bepalen van haar eis heeft de officier van justitie de ‘Richtlijn voor strafvordering mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting’ van het college van procureurs-generaal, inwerkingtreding 1 september 2010, als uitgangspunt genomen. De officier van justitie heeft aangegeven geen extra straf te eisen in verband met het meenemen van [slachtoffer 2] naar Nederland en het witwassen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat bij een bewezenverklaring een substantieel kortere periode bewezen kan worden verklaard dan is ten laste gelegd. Als straf kanvolstaan worden met de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Voor wat betreft de periode van het plegen van de feiten houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte tijdens de bewezen verklaarde periode een half jaar gedetineerd heeft gezeten. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte gedurende deze detentieperiode is doorgegaan met het plegen van de strafbare feiten. Voor de strafmaat gaat de rechtbank dan ook uit van een pleegperiode van twee jaren.
Het slachtoffer [slachtoffer 1] betreft een Hongaarse Roma vrouw. Een vrouw die weinig opleiding heeft genoten en uit een minder welvarende thuissituatie in Hongarije komt. Zij bevond zich in Eindhoven, waar zij zich moeilijk verstaanbaar kon maken en geen sociaal netwerk had. Daardoor bevond zij zich in een kwetsbare positie.
Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van deze jonge vrouw door haar gedurende een lange periode te bewegen tot prostitutie en gedurende deze periode voordeel te trekken uit de inkomsten van haar werkzaamheden. Verdachte is een liefdesrelatie met het slachtoffer aangegaan en heeft haar zodanig onder druk gezet en beïnvloed dat zij prostitutiewerkzaamheden is blijven verrichten. Daarbij heeft zij in die periode vele dagen gewerkt en een groot aantal uren per dag gewerkt, waarbij zelfs sprake was van 15 uren per dag. Verdachte heeft het slachtoffer uitgebuit. Verdachte heeft daarbij gehandeld uit puur winstbejag en heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen voor de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Verdachte heeft binnen familieverband een ander meisje binnen Nederland gebracht met de bedoeling haar prostitutiewerkzaamheden te laten verrichten.
Op geen enkel moment heeft verdachte getoond dat hij inzicht heeft in de laakbaarheid van zijn handelen.
Verdachte heeft zich daarnaast gedurende langere tijd schuldig gemaakt aan witwassen. Het geld dat het slachtoffer heeft verdiend, ging grotendeels naar de verdachte. Verdachte was maandelijks minimaal een week in Nederland zonder in Nederland te werken, gebruikte weed en reed in een relatief kostbare auto. Witwassen leidt tot ontwrichting van het economische en financiële verkeer, omdat daarbij de criminele herkomst van gelden wordt verhuld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend en geboden is.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Op het door de verdediging gedane verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis heeft de rechtbank al op de terechtzitting van 20 juni 2013 beslist.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, 273f, 420bis.

DE UITSPRAAK

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1:
Mensenhandel
en
Mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
T.a.v. feit 2:
Witwassen, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
T.a.v. feit 1, feit 2:
Gevangenisstrafvoor de duur van
42 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N.M. Spelt, voorzitter,
mr. E.C.P.M. Valckx en mr. S. van Lokven, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 4 juli 2013.

Voetnoten

1.Verklaring [slachtoffer 1] d.d. 24 maart 2012, dossier 1 pag. 222-227
2.Verklaring [slachtoffer 1] d.d. 18 april 2012, dossier 1 pag. 242
3.Verklaring [slachtoffer 1] d.d. 3 april 2012, dossier 1 pag. 228-231
4.Verklaring [slachtoffer 1] d.d. 18 april 2012, dossier 1 pag. 240-243
5.Verklaring [slachtoffer 1] d.d. 13 juni 2013, dossier 5 pag. 5
6.Bevindingen verbalisanten, dossier 1 pag. 249
7.Verklaring [persoon 1], dossier 1 pag. 644
8.Verklaring [persoon 2], dossier 1 pag. 668
9.Verklaring verdachte d.d. 11 april 2012, dossier 1 pag. 715-716
10.Verklaring verdachte d.d. 12 april 2012, dossier 1 pag. 719-721
11.Verklaring verdachte ter terechtzitting
12.Bevindingen verbalisant, dossier 1 pag. 296
13.Bevindingen verbalisant, dossier 1 pag. 253
14.Mailbericht afkomst van [persoon 6], dossier 1 pag. 254
15.Bevindingen verbalisant, dossier 1 pag. 387
16.Tapverslag, dossier 3 pag. 105, dossier 2 pag. 462
17.Tapverslag, dossier 3 pag. 82, dossier 2 pag. 408-409
18.Tapverslag, dossier 3 pag. 88, dossier 2 pag. 408-409
19.Tapverslag, dossier 3 pag. 82, dossier 2 pag. 115-116
20.Tapverslag, dossier 3 pag. 77-79, dossier 2 pag. 391
21.Tapverslag, dossier 3 pag. 76, dossier 2 pag. 360
22.Tapverslag, dossier 3 pag. 108, dossier 2 pag. 466
23.Tapverslag, dossier 3 pag. 110, dossier 2 pag. 466
24.Tapverslag, dossier 3 pag. 111-112, dossier 2 pag. 476
25.Tapverslag, dossier 3 pag. 124-126, dossier 2 pag. 565
26.Tapverslag, dossier 3 pag. 40, dossier 2 pag. 242
27.Verklaring [slachtoffer 1], dossier 1 pag. 229
28.Bevindingen verbalisanten, dossier 1 pag. 930
29.Bevindingen verbalisant, dossier 1 pag. 42-43
30.Verklaring verdachte ter terechtzitting
31.Bevindingen verbalisant, dossier 1 pag. 43
32.Tapverslag, dossier 3 pag. 19-20, dossier 2 pag. 170
33.Verklaring [slachtoffer 1], dossier 1, pag. 225
34.Bevindingen verbalisanten, dossier 1 pag. 954-955
35.Bevindingen verbalisant, dossier 1 pag. 1030
36.Bevindingen verbalisanten, dossier 1. pag. 957-958
37.Kentekengegevens, dossier 1 pag. 962
38.Bevindingen verbalisant, dossier 1 pag. 122-123
39.Verklaring [verdachte], dossier 1 pag. 980
40.Verklaring [slachtoffer 2], dossier 1 pag. 916
41.Verklaring [slachtoffer 2], dossier 1 pag. 913
42.Verklaring [medeverdachte 1] d.d. 13 september 2012 te 13.03 uur , dossier 4, pag. 4-8
43.Bevindingen verbalisant, dossier 1 pag. 35
44.Verklaring verdachte ter terechtzitting